Centrale bank financiert overheid?

12– (eigen vertaling uit het Engels)

Inleiding

Ik kwam ertoe deze tekst te schrijven door een artikel genaamd Oh Canada! Imposing Austerity on the World’s Most Resource-rich Country”. Het is geschreven door Ellen Brown (voluit: Ellen Hodgson Brown, J.D.) en is gedateerd 1 april 2012 (wat neem ik aan niet betekent dat het als grap moet worden opgevat).

Ik vond Ellen Browns artikel doordat de Nederlandse geld­hervormingsactivist Ad Broere in een van zijn webpagina’s hyperlinkte naar een Nederlandse vertaling van Browns essay.

Samenvatting en ideeën

Ellen Brown stelde in haar artikel dat Canada tot 1974 financieel in een betere toestand was dan tegenwoordig. Zij denkt dat dat komt doordat de Canadese regering toen nog geld leende van haar eigen centrale bank, in plaats van van commerciële banken in privéhanden. Na 1974, aangemoedigd door de BIS (Bank for International Settlements), leende Canada alleen nog van commerciële banken.

Volgens Brown ontstaat in beide gevallen het geleende geld door geldcreatie, eerder door de centrale bank, later door die privébanken.

Een belangrijk verschil, denkt zij, zit in waar de rente heen gaat:

Het verschil is alleen, dat de staatsbanken de rente teruggeven aan de regering en de gemeenschap, terwijl privé-banken de rente in hun kapitaalrekening zuigen om opnieuw geïnvesteerd te worden voor nog meer rente, en daarbij steeds meer geld uit de productieve economie wegtrekken.

Evaluatie

Dit is interessant. Had monetaire financiering, waarbij dus een centrale bank de eigen regering van geld voorziet, de schuldencrises kunnen voorkomen waarin zo veel regeringen momenteel zitten? Kan een terugkeer naar monetaire financiering zulke crises alsnog oplossen?

Om dat te onderzoeken zet ik als voorbeeld een beginsituatie op, met een centrale bank en een niet-centrale bank. Uitgaande van die situatie kijk ik naar drie scenario’s:

Bij elk van die scenario’s zal ik nagaan wat de effecten zijn wat betreft de volgende punten:

Beginsituatie

Balans van centrale bank

Alle bedragen zijn in miljoenen euro’s, dollars (Amerikaanse, Canadese, Australische), Britse ponden, wat u maar wilt. Miljoenen of misschien wel eerder miljarden.

De feitelijke bedragen zijn niet zo belangrijk en ze hoeven ook niet per se realistisch te zijn. Ze dienen slechts als voorbeelden, als aanknopingspunten om het concreet ergens over te hebben, om te zien wat er gebeurt in de scenario’s.

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Goud 100
Kapitaal 10
Bankbiljetten in omloop 90
Schatkist van de regering 0
Rekeningen-courant van banken (incl. minimumreserve) 110
Herfinancieringsleningen aan banken 20
Effecten 90

Balans van niet-centrale bank

Ik veronderstel verder dat er een niet-centrale bank is, die eigenlijk staat voor de vele niet-centrale banken die er in het echt zouden zijn.

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Kapitaal 100
Bankbiljetten in de kluis 10
Rekening-courant bij centrale bank (incl. minimumreserve) 110
Herfinancieringslening van centrale bank 20
Leningen aan huishoudens en ondernemingen 1000
Betaalrekeningen van huishoudens en ondernemingen (direct opvraagbaar) 50
Spaarrekeningen van huishoudens en ondernemingen (direct opvraagbaar) 950

Scenario A

Regering leent van centrale bank, geeft uit via bankrekening.

Geld lenen

Ik stel ’s Rijks schatkist voor als een rekening die de staat aanhoudt bij de centrale bank. In mijn voorbeeldsituatie is de schatkist in het begin leeg: al het geld dat de regering heeft ontvangen als belasting, is al uitgegeven.

Stel nu dat de regering extra geld nodig heeft voor een dringend infrastructuurproject. Bijvoorbeeld 20 miljoen / miljard euro, of wat ook maar een realistisch bedrag is in onze semirealistische fantasiewereld. Voor de centrale bank is het gemakkelijk om dat geld aan de regering te lenen: ze schrijven het gewoon bij in de boeken!

(In zekere zin is dit geldschepping, hoewel als resultaat geen M1 ontstaat, zelfs geen MB of M0. Het bedrag wordt wel MB als het later wordt omgezet in bankreserves.)

