11–13 en
A. en L. uit A. Ze vonden dat de bank hun huis gefinancierd heeft met niet-bestaand geld en ze maakten bezwaar tegen securitisatie. Daarom betaalden ze maandenlang hun hypotheeklasten niet meer.
Wat ik vanaf het begin zag aankomen, gebeurde uiteindelijk: ze werden uit hun huis gezet. Terecht, vind ik. Het is gewoon hun eigen schuld. Ik heb ze tijdig gewaarschuwd, maar ze wilden niet luisteren.
Op 19 mei jongstleden publiceerden A. en L. een Chronologisch overzicht met in de bestandsnaam de ondertitel “En zo werken ze…”. Daarin zijn “ze” banken, makelaars en opkopers.
In het chronologisch overzicht ontbreekt een belangrijk punt. Vanaf eind juli 2012 (mogelijk al eerder) ben ik ze namelijk gaan waarschuwen. Ik vond het tragisch en zielig dat ze vanwege een misverstand, een misverstand dat begrijpelijk is en gemakkelijk kan ontstaan, zichzelf in moeilijkheden gingen brengen terwijl dat helemaal niet nodig was. En veel erger nog: dat ze ook hun twee kinderen in moeilijkheden gingen brengen, namelijk door ze uiteindelijk dakloos te maken. Kinderen die er niks aan kunnen doen dat hun ouders verkeerd bezig zijn.
Zeker in mei 2007 (mogelijk ook eerder) was ik al bekend met op internet rondcirkelende theorieën, dat banken niet-bestaand geld verzinnen en dat tegen rente uitlenen, alleen maar om zichzelf te verrijken, ten koste van het volk.
Al snel was het me duidelijk dat deze voorstelling van zaken niet klopt. Het zit anders in elkaar. In de jaren erna probeerde ik dat diverse keren in discussies op internet aan mensen uit te leggen, maar zonder succes. Ze wilden het gewoon niet horen, ze wilden per se vasthouden aan hun geloof in schurkenbankiers (‘banksters’) die niet-bestaand geld verzinnen om de mensen te bedriegen.
Achteraf bezien begreep ik de materie toen nog lang niet ten volle. Dat kwam pas geleidelijk, toen ik vanaf 23 juni 2012 eindelijk mijn lang gekoesterde voornemen ging uitvoeren, om wat ik ervan begreep op mijn eigen website zo helder mogelijk uit te gaan leggen aan wie het maar lezen wil.
Schrijven is leren. Zelfs de afgelopen dagen nog zijn me weer dingen duidelijker geworden dan eerst, doordat ik de misverstanden van anderen onderkende en onder woorden bracht.
Mijn motivatie en de aanleiding om eind juni 2012 te gaan doen wat ik al veel eerder had moeten doen, was precies dat verhaal van A. en L. Ik wilde het niet op mijn geweten hebben dat zij en hun kinderen buiten hun schuld in grote moeilijkheden zouden komen, alleen omdat niemand ze uitgelegd had waarom hun misverstand een misverstand was. En omdat ik dat niet gedaan had, terwijl ik het wel kon, omdat ik toen al de essentie snapte (maar achteraf gezien lang niet alle details) van hoe geldschepping door banken in elkaar steekt en waarom er niks verkeerd aan is.
Ik gooide de planning om, heroverwoog prioriteiten. Ik zocht wat er aan andere weerleggingen al was (niet genoeg) en las meer over het onderwerp om het nog beter te leren begrijpen.
Toen begon ik te schrijven, eerst in het Engels, onderweg vertalend naar het Nederlands (dat is een stuk makkelijker dan andersom). Eind oktober 2012 had ik 19 artikelen klaar in twee talen.
In de tussentijd probeerde ik A. al door reacties bij aankondigingen te wijzen op wat ik van plan was en wat ik al had. Via Linkedin en later e-mail deed ik dat ook rechtstreeks. Zie ook deze reactie van “Lichtje”, dat was naar eigen zeggen A., de schrijver van de “Brief naar de bank”.
Maar A. en L. wilden niet luisteren. Ze bleven volharden in hun foute ideeën, met uiteindelijk het verwachte gevolg: hun huis is onder de prijs verkocht, ze moesten het verlaten en zijn nu afhankelijk van vrienden voor een dak boven hun hoofd. Waarschijnlijk zitten ze ook nog met een forse restschuld, hoewel ik ze daar zelf niet over gehoord heb.
