(eigen vertaling uit het Engels)
Tot nu toe heb me, om het simpel te houden, in mijn voorbeelden niks aangetrokken van de kapitaaleis. (Dat zei ik eerder al, in deel 4 en deel 10.) Maar die eis bestaat wel. Daarom voeg ik nu kapitaal toe, uitgaande van de situatie in artikel 10.
Basel I (1988), Basel II (2004) en Basel III (2010–2011) zijn internationale afspraken over kapitaaleisen aan banken (en over veel meer).
De details zijn veelvuldig en ingewikkeld. Een schaamteloos vereenvoudigde samenvatting is: banken moeten minstens 8 procent van hun risicogewogen activa als kapitaal (eigen vermogen) aanhouden.
In werkelijkheid start een bank ermee om kapitaal te verzamelen van aandeelhouders, voordat de bank gaat functioneren. In mijn voorbeeld voeg ik later kapitaal toe waar dat er eerder nog niet was.
Dat is niet normaal, maar ik doe het om recht te zetten wat ik eerder bewust wegliet om mijn voorbeelden zo eenvoudig mogelijk te houden.
Aan het eind van mijn artikel 10 hadden we deze situatie:
Omschrijving | Debet (activa, vorderingen) | Credit (passiva, schulden) |
---|---|---|
Contanten bij de bank | 100 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling A | 100 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling B | 900 | |
Kredietfaciliteit voor dorpeling B | 900 |
Kasgeld en reserves bij de centrale bank worden gezien als risicovrij,
dus de toe te passen risicofactor is 0%.
Leningen aan consumenten en zakelijke leningen zonder onderpand hebben
een risicofactor van 100%. In het voorbeeld zijn de risicogewogen
activa dus:
0% * 100 + 100% * 900 = 900.
Het minimaal vereiste kapitaal is 8% daarvan, dus 720 euro.
Ik breng iets meer kapitaal aan en kom dan op deze balans:
Omschrijving | Debet (activa, vorderingen) | Credit (passiva, schulden) |
---|---|---|
Aandelenkapitaal | 500 | |
Achtergestelde lening van de regering | 300 | |
Contanten bij de bank | 100 | |
Reserves bij de centrale bank | 800 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling A | 100 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling B | 900 | |
Kredietfaciliteit voor dorpeling B | 900 |
Volgestorte aandelen (hier ter waarde van 500) behoren tot het zogeheten tier 1-kapitaal (‘laag 1-kapitaal’). Ik veronderstel dat de bank al eens in moeilijkheden was geraakt, en daarom een achtergestelde lening (300) heeft verkregen van de regering, bedoeld om de bank stabiel te houden (bail-out).
Achtergestelde leningen zijn een vorm van tier 2-kapitaal. Tier 1 en tier 2 tellen samen mee voor de kapitaaleis, vooropgesteld dat de verhouding tussen die twee in orde is.
Ik ga ervan uit dat het geld waarmee de aandeelhouders bij oprichting van de bank de aandelen hebben volgestort, en het geld van de achtergestelde lening, uiteindelijk terecht is gekomen in reserves die de bank aanhoudt bij de centrale bank. Dat betekent dat de bank nu overtollige reserves heeft (meer dan minimaal vereist) en dat er meer ruimte is om leningen te verstrekken dan in het eerdere voorbeeld. Maar zulke leningen zouden wel nieuwe, risicovolle activa zijn, zodat ook die gedekt moeten zijn volgens de kapitaaleis.
Het doel van de kapitaaleis is te bereiken dat de bank genoeg kapitaal heeft om grote waardedalingen van activa te overleven, bijvoorbeeld als veel leningen slechte leningen blijken te zijn.
Beide eisen, de minimumreserve (zie ook deel 1) en de kapitaaleis (dit artikel, deel 8), begrenzen de mogelijkheden van een bank om kredieten te verlenen. Maar elke eis werkt in een verschillende richting:
De minimumreserve betekent dat een veilig percentage van de direct opvraagbare tegoeden die huishoudens en bedrijven bij de bank aanhouden (creditzijde, rechts op de balans) aanwezig moet zijn als kasgeld of reserves bij de centrale bank (debetzijde, links op de balans).
De kapitaaleis betekent dat een veilig percentage van de activa van de bank, gewogen naar risico, (debetzijde, links op de balans) aanwezig moet zijn als het totaal van tier 1 en tier 2-kapitaal (creditzijde, rechts op de balans).
Zie ook Kapitaaleis (II).
Copyright © 2012 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.