22–
Wat ik hier ga bespreken is een artikel op de website van Ad Broere, getiteld “Hypotheken en fractioneel bankieren”. (Het artikel is voor zover ik zien kan ongedateerd, maar werd door de auteur op 30 mei 2013 aangekondigd op Twitter.)
Het eerste deel gaat over securitisatie. Wel een interessant onderwerp, en misschien ga ik er later op in, maar niet nu. (Hier kwam securitisatie wel al kort op mijn site aan de orde, maar zonder verband met wat Ad Broere schreef.)
Ik kijk dus naar het tweede deel van Ad Broeres artikel, zijn antwoord op de “Vraag: Banken scheppen geld uit het niets, is dat hetzelfde als fractioneel bankieren?”
Ad Broere schreef:
“Toen ik zelf bij de bank werkte dacht ik dat banken spaargeld aannemen van klanten en dat op een verantwoorde manier uitlenen. Later kwam ik tot de conclusie dat dit verhaal niet klopt en dat banken aan fractioneel bankieren doen, dus er wordt een klein percentage in reserve in de kas gehouden van het spaargeld en op basis daarvan wordt er geld-door-schuld gecreëerd, van 10 tot 30 keer het bedrag dat in reserve wordt gehouden.”
Letterlijk is het allemaal wel waar wat hier staat – behalve dat in plaats van “10 tot 30 keer” in de eurozone tegenwoordig theoretisch al een factor 100 geldt.
Alleen zijn er wat stappen overgeslagen en wordt de lezer niet duidelijk gemaakt wat er werkelijk gebeurt. Daarom vind ik deze voorstelling van zaken misleidend. Er wordt een ander sentiment overgebracht dan uit de complete feiten naar voren zou komen.
Waarschijnlijk staat het in het boek “Geld komt uit het niets” allemaal uitgebreider, duidelijker en eerlijker uitgelegd. Ik heb het boek (nog) niet gelezen dus daar kan ik niet over oordelen.
Ik ga uitleggen waarom ik deze tekst misleidend vind. Daarvoor zoom ik in op een stukje van wat ik hierboven al citeerde:
“[...] banken [...] spaargeld [...] uitlenen[...] [...] verhaal niet klopt [...] er wordt een klein percentage in reserve in de kas gehouden van het spaargeld en op basis daarvan wordt er geld-door-schuld gecreëerd, [...]”
Misschien interpreteer ik het verkeerd, maar ik lees hier suggesties in die m.i. niet kloppen met de werkelijkheid. Het lijkt alsof niet het spaargeld uitgeleend wordt, maar geld dat de bank creëert. Geld dat de bank moedwillig creëert met de bedoeling het uit te lenen.
In werkelijkheid leent een bank wel degelijk spaargeld uit, maar daardoor treedt geldschepping op. Dat klinkt paradoxaal, maar het klopt echt. Het blijkt uit het eenvoudige voorbeeld in mijn eerste artikel, en het hangt samen met de monetaire definitie van geld als ruilmiddel, zoals gebruikt bij het bepalen van de geldhoeveelheden. Meer daarover staat in mijn artikel nr. 16.
Ook is geldcreatie (geldschepping) niet een bewuste, opzettelijke handeling van de banken. Ze doen het niet expres omdat ze het zo graag zouden willen. Er is ook geen motief, want door geldschepping krijgt een bank (hoe vreemd het misschien ook moge klinken) NIET meer geld! Nauwkeuriger gezegd: niet meer waarde, niet meer activa, niet meer assets.
Door geldschepping kan een bank wel meer uitlenen, dus meer rente ontvangen. Maar de vraag is, of dat wel zo erg is. Want ik denk dat als we geldschepping door banken zouden inperken, de banken uiteindelijk toch even veel rente zouden ontvangen. Dat heb ik hier uitgelegd.
Ik zoom weer in op een ander stukje citaat van Ad Broere:
“[...] wordt er geld-door-schuld gecreëerd, van 10 tot 30 keer het bedrag dat in reserve wordt gehouden.”
Dat is waar. Een groot deel van het ingelegde spaargeld en ander geld (ook dat op betaalrekeningen en rekeningen-courant van bedrijven) mag uitgeleend worden, slechts heel weinig moet (opgelegd door de centrale bank) in reserve blijven.
Omdat alle deelnemers aan de economie sterk met elkaar verbonden zijn, en de meeste mensen en bedrijven liever geen grote bedragen aan contant geld bij zich houden, komt het uitgeleende geld meestal snel weer bij banken terecht als (spaar)geld. Een groot deel hiervan mogen de banken opnieuw uitlenen. Ook dat keert terug, dat proces blijft zich herhalen, en uiteindelijk bestaat inderdaad een heel groot deel van het geld uit ooit door geldcreatie ontstaan, giraal geld.
