27 en
Op Twitter werd ik ruim een week geleden gewezen op een uitleg van geldschepping door Wim Boonstra van de Rabobank. Ik kende al één eerder stuk van hem, maar dat was niet dit, dus ik voegde een link ernaar toe aan mijn literatuurlijstje.
In dat lijstje verwijs ik alleen naar publicaties waar ik achter kan staan, dus dat is met deze uitleg ook het geval. Ik ben het er grotendeels mee eens. Toch heb ik op één wezenlijk punt kritiek, wat zo ver gaat dat ik het er helemaal niet mee eens ben. Eerst licht ik er een paar markante punten uit die ik wel steun, de kritiek komt in een volgend artikel van mijn hand.
Een citaat uit de inleiding, hoofdstuk 2.a:
“Geldschepping, een onderwerp dat lang als een wat stoffig en weinig actueel terrein werd beschouwd, blijkt opeens zeer relevant en actueel. Met dank aan de crisis.”
Dat met de aantekening van mijn kant dat geldschepping losstond van de oorzaken van de financiële crisis van 2007/2008. Ik schreef en citeerde er hier al over, waarbij ik verwees naar de Wikipedia en de goede oorzakenopsomming door Tweede Kamerlid Wouter Koolmees transcribeerde.
Maar goed, als de discussie ten onrechte door die crisis is losgebarsten,
dan is dat op zich een feit. Alleen, de video
Money
as Debt van Paul Grignon dateert al van voor de crisis, namelijk uit
2002–2006. Voor mijn gevoel was Money as Debt het startpunt van de
hardnekkige misverstanden, reden waarom ik die titel gecomprimeerd (lekker
dinosaurusachtig in 8.3 MSDOS-naamgevingsstijl) in mijn padnaam van mijn
lange serie heb verwerkt als “/monydebt/”
.
Verder citaat van Wim Boonstra:
“Grofweg kan men stellen dat het chartale deel
door de centrale bank en het girale deel door commerciële banken is gecreëerd.
Dit fenomeen is op zichzelf niet nieuw. Het is in 1911 al uitvoerig beschreven
door Irving Fisher in zijn klassieke The purchasing power of money en ook hij
was zeker niet de eerste.”
Leermomentje voor mij: van deze kennelijk belangrijke Irving Fisher had ik nog nooit gehoord en ook niet van zijn boek uit 1911. Van dat uit 1935 (verderop door Boonstra genoemd) net zo min.
Hier wreekt zich weer dat ik niet alleen geen econoom ben, maar economie überhaupt nog niet eens als keuzevak had op de middelbare school. Alles wat ik weet, weet ik door een beetje rondstruinen op internet en wat zelf nadenken. Vaak al schrijvend.
Maar zoals ik eerder stelde, is mijn frisse argeloosheid in dezen een nadeel en een voordeel.
Citaten van Boonstra, iets verderop:
“Daarna staan we stil bij de voor- en nadelen van dit stelsel. Hierbij bespreken we enkele alternatieve voorstellen. Als eerste is daar het plan om over te gaan op full reserve banking, het zogeheten Chicago Plan.”
Van dat Chicago Plan had ik wel vaag gehoord, maar ik had er nooit echt naar gekeken. Ik dacht ook dat dat veel recenter dan uit 1935 was. Ik schreef wel over full reserve banking, over een groot nadeel daarvan, en over de recent gepropageerde variant de depositobank, wat kennelijk min of meer hetzelfde is.
“Dit is onder meer door de al eerder genoemde Irving Fisher verwoord (Fisher, 1935). In het Chicago Plan wordt een zeer grote rol in het geldscheppingsproces voorzien voor de overheid. Daarna komt het voorstel van Friedrich Hayek uit 1975 om juist iedere overheidsinmenging in het geldscheppingsproces te elimineren aan bod”
Was mij ook volslagen onbekend, Friedrich Hayek. Dank voor het leermoment, heer Boonstra.
Ietsje terug in Boonstra’s artikel voor een volgend citaat:
“Ook de stelling dat er heel erg veel geldschepping door commerciële banken plaatsvindt en dat dit leidt tot een ongebreidelde groei van de geldhoeveelheid is niet correct, zoals we verderop uiteen zullen zetten.”
Inderdaad, er zitten maar liefst zeven remmen op de geldschepping door commerciële banken. En dan vergat ik nog de achtste rem: terwijl nieuwe leningen worden verstrekt of uit bestaande faciliteiten meer wordt opgenomen, wordt ook voortdurend op bestaande leningen afgelost, wat gelddestructie met zich brengt, die de doorlopend plaatsvindende geldcreatie compenseert. Het gaat uiteindelijk om de netto geldgroei of geldkrimp.
“Een meer genuanceerd kritiekpunt op het huidige stelsel is dat banken hun eigen funding kunnen creëren. Die indruk gaat voor individuele banken evenmin op, maar is op het niveau van het bancaire systeem in beginsel correct.”
Inderdaad. Ik schreef er in mijn artikelen 10 , 11 en 26 over.
“Daarbij kun je geld normaal gesproken ook bewaren; het bederft niet. Je kunt dus dankzij het gebruik van geld bestedingen in de tijd uitsmeren, sparen voor de toekomst of juist, via een lening, bestedingen in de tijd naar voren halen.”
Juist ja. Vandaar dat dat geld en schuld nauw verbonden zijn, niet eng is, maar logisch. Het duurde lang voor ik dat doorzag, maar het is eigenlijk heel simpel.
