23– (eigen vertaling uit het Engels)
Het tegenovergestelde van fractional reserve banking is full reserve banking. In een Engelstalige video die te zien is op Youtube, legt de Khan Academy uit hoe dat werkt.
Merk op dat deze video onpartijdig is, men pleit daarin niet voor full reserve banking, er wordt alleen uitgelegd hoe het werkt. In de woorden van de presentator (Is het oprichter Salman Khan zelf? Zijn stem lijkt er wel op.):
“I do wanna clarify that the whole point that I’m showing these weaknesses in fractional reserve banking, isn’t to argue that it necessarily has to go away, or that it is somehow unviable, [...]”
Ofwel in het Nederlands:
“Ik wil duidelijk stellen dat ik
de zwakke punten van fractional reserve banking niet
laat zien omdat dat systeem weg zou moeten, of omdat het niet
levensvatbaar zou zijn [...].”
De video gebruikt een soortgelijk voorbeeld als het mijne. Waar ik uitging van een inleg van 100 dollar of euro, neemt de video 3 dollar als voorbeeld.
Het essentiële verschil is dat ik aannam dat al de ingelegde contanten terecht kwamen op een betaalrekening (waarvan het tegoed dus direct opvraagbaar is), terwijl de video uitgaat van één derde (dat is dus één dollar, in hun voorbeeld) op een betaalrekening. Die andere 2 dollars komen op een CD (2m55s in de video).
Ik ben geen Amerikaan en ik wist niet wat dat is, een CD. Daarom heb ik het opgezocht: een CD is een certificate of deposit. Het wordt even verderop ook voluit zo genoemd in de video.
Hier in Europa, of in elk geval in Nederland, waarvan ik de situatie het beste ken, hebben we wel vergelijkbare bankproducten: zie spaardeposito’s of in het Engels savings deposits.
Waar het om gaat is dat het geld op zo’n rekening niet meteen op eerste aanvraag opneembaar is, maar pas nadat een bepaalde periode verstreken is.
Bij iets andere bankproducten is het geld wel meteen opeisbaar, maar dan met een opzegtermijn: de spaarder kan het geld op elk gewenst moment terugvragen, maar het geld komt pas vrij nadat de opzegtermijn is verstreken, die op het moment van de aanvraag lopen.
Ik maak weer de balans op, van de financiële situatie van de bank net nadat ze het krediet verleend heeft. Daarbij gebruik ik de cijfers en situatie van eerdergenoemde instructievideo van de Khan Academy. De details beginnen in die video op het tijdstip 1m50s.
Mijn bedoeling is om die balans te vergelijken met de balans die ik kreeg in mijn eerste artikel, net na stap 2. Door die twee te vergelijken kunnen we hopelijk vaststellen wat het essentiële verschil is tussen fractional reserve lending en full reserve lending.
Die balans zie er zo uit:
Omschrijving | Debet (activa, vorderingen) | Credit (passiva, schulden) |
---|---|---|
Kas | 1 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling A | 1 | |
Spaarrekening (spaardeposito) van dorpeling A | 2 | |
Kredietfaciliteit van dorpeling B | 2 |
Hieronder zet ik nog eens de balans die ik kreeg bij fractional reserve banking, maar met aangepaste bedragen zodat ze overeenkomen met het voorbeeld van de Khan Academy. Dat maakt ze makkelijker te vergelijken.
Omschrijving | Debet (activa, vorderingen) | Credit (passiva, schulden) |
---|---|---|
Kas | 1 | |
Betaalrekening (direct opvraagbaar) van dorpeling A | 3 | |
Kredietfaciliteit van dorpeling B | 2 |
Wat zien we?
De hoeveelheid cash die de bank in de kassa of kluis heeft, is in beide gevallen gelijk: 1 dollar.
De lening die de bank heeft verstrekt aan dorpeling B is ook even groot: 2 dollar.
Wat ook hetzelfde is, is dat dorpeling A, in ruil voor het inleggen van 3 contante dollarbiljetten, nu een vordering op de bank heeft ter waarde van 3 dollar.
Het verschil zit hem in de tijdlijn: in mijn voorbeeld, met fractional reserve banking, is de vordering meteen opvraagbaar: dorpeling A kan op elk gewenst moment het hele bedrag terugeisen. In het voorbeeld van de Khan Academy, met full reserve banking, is maar 1 dollar direct opeisbaar. En dat is precies die dollar die de bank niet heeft uitgeleend aan dorpeling B.
De 2 dollar die de bank wel gebruikt heeft om een lening mee te verstrekken, die heeft tegenover dorpeling A een beperking in de tijd: hij kan dat geld pas terugontvangen na enkele maanden of jaren, maar niet nu meteen.