Hoe pakt de centrale bank dit aan? Dit is de transactie in de boekhouding van de centrale bank:

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Lening aan de overheid 20
Schatkist van de regering 20

We zien hier het verschijnsel van balansverlenging, door aan debetzijde een leningbedrag bij te schrijven, en aan creditzijde de daarmee samenhangende beschikbaarheid van het leningbedrag voor de lener. Wat hier gebeurt tussen centrale bank en regering is hetzelfde als wat ik hier beschreef voor een niet-centrale bank en haar lenende klant.

De balans verlengen is gemakkelijk en het lijkt goedkoop, omdat de rente wordt betaald aan de centrale bank. Als de centrale bank volledig eigendom is van de staat (wat vaak het geval is, bijv. bij de Bank of Canada, Bank of England en centrale banken in de eurozone), dan betaalt de regering de rente in feite aan zichzelf.

Maar. Hier zit een grote ‘maar’ aan.

Het leningbedrag besteden

De regering heeft dat geld niet geleend om het maar in de schatkist te laten liggen. Het is geleend met een bestemming: een of ander programma of project. In ons voorbeeld was het geld voor infrastructuur, dus om ingenieursbureaus en aannemers mee te betalen die uiteindelijk die brug of weg of tunnel of wat het ook is, gaan ontwerpen en aanleggen.

(Vergelijk artikel 11: zelfde geval bij niet-centrale banken als wat hier gebeurt bij de centrale bank.)

Dus hoe krijgen we het geld nu van de schatkist naar de rekeningen van die ingenieursbureaus en aannemersbedrijven? (Voor het gemak en de duidelijkheid vat ik die in het vervolg kortweg samen als ‘de aannemer’.)

Afhankelijk van het land en de betalingsinfrastructuur kan dat op verschillende manieren. Zo staat in MMM, voor een andere maar vergelijkbare Amerikaanse situatie: “In today’s world of computerized financial transactions, the Federal Reserve Bank pays for the securities with an “electronic” check drawn on itself!

(Vertaald: ‘Tegenwoordig met het geautomatiseerde betalingsverkeer, betaalt de Federal Reserve Bank voor de waardepapieren met een ‘elektronische’ cheque getrokken op zichzelf!’)

Een cheque dan natuurlijk die de aannemer zal verzilveren, d.w.z. hij laat die bijschrijven op zijn rekening bij een (hier: de, omdat er maar één is) niet-centrale bank.

In Europa zou TARGET 2 hiervoor te gebruiken zijn. Hoe het technisch ook georganiseerd is, het eindresultaat is een boekingspost bij de centrale bank en een bij de niet-centrale bank.

Om het simpeler te houden veronderstel ik dat het bedrag dat de regering geleend heeft, dient voor een aanbetaling alleen voor een eerste fase van het volledige project. Daarom wordt vrijwel alles (18) van het totaal van de lening (20) meteen al uitbetaald, niet pas later in termijnen.

Bij de centrale bank gaat het geld uit de schatkist en komt het in een rekening-courant die de niet-centrale bank aanhoudt bij de centrale bank, als compensatie van de betaling die de niet-centrale bank doet op verzoek van de centrale bank:

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Schatkist van de regering 18
Rekeningen-courant van banken (incl. minimumreserve) 18

De niet-centrale bank betaalt de aannemer:

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Rekeningen-courant van banken (incl. minimumreserve) 18
Betaalrekening van aannemer 18

Nadat er geleend is en betaald, zoals hierboven beschreven, worden de balansen als volgt.

Balans van centrale bank

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Goud 100
Kapitaal 10
Bankbiljetten in omloop 90
Lening aan de overheid 20
Schatkist van de regering 2
Rekeningen-courant van banken (incl. minimumreserve) 128
Herfinancieringsleningen aan banken 20
Effecten 90

Balans van niet-centrale bank

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Kapitaal 100
Bankbiljetten in de kluis 10
Rekening-courant bij centrale bank (incl. minimumreserve) 128
Herfinancieringslening van centrale bank 20
Leningen aan huishoudens en ondernemingen 1000
Betaalrekeningen van huishoudens en ondernemingen (direct opvraagbaar) (exclusief de aannemer) 50
Betaalrekening van aannemer 18
Spaarrekeningen van huishoudens en ondernemingen (direct opvraagbaar) 950

Consequenties

Financiering van de lening

Waar komt het geld vandaan? Aan bovenstaande cijfers is duidelijk te zien waar het geld vandaan komt. U vindt van niet? Tijd voor wat uitleg dan maar.

Geldcreatie bestaat echt, maar het geld voor elke lening moet ergens vandaan komen. Als tegenwicht voor de lening aan debetzijde moet aan creditzijde een tegenpost aanwezig zijn. Vandaar ook het woord ‘balans’, dat betekent evenwicht, gelijk gewicht aan beide zijden.