Het was allemaal niet nodig geweest, maar het is hun eigen schuld. Ik beschouw hun problemen als 100% het gevolg van hun eigen eigenwijsheid, hun onwil om iets van anderen aan te nemen. Dat ze in hun chronologisch overzicht wederom de schuld bij allerlei anderen proberen te leggen, doet daar niets aan af.
Interessant is dat het juist A. was, die mij wees op het document Modern Money Mechanics.
Ik had in 2012 als gezegd wel nadere research gedaan voor mijn artikelserie, vooral via de Engelse en Duitse Wikipedia, en door relevante delen van het cursusmateriaal van de “Algemene Opleiding Bankbedrijf” uit 1991, van het NIBE (Nederlands Instituut voor het Bank- en Effectenbedrijf) alsnog door te nemen. Dat materiaal was mij en mijn collega’s ooit voor zelfstudie ter beschikking gesteld door mijn toenmalige werkgever. Maar ik was toen zo dom en eigenwijs geweest het nauwelijks open te slaan. Dacht dat ik het niet nodig had.
Tijdens die zelfstudie in 2012 had ik MMM (zoals Modern Money Mechanics wel kort wordt aangeduid) niet gevonden. Dat had wel gemoeten, want er staat veel goede uitleg in. Mijn conclusie was dat het bevestigde wat ik daarvoor al dacht.
A. vertelde me over MMM in een e-mail van 3 augustus 2012 12:14:55B. Voor hem bevatte het document de bevestiging van zijn inzichten. Ik zag er juist de bevestiging in van wat ík dacht te begrijpen. Dat terwijl ons beider ideeën diametraal tegenover elkaar staan. Het is merkwaardig dat zoiets mogelijk is. De lezer mag zelf beoordelen wie gelijk heeft.
(Hier een soortgelijk geval, ook over MMM – Engelstalig.)
Wat ik in elk geval zeker weet, is dat ik MMM intensief bestudeerd heb, over vele dagen verspreid, en dat ik dat moeilijk en zwaar werk vond. Ik heb niet precies mijn uren bijgehouden, maar ik vind nu een PS in een e-mail aan A., gedateerd 21 augustus 2012 om 16:05B, waarin ik meldde dat ik MMM “inmiddels helemaal [heb] doorgenomen, tot ik alles begreep”, en hem nogmaals bedankte voor de tip.
Hieronder plaats ik wat citaten uit het chronologisch overzicht van A. en L., met daaronder mijn commentaar.
“Nov’11
Het gezin [privacy] is stopt
betalingen aan ING Bank N.V. Inzichten omtrent het verdienmodel
en de werkwijzen van de bank leidden tot deze beslissing.
Diepgaand onderzoek van het bronmateriaal – gedurende
7 maanden – leverden de volgende inzichten op:
1. geld wordt gecreëerd uit niets,”
Dat is in zekere zin waar. Maar alleen als je de strikt monetaire definitie van ‘geld’ hanteert. Dat is niet wat mensen gewoonlijk als geld zien.
Als een bank een lening verstrekt, komt er op de bankbalans links (debet) een bedrag. Dat is de lening, de schuld (obligatie, verplichting tot terugbetaling), van de lener tegenover de bank. Let op: deze lening zelf is in monetaire zin geen geld! Want banken hebben nooit geld, alleen het publiek heeft geld. Dat is nou eenmaal de definitie.
Aan de rechterkant (creditzijde) van de bankbalans verschijnt hetzelfde bedrag nogmaals: dit is het bedrag dat de bank beschikbaar stelt aan de lener. Dit is per definitie wel geld.
Doordat we voor de bepaling van de geldhoeveelheid alleen de creditzijde van alle bankbalansen meenemen (en dat moet, omdat anders over de hele economie heen dubbeltellingen zouden optreden), daardoor neemt bij kredietverlening door een bank de geldhoeveelheid toe.
Er is dan dus geldschepping geweest. Automatisch en onvermijdelijk, als gevolg van zinnige definities en rekenwijzen. En niet als een opzettelijke, bedrieglijke handeling van de bank! Daar zit een belangrijk deel van het misverstand bij het grote publiek. Veel mensen denken dat banken expres geld scheppen omdat ze dat kunnen en mogen, en dat ze ook de keus zouden hebben het niet te doen. Maar zo zit het niet in elkaar! Geldschepping gaat vanzelf en banken hebben geen keus.
En de geldschepping gebeurt door en na de kredietverlening. Niet andersom: een bank creëert niet eerst geld en verstrekt dan dat als lening!
Als we ruimer kijken dan alleen de monetaire gelddefinitie, dus naar debet- én creditkant van de bankbalans, dan zien we aan beide kanten een toename voor hetzelfde bedrag. Dit wordt balansverlenging genoemd. De bank is, door de kredietverlening met automatische geldschepping, dus geen cent rijker geworden. Want ze heeft een vordering én een verplichting erbij.
