15 en (eigen vertaling uit het Engels)
In het eerste hoofdstuk liet ik zien dat geldschepping (geldcreatie) echt bestaat, en dat die plaatsvindt als een bank krediet verleent met geld van een direct opvraagbare rekening. Maar dat geld is niet geschapen in die zin dat het uit het niets komt, zomaar vanzelf, alsof het uit de lucht komt vallen. Het geld dat een lener van de bank leent, is daar altijd eerst ingelegd door een andere bankklant.
In het tweede hoofdstuk voerde ik gedetailleerde berekeningen uit over hoe geldschepping herhaald kan plaatsvinden, met als uiteindelijk gevolg een veel grotere geldhoeveelheid dan van het contante geld dat oorspronkelijk in omloop was gebracht.
Maar – en dat is belangrijk – dit opblaaseffect is niet onbegrensd! Het wordt beperkt door de reserve-eis die centrale banken opleggen aan handelsbanken. Dat betekent dat banken een reserve moeten handhaven, ter grootte van een percentage van de saldi op alle direct opvraagbare rekeningen. Die reserve kan fysiek in de kluis liggen als contant geld, of bestaan als tegoed van de bank bij de centrale bank.
Als de reserve-eis 10 procent is, kan de geldhoeveelheid in theorie toenemen tot 10 keer het oorspronkelijke contante geld in omloop. Is de eis 2 procent (zoals tot voor kort in de eurozone), dan wordt de factor 50 keer. Bij een percentage van slechts 1 procent kan de geldhoeveelheid 100-voudig toenemen.
Ook in mijn tweede hoofdstuk liet ik zien dat de hoeveelheid contant geld (munten en bankbiljetten) die niet-banken (mensen, bedrijven, winkels enz.) onder zich houden, ook een sterke remmende factor is voor de geldschepping die kan plaatsvinden door kredietverlening door banken.
Daardoor zal de theoretische, berekende grens, puur op basis van de verplichte kasreserve, in de praktijk nooit bereikt worden. De Duitse Wikipedia geeft hiervan een realistisch voorbeeld (citaat):
In november 2011 eiste de Europese Centrale Bank van handelsbanken een kasreserve (Duits: Mindestreserve) van 2%. Maar de werkelijke geldhoeveelheid was niet 50 keer het contante geld, maar slechts iets minder dan 11 keer.
Dat is nog steeds heel veel geld, maar waar het om gaat, is dat geldschepping niet onbeperkt is en niet uit de hand loopt. Zelfs bij een zeer laag percentage zoals 2% of 1% is de door geldschepping toegevoegde hoeveelheid niet excessief. Dat komt doordat er beperkende factoren zijn.
Geldschepping door kredietverlening is dus gelimiteerd. Hoeveel van zulk geschapen geld er op een bepaald moment is, dat varieert.
Aangezien het systeem van ‘fractional banking’ al vele, vele jaren in gebruik is, is het meeste geld, dat zo gecreëerd kon worden (op basis van de door de centrale bank in omloop gebrachte contanten) in het verleden al gecreëerd.
Het idee dat bij sommige mensen leeft, als zouden banken er steeds maar meer en meer geld bijmaken, uit het niets, dat klopt niet. Banken kunnen uitsluitend het reserveoverschot dat ze op een gegeven moment hebben, gebruiken om de bestaande kredietverlening uit te breiden.
Zoals geld wordt aangemaakt als de bank een lening toekent, zo wordt weer geld vernietigd als de lener de lening (geheel of gedeeltelijk) aflost. Daardoor neemt het reserveoverschot van de bank toe, zodat er meer ruimte komt voor andere leningen. Het is hetzelfde als stap 2, maar dan omgekeerd.
Banken kunnen in zekere mate sturen hoe dicht ze bij de minimumreserve komen, die de centrale bank ze oplegt. Maar ze kunnen niet de totale geldhoeveelheid, oorspronkelijk geld plus geschapen geld, bepalen.
Dat is een voorrecht dat alleen de centrale bank heeft. Maar centrale banken willen niet dat er te veel extra geld in circulatie komt, omdat dat inflatie kan veroorzaken.
Geldschepping gebeurt echt en ook handelsbanken doen het. Toch kunnen banken alleen geld uitlenen dat eerst iemand ingelegd heeft. Dat is een paradox.
De geldschepping, evenals de totale geldhoeveelheid, lopen niet uit de hand. De geldhoeveelheid is relatief stabiel over langere perioden.
Geldschepping is nuttig en heilzaam omdat ze dient als ‘smeerolie’ voor de economie.
Geldschepping is niet een groot probleem, en niet een smerige truc van banken om meer geld uit mensen en bedrijven te persen.
Het volgende hoofdstuk gaat over rente.
Noot bij deze opmerking: Dit is wat de Duitse Wikipedia (versie 18 juli / 28 augustus 2012) daarover zegt (vertaling zie onder):
“Bei der EZB beträgt der Mindestreservesatz derzeit 1%. [3] Es kann also theoretisch maximal die 100-fache Menge an Giralgeld im gesamten Bankensystem geschöpft werden. Im November 2011 (bei dem damaligen Mindestreservesatz von noch 2%) waren in der Eurozone 893 Milliarden Euro Bargeld im Umlauf, während die Geldmenge M3 9.775 Milliarden Euro betrug. [4] ”
Mijn Nederlandse vertaling:
“Bij de ECB bedraagt het minimumreservepercentage op dit moment 1%. [3] Er kan dus theoretisch door het totale bankensysteem het 100-voudige aan giraal geld geschapen worden. In november 2011 (bij het toen nog geldende percentage van 2%), was in de eurozone 893 miljard euro aan contant geld in omloop, terwijl de geldhoeveelheid M3 9775 miljard bedroeg. [4] ”
Copyright © 2012 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.