Ik beschreef het met een rekenvoorbeeld in dit artikel. Belangrijk is erop te wijzen dat dit effect, ik noemde het een opblaaseffect, niet iets is wat de banken opzettelijk zitten te doen (‘lekker veel geld scheppen om lekker rijk te worden’), maar dat het vanzelf en onvermijdelijk optreedt, als bijeffect van het netjes uitlenen van echt ingelegd (en dus niet opzettelijk geschapen) (spaar)geld.
Ik kom nog even terug op de vraag die Ad Broere in zijn artikel gebruikte als inleiding voor zijn antwoord:
“Vraag: Banken scheppen geld uit het niets, is dat hetzelfde als fractioneel bankieren?”
Hij beantwoordt die vraag niet volmondig met ‘ja’, maar misschien ontstaat bij de lezer toch de indruk dat hij ‘ja’ bedoelt. Hoe dan ook, mijn antwoord is: nee, dat is niet hetzelfde.
De oorzaak van het optreden van geldcreatie is niet fractional banking, maar kredietverlening. In mijn eerste artikel is de geldschepping meteen al aantoonbaar, nog helemaal los van de vraag hoeveel van het (in mijn eenvoudige voorbeeld contant ingelegde) geld weer wordt uitgeleend en hoeveel de bank in reserve houdt.
Dit is heel eenvoudig te verklaren: de inlegger verkrijgt een vordering op de bank, dat is geld, en de lener verkrijgt een leenbedrag, dat is ook geld. Twee keer geld is meer geld, dus geldschepping.
Het fractionele aspect, het moeten achterhouden van een deel van het ingelegde geld, remt de geldschepping af, maar veroorzaakt die niet. In artikel 6 liet ik zien dat bij full reserve banking in principe ook geldschepping optreedt (afhankelijk van fijne details in de definitie van de diverse geldhoeveelheden).
Zo’n systeem heeft echter zeer ingrijpende nadelen, en in de praktijk geen significante voordelen, zoals bleek in artikel 7.
Een opmerking over de titel van het boek van Ad Broere, “Geld komt uit het niets”. Die titel vind ik misleidend (weliswaar, als gezegd, zonder het boek gelezen te hebben).
Mijn eerste artikel heeft de bijna gelijkluidende titel ‘Geld uit het niets?’ en dat vraagteken staat daar niet voor niets. Mijn antwoord is namelijk: ja en nee. Het is een paradox. Door een bank uitgeleend geld komt echt uit ingelegd geld, en toch vindt geldschepping plaats. Moeilijk te begrijpen, maar echt waar.
Nu lees ik verder in Ad Broeres artikel:
“Sinds kort ben ik er dankzij Positive Money UK achter dat de werkelijkheid nog grimmiger is dan die van het fractioneel bankieren. Als jij bij de bank komt en je sluit een leningcontract met die bank, dan wordt op de bankbalans debet de waarde van het contract geboekt en credit een fictief deposito van hetzelfde bedrag door de bank, dus een IOU van de bank aan jou. Dit gegoochel is dus echt 100% geldscheppen uit het niets!!”
Dat is inderdaad de werkelijkheid. Net als eerder vertelt Ad Broere de feiten wel zoals ze zijn. Maar waar eerder stappen ontbraken, ontbreken nu achtergronden en uitleg. Ik geef die op mijn site wel. Daardoor vind ik de beschrijving van Ad Broere ook weer misleidend, of in elk geval kunnen mensen er gemakkelijk dingen uit opmaken die niet kloppen.
Ik vind de beschreven werkelijkheid niet grimmig. Toch schrok ook ik toen ik de soortgelijke ontdekking deed. Dat beschreef ik in mijn tiende artikel.
Ik ga weer inzoomen op details en reageer daarop:
“[...] dan wordt op de bankbalans debet de waarde van het contract geboekt / ”
Inderdaad. Dat moet ook, dat is de vordering die de bank heeft op de lener, die volgens afspraken het bedrag ooit (achteraf, in gelijke termijnen, in annuïteiten, o.i.d.) zal moeten terugbetalen.
“ / en credit een fictief deposito van hetzelfde bedrag door de bank, dus een IOU van de bank aan jou.”