Voor de lener geldt hetzelfde: die heeft geld én een lening, zodat ook die per saldo niks rijker of armer is geworden.
Te zeggen dat “geld wordt gecreëerd uit niets” kweekt, hoewel het waar is, een sfeer van verwijt richting banken, alsof dat oplichters zouden zijn, die stiekem geld maken uit niets om zichzelf te verrijken. Maar dat is volkomen onterecht. Dat mogen ze niet, kunnen ze niet en doen ze niet.
Ik weet heel goed dat er rare tegenspraken lijken te zitten in het bovenstaande, dat het paradoxaal is. Maar het klopt echt, het is zoals ik het beschrijf.
In mijn artikelen 1 , 2 , 3 , 10 , 11 , 16 en 19 schreef ik ook al over het bovenstaande.
Verder citaat uit het chronologisch overzicht:
“2. creatie van een geldlening – in ons geval een hypotheek – geschiedt seq [sic; RH] en alleen door het plaatsen van de handtekeningen van de lener(s),”
Plus de handtekening van de bank. En die bank stelt wel degelijk echt geld ter beschikking, dat afkomstig is van inleggers, zoals betaalrekeninghouders, spaarders, obligatiehouders, aandeelhouders. Het geld wordt geschapen, en toch komt het van echte inleggers. Dat lijkt paradoxaal, maar het is echt waar. Het komt door de definitie van geld, zoals ik in mijn artikel 16 uitlegde.
O ja, nog een belangrijk punt: de lener(s) tekenen bij de notaris ook de hypotheekakte. Daar staat in dat als je niet de rente en/of aflossing betaalt zoals afgesproken, de bank uiteindelijk je huis gedwongen mag verkopen om zoveel mogelijk van haar vordering te verhalen. Wie heeft getekend, zit daaraan vast. Later erop terug komen is er niet bij. Zo werkt het niet.
“het geleende geld is ongedekt (97%), 3% wordt ondersteund door edelmetalen,”
Ik weet niet precies waar dit betrekking op heeft of waar de percentages vandaan komen. Het kan over twee dingen gaan, die overigens wel samenhangen:
Maar een klein deel van het geld bestaat tegenwoordig uit munten en bankbiljetten. Veel meer bestaat uit banktegoeden. Maar zoveel verschil maakt dat niet: een bankbiljet is in wezen een vordering van de houder op de centrale bank. Een creditsaldo op een betaalrekening (zichtrekening, zeggen ze in België) bij een gewone, niet-centrale bank, dat is een vordering van de rekeninghouder op die bank.
Dat is de definitie van geld: munten, plus vorderingen van het publiek op banken. Het publiek bestaat uit huishoudens en bedrijven. Anders gezegd: natuurlijke personen en rechtspersonen.
De centrale bank legt andere banken de verplichting op een zeker percentage van de direct opvraagbare tegoeden van het publiek (dat is dus giraal geld, aan creditzijde van de balans) aan te houden als kasreserve (debetzijde). Die reserve kan bestaan uit contant geld (munten en bankbiljetten) en direct opeisbare tegoeden bij de centrale bank.
Het geëiste percentage is laag, bij de ECB bijvoorbeeld nog maar 1%. In de praktijk is de reserve echter eerder iets als 10%, doordat banken niet in staat of bereid zijn zo veel krediet te verlenen als ze (althans naar dit criterium) van de centrale bank zouden mogen. Ze moeten namelijk ook rekening houden met het risico (kan de lener het wel terugbetalen?) en, daarmee samenhangend, met hun kapitaalreserve (artikel 8 en 9 ).
Door de verplichte kasreserve ontstaat op den duur vanzelf ook een verhouding tussen bankbiljetten en giraal geld, zodat dit punt en het vorige inderdaad verband met elkaar houden.
Een verhouding 3% op 97% kan dus best kloppen, hoewel het ook wel bijvoorbeeld 9% op 91% kan zijn of 11% en 89%. Actuele en historische cijfers zijn terug te vinden op de websites van centrale banken.
Nogmaals het citaat:
“het geleende geld is ongedekt (97%), 3% wordt ondersteund door edelmetalen,”
Dat laatste is strikt genomen waar, maar is het ook erg? Maakt dat giraal geld minder ‘echt’? Zo ja, waarom?