Dat maakt full reserve banking wel veiliger: een bankrun is onmogelijk. De bank heeft namelijk al het geld nog, dat iemand op korte termijn terug zou kunnen willen hebben.
Bij fractional reserve banking daarentegen heeft de bank een groot probleem als meer mensen geld terugvragen dan waar de kasreserve op berekend was. De vraag is echter, hoe waarschijnlijk het is dat zoiets in de praktijk voorkomt, in het bijzonder in een moderne maatschappij, waarin alle personen en bedrijven bankrekeningen hebben en niet veel contant geld.
Uit bovenstaande vergelijking zien we dat het wezenlijke verschil tussen fractional reserve banking en full reserve banking niet zozeer ligt in het fractionele karakter van het eerste systeem. Ook in een systeem met full reserve banking is een deel van de inleggingen direct opvraagbaar, omdat anders betalingen via de bank (bijvoorbeeld via een overschrijving of pinpas, of in andere landen met cheques) onmogelijk zouden zijn.
Dit direct opvraagbare deel in full reserve banking speelt een soortgelijke rol (zie het bedrag van 1 dollar in het voorbeeld) als de verplichte kasreserve bij fractional reserve banking.
Het essentiële verschil tussen fractional reserve banking en full reserve banking is dit:
Wat lang geld is en wat kort, is een kwestie van definitie. De details variëren per centrale bank.
Zo bestaat M1-geld uit contant geld in handen van het publiek (huishoudens en bedrijven), plus hun direct opvraagbare tegoeden op bankrekeningen.
M2 bestaat uit M1, met bovendien (volgens de Europese Centrale Bank) spaartegoeden met een opzegtermijn van maximaal drie maanden of een looptijd van ten hoogste twee jaar.
De Amerikaanse Fed hanteert daarentegen geen termijnen, maar wel een bedraggrens: ‘time deposits’ van minder van 100.000 dollar tellen mee voor M2. Grotere inlegbedragen tellen wel mee voor M3.
In de video van Khan Academy over full fractional lending zegt de presentator vanaf 3m10s:
“They [i.e. the bank; RH] are saying: this is a time deposit, that this money, you are giving it to us now, and you can get it back in six months or a year or two years or whatever [...].”
Ofwel in het Nederlands:
“Ze [d.w.z. de bank; RH]
zeggen: dit is een inleg met vaste looptijd, u geeft
ons dit geld nu, maar u kunt het pas terugkrijgen
over zes maanden of een jaar of twee jaar of wat
dan ook [...].”
Volgens de Europese definitie van M2 tellen zulke kortlopende spaarrekeningen, of spaardeposito’s of certificates of deposits of hoe ze ook maar genoemd worden, volgens de gelddefinitie M2 wel degelijk mee als geld, voorzover de looptijd maximaal twee jaar is of de opzegtermijn ten hoogste drie maanden. De vordering op de bank is M2-geld. Dus in dit voorbeeld, anders dan Khan Academy suggereert, neemt de geldhoeveelheid wel toe en vindt wel geldschepping plaats.
(Ik bedoel dit niet als kritiek op die video. Ik vind de video erg goed en ik beveel die aan. Net als ik kunnen en moeten de mensen van Khan Academy niet elk detail in elke video resp. elk artikel benoemen, want dan wordt het te verwarrend. Eén ding tegelijk. Daarom bespreken ze de diverse gelddefinities in een aparte video met de titel “Money Supply – M0 M1 and M2”, waarin ‘money supply’ de Engelse uitdrukking is voor wat wij aanduiden als ‘geldhoeveelheid’. Zie ook 3m43s en 4m05s in de video over full reserve banking.)
Volgens de Amerikaanse definitie van ‘monetair geld’ (M2 of M3) vindt geldschepping (geldcreatie) ook altijd plaats in een systeem met full reserve banking, ongeacht de looptijd of opzegtermijn van de inleg!
In wezen wordt de geldschepping bij commerciële banken niet veroorzaakt door fractional reserve banking. Geldschepping volgt uit wat krediet in de kern is: de eigenaar heeft het geld niet nodig maar krijgt in plaats daarvan een vordering; de lener heeft het geld en kan dat besteden. Die vordering is ook een soort geld, dus zodra krediet verleend is, bestaat het geld (geheel of ten dele) twee keer.
Dus voor mensen die vinden dat geldschepping door niet-centrale banken (ofwel handelsbanken) een slechte zaak is (ik vind dat niet!), is full reserve banking niet de oplossing. Want ook bij full reserve lending zal (uitgaande van ‘geld’ gedefinieerd volgens M2 of M3) ook geldschepping plaatsvinden.
Het volgende artikel beschrijft een consequentie van full reserve banking.
Artikel 17 is in feite een noot bij de artikelen 4, 6 en 7.
Copyright © 2012 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden, all rights reserved.