Klopt, behalve dat er niets fictiefs aan is. De bank stelt met deze creditboeking het geleende bedrag daadwerkelijk beschikbaar aan de lener. Die kan er naar believen over beschikken, en de bank moet dan aan die wensen voldoen. Bijvoorbeeld: de lener zou in theorie het bedrag in bankbiljetten kunnen opnemen, en de bank moet dan maar zien dat ze die biljetten ergens vandaan haalt. Of de lener kan met het bedrag een huis kopen, waartoe het geld moet worden overgeboekt maar de rekening van een notaris (meestal gebeurt dat vooraf al, technisch detail). De derdenrekening van de notaris loopt misschien wel bij een andere bank, dan gaat dat geld dus echt weg van de lenende bank naar de ontvangende bank.
Ik scheef er al eerder over: artikel 11.
Dat het hier niet om een “fictief deposito” gaat, blijkt ook uit het volgende: geld (anders dan in de vorm van munten) is per definitie vordering van het publiek op banken. Dat is precies wat dit is, zoals Ad Broere terecht zegt, een IOU (I owe you, schuldbekentenis) van de bank aan jou (namelijk de lener). Wat de bank aan de lener verschuldigd is, dat is omgekeerd wat de lener te vorderen heeft. Dat is dus, letterlijk en per definitie: echt geld.
Betalen, bijvoorbeeld door in een winkel te pinnen, doen we tegenwoordig door een deel van ons tegoed bij de bank, dus de vordering op die bank, over te (laten) dragen aan een andere rekeninghouder, bij dezelfde of een andere bank. Dan heeft die ander een grotere vordering op zijn bank, dus meer geld. Want geld is vordering. Daar is echt niets fictiefs aan, want je kunt er dingen mee kopen.
“Dit gegoochel is dus echt 100% geldscheppen uit het niets!!”
Het is geen gegoochel. Dat het geldschepping inhoudt, komt doordat alleen de creditkant meetelt als geld, de debetkant niet. Kwestie van afspraken, van definities. Geen willekeurige, toevallige afspraken, maar logisch samenhangende, waarmee centrale banken statistieken kunnen bijhouden en sturend optreden wat betreft de geldhoeveelheid, ter bevordering van de waardestabiliteit van het geld.
Dat de bank hier twee aparte rekeningen voor gebruikt, één debet en één credit, is ook logisch, en boekhoudkundig kan en mag het niet anders dan zo: de condities en looptijden zijn namelijk zeer verschillend.
De lening links is langlopend en moet/mag in termijnen afgelost worden. Het beschikbaar gestelde leningbedrag rechts is niet aan termijnen gebonden en de rekeninghouder kan er naar believen meteen over beschikken.
Als die rekeningen, boekhoudkundig onjuist, werden gecombineerd, zou dat initieel een nulsaldo opleveren: de overeenkomsten zijn getekend, de lener erkent de schuld en de bank stelt het geld beschikbaar, maar er is nog niets mee betaald. Zodra er wel iets mee betaald wordt, blijkt duidelijk dat de lening iets anders is dan het leningbedrag en dat er twee aparte rekeningen in de bankboekhouding nodig zijn.
Ik schreef er (in het Engels) hier en hier ook al over. Hier ook in het Nederlands.
Bij zo’n gelijktijdige boeking debet en credit door de bank is inderdaad niet goed te zien waar het geld voor de lening vandaan komt. Het lijkt toch echt niet uit spaargeld te komen. Dat vond ik – als gezegd – eerst ook alarmerend in de aanloop voor mijn artikel 10.
Later, ook uitgewerkt in artikel 11, vond ik de oplossing van dat raadsel. Het is het duidelijkst als je je voorstelt dat de lener met het geleende geld meteen iets koopt, zeg een auto, en betaalt door overmaking naar de vorige eigenaar, die toevallig ook bij dezelfde bank bankiert. Die laat het op z’n betaalrekening staan of schuift het naar een spaarrekening.
Je ziet dan dat dat geld (jawel, van een spaarder, of in elk geval inlegger) in feite de dekking van de lening is. Dat dat geld eerder op de betaalrekening van de lener zelf stond, maakt voor de bank als geheel niks uit: er een lening (debet), en daar staat inleg (credit) tegenover. Vandaar mijn titels “Zelf-financiering” en “Girale financiering”: de lener verstrekt initieel zijn eigen, nog niet bestede lening. Na besteding neemt een andere rekeninghouder (bij dezelfde of een andere bank) dat over. Het eindresultaat van artikel 2 is gelijk aan dat van artikel 10.
Volgende stuk citaat:
“Er wordt op dat moment zelfs niet gekeken of er wel voldoende reserve is. Banken kunnen dus tot in het oneindige doorgaan met geldscheppen door schuld. De enige grens die er is, is hun eigen perceptie van risico.”