Bankbiljetten staan credit op de balans van de centrale bank. Ertegenover aan de debetzijde staan inderdaad onder andere goud en andere edelmetalen, maar ook wel vreemde valuta en tegoeden bij andere centrale en niet-centrale banken. Concrete cijfers zijn weer te vinden op de websites van centrale banken.
Het debet- en credittotaal van elke bedrijfsbalans, dus ook die van een bank, is per definitie altijd gelijk. Maar dat wil niet zeggen dat bankbiljetten die geen directe tegenhanger in goud hebben daarom “niet gedekt” zouden zijn.
Giraal geld, per definitie bestaande uit tegoeden van het publiek bij niet-centrale banken, is wel degelijk ook “gedekt”, in die zin dat tegenover die vorderingen (credit op de balans) ook bezittingen staan (debetzijde), zoals uitstaande leningen, roodstanden, beleggingen.
Giraal geld is net zo goed echt en gedekt geld als bankbiljetten dat zijn.
“4. legaal geld is alleen goud en zilver, de Euro is een illegaal ruilmiddel zonder dat deze volgens bij wet is goedgekeurd, [...]”
Ik heb het niet in detail nagekeken, maar mij lijkt het nogal onwaarschijnlijk dat de status van de euro als betaalmiddel niet ergens in wetten en/of verdragen zou zijn vastgelegd.
En dan nog: ze pakken mijn euro’s steeds weer zonder mankeren aan in de supermarkt en dan mag ik mijn boodschappen meenemen. Dus dan zullen die euro’s toch wel geld zijn? Geld ontleent zijn waarde aan het vertrouwen dat je er dingen voor kunt kopen.
Het zou buitengewoon onpraktisch zijn als ik in de winkel alles met goud en zilver moest gaan betalen. Zelfs euromunten bevatten tegenwoordig goedkopere metalen, dus die zouden dan ook al niet meer geldig zijn, als de hoger geciteerde bewering zou kloppen. Ik zie niet in waarom het een verbetering is om moderne verworvenheden op te geven en honderden jaren terug te gaan in de tijd.
Welk probleem lost dat op?
“PIN transacties zijn eveneens ILLEGAAL, ”
Een pintransactie houdt (net als een bankoverschrijving of acceptgiro) in wezen in, dat een rekeninghouder een deel van zijn vordering op de bank (dat is dus geld!) overdraagt aan een andere rekeninghouder. Dat kan een rekeninghouder bij dezelfde bank zijn of een andere, maar dat regelen die banken onderling wel, dat maakt pinnen juist zo handig.
Overdracht van een (deel van) een vordering betekent overdracht van geld (volgens de definitie van geld), dus heeft er een betaling plaatsgevonden. Erg praktisch. Ik zie niet in wat er illegaal aan is. En als het wel illegaal zou zijn, moeten we het maar snel legaliseren, omdat het systeem zo bruikbaar en geschikt is.
Citaten:
“5. de hypotheek wordt opnieuw verkocht aan een andere bank (securisatie) voor de creatie van méér geld en de hypotheek wordt verzekerd tegen wanbetaling. Dit alles zonder toestemming van de contractpartij ‘lener’, Door deze kunstgrepen teneinde schijnbaar eindeloos geld te creëren, vindt er ook nog een eigendomsoverdracht aan de derde contractpartij plaats.”
En verderop:
“VALSHEID IN GESCHRIFTE: door het opzettelijk verzwijgen van de doorverkoop van de hypotheekakte aan een andere bank of investeerder (geldcreatie), het verzekeren tegen wanbetaling bij een andere bank (vereist contractoverdracht) en – door die eigendomsoverdracht aan een derde – , maken ALLE BETROKKEN BANKEN EN VERZEKERAARS zich schuldig maken aan contractbreuk. Allen onder de noemer securisatie.”
Dat is een interessant onderwerp, securitisatie (dat is volgens mij de juiste woordvorm, niet “securisatie”). De naam komt van het Engelse woord securitisation met de betekenis turn into securities, waarin die securities effecten zijn, verhandelbare waardepapieren, bijvoorbeeld aandelen of obligaties.
Ik ben bepaald geen expert op dit gebied, maar wat ik ervan begreep, is dat bij securitisatie de hypotheekbank de geldvordering op de lener, en ook het pandrecht op het onderpand, overdraagt (d.w.z. voor geld verkoopt) aan een andere rechtspersoon (het Special Purpose Vehicle, SPV), dat zelf die aankopen financiert door het uitgeven van aandelen en/of obligaties. Andere banken en andere beleggers kunnen die waardepapieren dan kopen. Dat zijn de Mortgage-Backed Securities, MBS’en. (Er zijn of waren ook allerlei andere aanduidingen in zwang.)