In het begin, vlak nadat de centrale bank de regering de gewenste lening heeft gegeven, is die tegenhanger de schatkist. De schatkist is gevuld met het leningbedrag. Dat bedrag vormt zelf de financiering voor de lening waarmee het bedrag verstrekt werd.

Nadat een deel van het geld besteed is, d.w.z. overgemaakt naar iemands rekening bij een niet-centrale bank, zien we in de boeken van de centrale bank een verschuiving: van de schatkist naar de rekening-courant van de bank. De centrale bank leent nu dus in feite het geld voor de lening aan de regering, van de niet-centrale, commerciële bank.

De niet-centrale bank leent het op haar beurt van de aannemer. Het geld op de rekening van de aannemer is namelijk een vordering op de bank, ofwel een schuld van de bank tegenover de aannemer.

Dus effectief, als we alle schakels van de ketting samennemen en alleen kijken naar het begin en eind ervan, dan leent de regering het geld van de aannemer aan wie de regering datzelfde geld weer uitbetaalt!

Ik vraag me wel eens af of dat wel zo veel anders is dan belastingheffing: als de regering niet méér geld zou lenen, maar de belasting zou verhogen, dan betaalde de aannemer aan de regering die vervolgens weer de aannemer betaalde. Nu is het net anders: de aannemer leent de regering geld dat de regering gebruikt om diezelfde aannemer mee te betalen.

Staatsleningen zijn zo bezien eigenlijk een vorm van uitgestelde belastingheffing: het geld gaat al dezelfde kant op, alleen moet later nog belasting worden geheven om de lening te kunnen aflossen.

Er is natuurlijk ook wel een wezenlijk verschil: belastingbetalers zijn niet altijd dezelfden die ook belastinggeld van de regering terugontvangen: er is een herverdelingseffect.

Netto rentekosten

Ellen Browns idee was dat de regering in feite rentevrij van de centrale bank kan lenen. Alle rente die de regering betaalt, draagt immers bij aan de winst van de centrale bank, en omdat de regering die volledig in eigendom geeft, vloeit alle eventuele winst terug naar de staatskas. De netto rentelasten zijn nihil.

Wat Ellen Brown echter over het hoofd ziet, is dat elke lening gefinancierd moet worden. Voor elke lening is funding nodig. Het geld voor de lening (ook al is geldschepping een reëel verschijnsel) moet ergens vandaan komen en dat heeft meestal zijn prijs.

In mijn voorbeeld zijn de kosten nul, omdat de centrale bank het geld van de niet-centrale bank leent via haar rekening-courant (waarop de minimumreserve staat). Het rentetarief op zulke rekening is normaal erg laag, vaak zelfs nul. De centrale bank heeft dus een goedkope financiering gevonden voor de lening.

De niet-centrale bank heeft ook een goedkope financiering, namelijk de rekening-courant (betaalrekening, direct opvraagbare zichtrekening) van de aannemer, ook met een rentepercentage nul.

Alles goed en wel, Ellen Brown heeft dus gelijk. Maar is dat wel zo?

De aannemer heeft het geld uitbetaald gekregen, maar hoeft het niet meteen uit te geven: salarissen van werknemers, facturen van onderaannemers en bouwmaterialenleveranciers worden geleidelijk betaald, naarmate het bouwproject vordert. Ondertussen zet de aannemer het ontvangen bedrag (geheel of gedeeltelijk) waarschijnlijk liever op een spaarrekening, tegen bijvoorbeeld 2% per jaar.

De niet-centrale, commerciële bank zal daar niet blij mee zijn: ze verkrijgt nu financiering tegen 2% maar de lening zelf levert 0% op. De bank lijdt verlies. Om daar iets aan te doen, kan de bank bijvoorbeeld besluiten de herfinancieringslening die ze had lopen bij de centrale bank, niet te hernieuwen. Zulke leningen (in het geval van de ECB) hebben een looptijd van 7 of 31 dagen, zodat ze steeds te heroverwegen zijn.

Het aflossen van een herfinancieringskrediet betekent dat de reserve van de bank afneemt. De bank kan zich dat veroorloven, omdat haar reserveverhouding al 11% was (110/1000) en inmiddels is gegroeid naar 12,57% (128/1018). Dat is behoorlijk hoog, dus het is toegestaan en verstandig om minder van de centrale bank te gaan lenen.

Daarmee bespaart de bank wat rente, om zo de 2% te compenseren die ze aan de aannemer betaalt. Op dit moment is het rentepercentage voor herfinancieringen bij de ECB echter slechts 0,5%, zodat het nettoverlies voor de niet-centrale nog steeds 1,5% bedraagt.