Klopt niet. De ECB controleert wel degelijk of de banken zich houden aan de (weliswaar zeer lage) reserve-eis van 1%. (De details zijn ingewikkelder, zoals blijkt uit eerdergenoemde info van de ECB.) Alleen hebben banken de laatste jaren meestal een stuk meer kasreserves dan vereist, zodat dit nooit de begrenzende factor is.
De banken kunnen niet “tot in het oneindige doorgaan met geldscheppen door schuld”, want er zitten maar liefst vier verschillende remmen op: de genoemde kasreserve-eis, het contante geld dat het publiek verkiest vast te houden, de kapitaaleis (die Ad Broere zelf in het eerste deel van zijn artikel goed en gedetailleerd besprak), en inderdaad de risico-afweging die de bank maakt.
“Als de markt 'slecht' is dan wordt er geen of mondjesmaat krediet verleend en als de markt 'goed' is dan wordt de kredietkraan opengezet. Dus werkelijk 'Je krijgt een paraplu van de bank zolang je hem niet nodig hebt en hij wordt je afgenomen zodra het begint te regenen.' ”
Tja, maar wat willen we dan? De kredietcrisis begon doordat risico’s van activa (vooral hypotheekpakketten) verkeerd waren ingeschat. Er was herwaardering nodig, dat deed het eigen vermogen verschrompelen, wat de stabiliteit in gevaar bracht.
Daarna werden banken begrijpelijkerwijs voorzichtiger. Dat betekent dat ze minder geneigd zijn relatief risicovolle leningen te verstrekking. Dat is niet stimulerend voor de economie, maar wel veiliger.
Een ander boek van Ad Broere draagt de titel “Ending the global casino?”, zie ik op zijn site. Dus hij wil dat banken voorzichtiger worden. Maar ze moeten wel meer krediet verlenen in economisch slechtere tijden? Bedrijfs- en consumentenkredieten brengen risico met zich mee. Dus hier zit een tegenstelling.
Inconsequent en onredelijk vind ik dat. Banken kunnen het bij zo’n denkwijze (zoals ik die meen waar te nemen dan, misschien zie ik het verkeerd) hoe dan ook toch nooit goed doen.
Ad Broere schreef ook:
“Twee conclusies: De eerste is dat banken slechts opereren voor hun eigen winstgevendheid en nooit het maatschappelijk belang zullen dienen door de economie te stimuleren waar dat nodig is / ”
Kapitalisme ofwel markteconomie houdt ruw gezegd in: ieder voor zich, maar de bedoeling is dat dat leidt tot een macro-economie waarin iedereen het relatief goed heeft. Werkt misschien niet altijd en overal maar vaak wel. Veel van de naoorlogse welvaart in althans een deel van de wereld hebben we volgens mij daaraan te danken.
Het is niet de bedoeling dat bedrijven, waaronder banken, zich gaan gedragen als liefdadigheidsinstelling. Daar schiet niemand iets mee op, omdat het altijd ten koste gaat van winst en dus uiteindelijk eigen vermogen en stabiliteit.
Maar dat is een veel breder onderwerp dan waar ik me in deze artikelenserie toe wilde beperken.
“ / en dat banken geld vragen voor geld dat van niemand is, omdat het uit het niets wordt gecreëerd.”
Dit vind ik echt een volkomen verkeerde voorstelling van zaken, zoals hierboven uitgebreid beargumenteerd.
“Het verdienmodel van banken klopt dus niet. Want hoe kan de bank geld vragen voor iets waarover ze claimen de beschikking te hebben, maar dat in werkelijkheid door een boekhoudkundige truc tevoorschijn is getoverd?”
Het is geen truc, er wordt niet getoverd. Het is: gelddefinitie plus deugdelijk boekhouden, dat laatste volgens principes van ruim 500 jaar oud (Luca Pacioli). Uit die twee elementen rolt automatisch geldschepping, of een bank of wie dan ook dat nou leuk vindt of niet.
Geldschepping lijkt alleen voor mensen die het verschijnsel niet goed begrijpen, een truc te zijn. Dat valt ze niet kwalijk te nemen, want het is ook best lastig te bevatten. Ik snapte het eerst ook niet, maar geleidelijk aan steeds meer wel en dat begrip deel ik met wie het maar horen wil.
“Het wordt is dus de hoogste tijd voor een grondige hervorming van het geldsysteem.”
Niet mee eens. Ik zie ook wel problemen met banken, de economie, de overheidsfinanciën. Maar de oorzaak zit niet bij geldschepping en niet bij rente. Ik schreef er al eerder over.
Als we problemen willen oplossen, moeten we eerst de werkelijke oorzaken onderkennen, en niet zomaar wat dingen gaan veranderen die er niks mee te maken hebben. Want daar wordt de situatie niet beter van, eerder slechter.
Copyright © 2013 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.