Of securitisatie ook geldcreatie inhoudt, betwijfel ik. Wel vervangt de bank daarmee risicovolle activa (namelijk uitstaande leningen) door puur geld uit de verkoop van die vorderingen. Volgens de Basel-akkoorden hebben activa zonder risico (bijvoorbeeld kasgeld of direct opeisbare tegoeden) geen of minder kapitaaldekking nodig dan uitstaande leningen.
Zo bezien zou de securitisatie van hypothecaire vorderingen de bank inderdaad meer ruimte geven voor nieuwe kredietverlening, en daarmee automatisch nieuwe geldschepping. (Maar onthoud: van geldschepping wordt een bank niet rijker. Wel van de rente die over het nieuwe krediet geheven kan worden.)
Is dat erg? Het lijkt mij niet. Het risico van de hypothecaire lening zit na de securitisatie inderdaad bij een andere rechtspersoon dan de oorspronkelijke bank. Die andere rechtspersoon (het SPV) is ook een financiële instelling, dus zou, lijkt mij, net zo goed onder het toezicht van althans een centrale bank (mogelijk van een ander land of een andere muntsoort) moeten vallen.
Houdt securitisatie ook in dat de bank het risico verzekert? Dat lijkt mij niet. De bank schuift het risico door.
Mogelijk verwart A. het woord security (wat hier m.i. effect, waardepapier betekent) met waarborg, onderpand, zekerheidsstelling (dat kan het woord security inderdaad ook betekenen, maar niet hier) en ziet hij daarom een verband met verzekering (in de zin van het afdekken van risico’s).
Hoe dan ook, als de bank zich inderdaad bij een verzekeraar verzekert tegen het risico van wanbetaling van de hypotheeklasten, dan is dat een overeenkomst tussen bank en verzekeraar. De leningnemer, tevens hypotheekgever, is contractpartij in heel andere contracten met de bank, en heeft dus niks te maken met verzekeringen die de bank eventueel meent te moeten afsluiten.
Hier hebben A. en L. misschien toch wel een punt. Als je een hypotheeklening neemt, sluit je bij de notaris twee contracten af met de bank: een leningovereenkomst en een hypotheekakte. (Of is dat gecombineerd in één overeenkomst? Weet ik niet meer, doet er niet zo veel toe.)
Door je handtekening bind je je dan contractueel aan een zekere partij, namelijk de toenmalige bank. Mag die partij dan later zomaar besluiten haar rechten en vorderingen vanuit die overeenkomsten over te dragen aan een andere partij, zoals een SPV? Zonder toestemming en zelfs zonder medeweten van de oorspronkelijke tegenpartij?
Ik weet dat niet. Het zal er wel van afhangen wat er exact in de contracten (aktes) staat, en mogelijk staan in het Burgerlijk Wetboek (zoals het gold ten tijde van contractafsluiting?) nog wel wat bepalingen over wat voor afspraken op dat punt mogen en niet mogen of welke regelingen impliciet gelden.
Ik zou dat kunnen uitzoeken, maar dat ga ik voorlopig niet doen. Want stel nou eens dat zo’n securitisatie-overdracht niet mag, niet geldig is, juridisch nietig is. Dan zou je hoogstens kunnen eisen, afdwingen desnoods, bij de rechter, dat je je hypotheeklasten nog steeds aan de oorspronkelijke bank mag betalen (als die nog bestaat, anders haar rechtsopvolger), en dat als je dat niet doet, het alleen die oorspronkelijke bank is, die de gedwongen verkoop mag afdwingen, initiëren, (laten) organiseren.
Dat maakt voor de leningnemer en hypotheekgever dus niets uit. Betalen moet je toch, aan wie dan ook, en in voorkomend geval raak je het huis kwijt bij een executieverkoop, door wie dan ook in gang gezet.
Want waar zo’n contractueel of wettelijk eventueel ontoelaatbare overdracht je in elk geval, lijkt mij toch als juridische leek, niet het recht toe geeft, dat is: je hypotheeklasten helemaal niet meer te betalen, of onder die gedwongen verkoop willen uitkomen als je langdurig je hypotheeklasten niet meer heb betaald.
Want daar had je voor getekend. Dus die afspraken gelden, hoe dan ook.
A. en L. zitten ook op dit punt wel degelijk fout.
Hier kwam cessie ter sprake, wat mogelijk verband houdt met Securitisatie. Relevante wetsartikelen: 3:94 BW, art. 3:84 lid 1 en 2 BW en 6:145 BW.
Copyright © 2013 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.