Ook voor de centrale bank maakt het enig verschil: ze financiert nu in feite de lening via de afgenomen herfinancieringsleningen, niet meer via de minimumreserve. Als we aannemen dat de staat van de centrale bank leent tegen 4%, dan zijn de netto rentekosten voor de centrale bank nu 4% – 0,5% = 3,5%.

Die rentemarge van 3,5% vloeit uiteindelijk terug naar de staatskas, omdat de staat de enige aandeelhouder is van de centrale bank. Maar de regering betaalt 4%. Dus de netto kosten van de lening bedragen 0,5%. Dat is weinig, maar niet niets.

We moeten echter wel bedenken dat de huidige extreem lage rentepercentages van de ECB er zijn in de context van pogingen de economieën van de eurozone te stimuleren om de nasleep van de financiële crisis van 2008 te overwinnen. En het beschouwde scenario is niet realistisch omdat het Verdrag van Maastricht het centrale banken verbiedt hun regeringen geld te lenen. Ik citeer artikel 123-1:

Het verlenen van voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten bij de Europese Centrale Bank of de centrale banken van de lidstaten, (hierna „nationale centrale banken” te noemen), ten behoeve van instellingen, organen of instanties van de Unie, centrale overheden, regionale, lokale of andere overheden, andere publiekrechtelijke lichamen of openbare bedrijven van de lidstaten, alsmede het rechtstreeks van hen kopen door de Europese Centrale Bank of nationale centrale banken van schuldbewijzen, zijn verboden.

Het zou dus realistischer zijn uit te gaan van ECB-percentages van voor 2008, bijvoorbeeld 3,00% voor de depositofaciliteit in 2007. Nog steeds met 4% als het percentage voor de hypothetische centralebanklening aan de staat, zou de nettomarge en winstbijdrage die terugvloeit naar de staatskas dan 4 – 3 = 1% zijn. De netto rentekosten voor de regering zouden 4 – 1 = 3% zijn.

Consequenties voor de geldhoeveelheid

Als de centrale bank geld leent aan de regering, worden daardoor de kasreserves van niet-centrale banken ruimer. Dat geeft een ruimer potentieel voor leningen, die dan automatisch de geldhoeveelheid vergroten (geldschepping voor niet-centrale banken). Een ruimere geldhoeveelheid kan ertoe leiden dat de prijzen omhoog gaan.

Of dat ook echt gebeurt, hangt van veel factoren af: is er wel vraag naar nieuwe leningen, zijn er partijen in de economie die er behoefte aan hebben, die ze willen nemen en die ze zich kunnen veroorloven? Zijn banken bereid het risico te nemen? Hebben banken voldoende kapitaalreserve zodat ze nieuwe leningen mogen verstrekken?

Dus misschien treedt geen inflatie op, maar er is wel een reëel risico, waar rekening mee gehouden moet worden.

Scenario B

Regering leent van centrale bank, geeft uit met contant geld.

Stel dat de aannemer om een of andere reden de hele betaling niet op z’n rekening wil, maar cash, in bankbiljetten. De niet-centrale bank heeft 10 mbiljoen aan bankbiljetten in de kluizen liggen, maar wil die waarschijnlijk in voorraad houden voor het geval andere klanten contant geld willen opnemen.

Dus zal de niet-centrale bank bankbiljetten ter waarde van 18 miljoen moeten kopen van de centrale bank. Deze maakt ofwel nieuwe biljetten aan of haalt ze uit de bestaande voorraad bankbiljetten die niet in omloop zijn. Ter verrekening van die aankoop wordt de rekening-courant van de bank bij de centrale bank gedebiteerd. De bankbiljetten gaan naar de bank en vandaar naar de aannemer.

Ik geef niet alle journaalposten in detail weer, maar het eindresultaat is dat de niet-centrale bank terug is in de beginsituatie. Hetzelfde geldt voor de centrale bank, behalve dat de onbestede 2 nog in de schatkist liggen, en dat de waarde aan bankbiljetten in circulatie van 90 naar 108 is gegaan, vanwege de bankbiljetten ter waarde van 18 die de aannemer nu heeft.

Financiering van de lening

De niet-centrale bank is nu uit de keten van leningen gehaald. De regering leent van de centrale bank. De centrale bank leent van de aannemer, want dat is wat het uitbrengen van bankbiljetten inhoudt: bankbiljetten zijn vorderingen van de houder op de uitgevende bank.

