(eigen vertaling uit het Engels)
Geldschepping bestaat echt. En geldschepping (geldcreatie) gebeurt als een bank iemand geld leent.
Maar de bank maakt het geld niet uit lucht. Het geld dat naar de lener gaat, is werkelijk geld dat iemand anders eerst heeft ingelegd. Het is echt geld.
Hoe kan dat allebei waar zijn? Dat leg ik later nog uit. Het is een paradox. Het lijkt tegenstrijdig maar dat is het niet.
Het is moeilijk te begrijpen. Veel mensen snappen het verkeerd, wat leidt tot:
Dat is jammer, omdat het allemaal berust op misverstanden en niet op feiten en inzicht.
Een eenvoudig voorbeeld. Stel er is een dorp met maar twee inwoners. Een daarvan bezit 100 euro in contanten. De andere heeft niets.
Er is ook een bank in dat dorp. De bank is nog maar pas begonnen. Ze heeft geen startkapitaal en ook geen geld. Op de balans van de bank staat helemaal niets.
Er is ook een supermarkt in het dorp. Maar die is nog leeg.
Goed, het is allemaal nogal raar en onrealistisch. Maar dat is om het simpel te houden, zodat we duidelijk kunnen zien wat er gaat gebeuren.
Dorpeling A heeft voor enige tijd genoeg eten en alles wat hij verder nodig heeft in huis. Dus hij hoeft voorlopig niet naar de supermarkt.
Daarom heeft hij ook die 100 euro niet nodig. Hij besluit die naar de bank te brengen.
Hoe ziet nu de balans van de bank eruit, nadat deze transactie is ingeboekt?
Omschrijving | Debet (activa, vorderingen) | Credit (passiva, schulden) |
---|---|---|
Kas | 100 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling A | 100 |
Om na te gaan of er al geldschepping (ook genoemd liquiditeitscreatie) heeft plaatsgevonden, moeten we kijken naar de geldhoeveelheid (liquiditeitenmassa). Dat is het totaalbedrag aan geld dat in circulatie is in deze kleine economie, die bestaat uit slechts één dorp.
Vóór stap 1 was de geldhoeveelheid simpelweg 100 €, namelijk het contante geldbedrag dat dorpeling A in zijn portemonnee had. Niemand anders had geld.
Hoe vreemd het misschien ook klinkt: nadat dorpeling A die 100 euro naar de bank gebracht heeft, telt dat niet meer als geld! Of beter, dat hangt ervan af hoe je het begrip ‘geld’ definieert. Er zijn allerlei soorten geld, met niet altijd precies gelijke definities. (Duits: Geldmenge. Zie noot.)
Ik gebruik type M1, dat ruwweg bestaat uit het contante geld buiten de banken, en het totaal van alle direct opvraagbare tegoeden. (Duits: Sichteinlagen.)
De 100 € van dorpeling A behoorde tot M1 zolang hij die in zijn zak had. Maar nu niet meer, omdat dat geld op de bank staat.
Maar: om aan te geven dat dit bedrag niet van de bank is, maar nog steeds het eigendom van dorpeling A, noteert de bank in haar boekhouding een verplichting van 100 € aan dorpeling A. Ze erkent een schuld.
Zo’n passiefpost staat op de creditzijde van de balans.
Het saldo op deze bankrekening is direct opvraagbaar, dus dorpeling A kan op elk willekeurig zijn geld bij de bank terugeisen. Daarom wordt het tegoed ook beschouwd als ‘geld’, volgens de definitie van M1.
Alles bij elkaar is de geldhoeveelheid nog steeds 100 €: het kasgeld bij de bank is geen M1-geld, maar het tegoed op de betaalrekening wel.
Dorpeling B heeft wel wat geld nodig. De bank besluit 90 euro, van de 100 euro die ze van A kreeg, te lenen aan dorpeling B. 10 euro blijft achter als kasreserve. (Duits: Mindestreserve.)
Hoe ziet de balans van de bank eruit, nadat ook deze transactie is ingeboekt?
Omschrijving | Debet (activa, vorderingen) | Credit (passiva, schulden) |
---|---|---|
Kas | 10 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling A | 100 | |
Kredietfaciliteit van dorpeling B | 90 |
Dat bedrag van 90 euro, nu buiten de kassa-lade of de kluizen van de bank, maar in handen van dorpeling B, telt als geld (ook hier weer: van type M1). De 100 €, die nog steeds op de betaalrekening van dorpeling A staat, telt ook mee voor de geldhoeveelheid van ons geïsoleerde en zeer eenvoudige dorp.
In totaal is dat 190 €. Eerder hadden we 100 €. We zien een toename van 90 €. Dat betekent dat geldschepping heeft plaatsgevonden. En dat gebeurde toen de bank een krediet toekende en 90 euro aan dorpeling B gaf.
Is deze soort geldschepping, die ontstaat door kredietverlening, iets slechts?
Nee. Het is de essentie van het idee van krediet: geld dat iemand een tijd lang niet nodig heeft, kan ondertussen door iemand anders gebruikt worden, zodanig dat die eerste persoon het geld niet kwijt is!
Dat is slim, nuttig, heilzaam en handig. Maar gebruik het wel voorzichtig, natuurlijk.
De lener beschikt over een deel van het geld en kan dat uitgeven, dus telt het als geld. Maar de oorspronkelijke eigenaar heeft nog steeds het recht het geld op elk gewenst moment terug te eisen. Die vordering is ook een soort geld.
Kredietverlening door een bank dupliceert in feite een aanzienlijk deel van het ingelegde geld. Maar toch is het geld dat de bank doorschuift naar de lener, wel degelijk afkomstig van de inlegger. De bank speelt niet stiekem vals of zo. Er ontstaat niet zomaar geld uit het niets.
Dat is de paradox. Ik hoop dat het nu wat duidelijker is.
Is deze geldschepping onbeperkt? Nee. Daarover later meer.
Voor de voorbereiding van deze artikelenserie heb ik intensief gelezen in de Duitse en Engelse Wikipedia. In beide talen bleken veel uitgebreide artikelen te bestaan over mijn onderwerp. Soms heb ik zelfs wat Frans proberen te ontcijferen.
Vaak bleek me dat er van die Wikipedia-artikelen geen Nederlandse versie bestond. Of waar die er wel was, was die meestal kort en karig.
Dat is de reden dat ik, in mijn eigen Nederlandse vertalingen, van mijn eerst in het Engels geschreven artikelen van deze serie, verwijs naar de Engelse Wikipedia, met tussen haakjes ook de Duitse variant.
Als u die talen zelf niet goed kunt lezen, dan zult u van mij aan moeten nemen wat ik bij mijn voorbereiding heb vastgesteld: namelijk dat daar, veel uitgebreider en ingewikkelder, dezelfde dingen beschreven staan die ik hier veel eenvoudiger probeer uit te leggen.
Copyright © 2012 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.