Netto rentekosten

Bankbiljetten zijn een goedkope vorm van leningfinanciering in de zin dat er geen rente op zit. Wel is de aanmaak relatief kostbaar omdat het nodig is echtheidskenmerken aan te brengen om vervalsingen tegen te gaan.

Alleen is dit scenario onrealistisch en instabiel: zelfs al wil de aannemer volledige betaling in contanten (wat al raar is), dan nog zullen degenen aan wie de aannemer met dat geld betaalt (medewerkers, onderaannemers en materiaalleveranciers), het geld waarschijnlijk weer op de bank zetten, en vandaar op een spaarrekening. Zo komen we terug bij de eindsituatie van scenario A.

Consequenties voor de geldhoeveelheid

De niet-centrale bank verkreeg geen extra reserves, er is in dit scenario geen potentieel stimulerend effect op de groei van de geldhoeveelheid, dus geen risico van meer inflatie.

Scenario C

Regering leent van niet-centrale bank, geeft uit via bankrekening.

Mits de niet-centrale bank over voldoende kapitaalreserve en kasreserve beschikt, kan ze de lening verstrekken.

De centrale bank is er per saldo niet bij betrokken: als de schatkist een rekening bij de centrale bank is, gaat het geld naar de centrale bank, maar later weer terug om er betalingen mee te doen. Die stap kunnen we dus overslaan. Het kan ook zijn dat de betalingen worden uitgevoerd via rekeningen van de overheid bij niet-centrale banken, zoals in de VS de TT&L-rekeningen (Treasury Tax and Loan). Ook Europese regering hebben dergelijke rekeningen bij niet-centrale banken.

De ontstane balans van de niet-centrale bank ziet er zo uit:

Omschrijving Debet (activa, vorderingen) Credit (passiva, schulden)
Kapitaal 100
Bankbiljetten in de kluis 10
Rekening-courant bij centrale bank (incl. minimumreserve) 110
Herfinancieringslening van centrale bank 20
Leningen aan huishoudens en ondernemingen 1000
Betaalrekeningen van huishoudens en ondernemingen (direct opvraagbaar) 50
Spaarrekeningen van huishoudens en ondernemingen (direct opvraagbaar) 950
Lening aan de overheid 20
Betaalrekening van de regering 2
Betaalrekening van aannemer 18

Financiering van de lening

Ook in dit scenario leent de regering het geld in wezen van het publiek (hier: de aannemer), met de niet-centrale bank als tussenschakel.

Netto rentekosten

De rentekosten van de lening voor regering zijn gewoon wat de bank ervoor vraagt. Als dat 4% is, hetzelfde als wat ik aannam voor scenario’s A en B, zou deze lening duurder zijn voor de regering: in scenario A was het netto rentepercentage, uitgaande van een realistisch percentage tussen centrale en niet-centrale bank, maar 3 procent.

Maar die vergelijking kan onjuist zijn: zowel een regering als een centrale bank is een betrouwbare en kredietwaardige partij. Als een centrale bank een lening kan financieren tegen 3%, effectief door te lenen van een niet-centrale bank, waarom zou een regering dan 4 procent moeten betalen?

Dus in de praktijk, als beide situaties echt zouden voorkomen (in de eurozone niet, omdat scenario A verboden is), dan zouden de netto rentekosten bij scenario C waarschijnlijk dezelfde zijn als bij scenario A. In dit voorbeeld: 3%.

Consequenties voor de geldhoeveelheid

De reserve van de niet-centrale bank bij de centrale bank verandert in dit scenario door de lening niet. De verhouding verandert wel: van 110/1000 = 11% naar 110/1020 = 10.78%. De leencapaciteit is niet vergroot, maar licht verkleind. Er is geen inflatiegevaar.

Conclusie

Het lijkt logisch dat het voor een regering goedkoper is om te lenen van de eigen centrale bank, omdat de betaalde rente dan terugvloeit naar de staatskas.

Bij nadere beschouwing blijkt het zo simpel echter niet. Elke lening, door wie ook verstrekt, heeft financiering nodig, en die financiering heeft gewoonlijk zijn prijs. Dat maakt het waarschijnlijk dat in nauwkeurig vergelijkbare scenario’s, geld lenen van de centrale bank even duur is als lenen van een niet-centrale bank of andere commerciële partij.

Er is wel een verschil wat betreft de potentiële effecten op geldhoeveelheid en inflatie: lenen van de centrale bank is op dit punt riskant, terwijl lenen van commerciële geldverstrekkers dat niet is.

Het uitbannen van staatsfinanciering door centrale banken, door de Bank for International Settlements en in het Verdrag van Maastricht, is terecht.


Copyright © 2013 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden, all rights reserved.