Citaat van een heel eind verder in het omvangrijke document (ruim twintigduizend woorden!):
“Uit de figuur blijkt tevens dat het gedrag van de overheid en transacties met het buitenland invloed hebben op de omvang van de basisgeldhoeveelheid. Het belang van het grensoverschrijdende verkeer, dat de geldhoeveelheid in een kleine open economie sterk kan beïnvloeden, wordt in nogal wat discussies over het geldscheppingsproces ten onrechte vrijwel volledig buiten beschouwing gelaten. Op geaggregeerd niveau is dit echter een zeer belangrijke factor, waarop de banken maar weinig invloed hebben. Dit onderstreept het belang van monitoring van de ontwikkeling van de geldhoeveelheid door centrale banken.”
Mee eens. Ik keek in wat ik schreef ook nooit naar buitenland, dus export en import (van goederen én diensten), het handelsverkeer. Maar inderdaad is het zeer belangrijk. Goed dat Boonstra hierop wijst.
Zie ook verderop in zijn artikel in het hoofdstuk “3.g) De internationale dimensie”.
“Hiervoor is het girale geldscheppingsproces uiteengezet. Dat ziet er nog relatief eenvoudig uit. Maar in de praktijk van alledag heeft een bank geen idee of zij per saldo geld aan het creëren of aan het vernietigen is. Er vinden per dag duizenden, soms miljoenen, transacties plaats die gevolg hebben voor de hoeveelheid giraal geld. Banken sluiten duizenden nieuwe kredieten per week af. Tegelijkertijd lossen mensen en bedrijven wekelijks massaal af op hun schulden. Soms volgens een vooraf afgesproken betaalschema, soms ad hoc. En bij iedere verkoop van een bestaande koopwoning waarop nog een hypotheek rust, staat er tegenover een nieuw afgesloten hypotheek een die wordt afgelost. Ondernemers die betalingen ontvangen, lossen werkkrediet af. Als zij moeten investeren, nemen zij juist weer krediet op. Het is een uiterst dynamisch en op microniveau ondoorzichtig proces, waar banken maar ten dele invloed op hebben.”
Juist, zo is dat. Een zeer belangrijk punt, omdat veel mensen zich niet schijnen te realiseren dat het zo gaat, of er zich geen voorstelling van kunnen maken, het niet overzien.
Dit haalt ook de angel uit de steeds weer oplaaiende discussie of banken bij het verstrekken van een lening vooraf financiering (funding) en reserves (moeten) hebben, of dat ze daar pas achteraf naar op zoek gaan. In de praktijk is dat verschil helemaal niet te maken, omdat we te maken hebben met een voortdurend kolkende massa van losse, maar gedeeltelijk samenhangende transacties, die per saldo een steeds veranderend beeld opleveren.
Dat beeld wordt bewaakt, gemonitord. Door banken zelf en door de centrale banken.
“Banken zijn al met al niet bewust bezig met het geldscheppingsproces. Veel bankiers weten niet eens dat zij bij een geldscheppende instelling werken.”
Inderdaad. En dat hoeft ook helemaal niet.
“Het zijn dus ‘gewone’ banken die op mondiaal niveau de belangrijkste bron van girale geldschepping zijn. Hoewel dit op zichzelf oud nieuws is, leidt dit verschijnsel vooral in tijden van crisis vaak tot hevige discussies. Die discussies worden vaak gevoerd met een vooral op onwetendheid gebaseerde, en daardoor misplaatste, morele verontwaardiging, in plaats van met zakelijke argumenten.”
Precies, zo is dat. Mensen snappen het gewoon niet, maken zich kwaad om wat ze verkeerd begrepen hebben. En erger: vaak weigeren ze uitleg tot zich te nemen of tot zich door te laten dringen. Ze wantrouwen die. Heb ik veel ervaring mee. Uitleg is futile.
“Het stelsel van fractional reserve banking heeft meer dan een eeuw lang zonder al te grote problemen gefunctioneerd. Uiteraard heeft ook de afgelopen eeuw zijn financiële crises gekend maar die kunnen in de kern meestal niet echt worden teruggevoerd op het stelsel van fractional reserve banking als zodanig. Een belangrijke uitzondering op die stelling is de Amerikaanse depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw, zij het dat die vooral werd veroorzaakt door een verkeerde beleidsreactie door de centrale bank. ”
Ja, belangrijk. Beurskrach, mensen nemen in paniek hun saldi op, bij banken: tekort aan reserves, afknijpen krediet, bedrijven moeten wel aflossen, moeten mensen ontslaan, werkeloosheid, nog meer paniek, depressie, neergaande spiraal. Doemdenken als self-fulfilling prophecy. Omgekeerde bloembollengekte dan wel internetbubbel. Is in 2007/2008 wel in de klauw gehouden. Applaus.
Lees ook dit, verderop in Boonstra’s stuk:
“Wat betreft de context kan allereerst worden opgemerkt dat de Verenigde Staten in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw inderdaad het land van de bank runs was. Sterker nog, diverse pogingen om het financiële stelsel adequaat te reguleren stuitten op een dermate grote maatschappelijke weerstand dat zij na verloop van tijd weer werden gestaakt (Galbraith, 1975). De Federal Reserve, pas opgericht in 1913 en nog zonder helder mandaat, was mede om die reden zeer terughoudend om een al te sterk stempel te drukken op de ontwikkelingen in het bankwezen. Daardoor was haar beleid ten tijde van de boom te ruim en tijdens de depressie (bust) veel te terughoudend.”
“De hoeveelheid krediet wordt volgens de voorstanders van het Chicago Plan vooral bepaald door de drang van banken om deposito’s te creëren. Dit is natuurlijk een karikatuur van de werkelijkheid. Eerder is het omgekeerd: banken willen graag krediet verlenen en de daarbij gecreëerde deposito’s zijn daarvan een uitvloeisel. En uiteraard hebben banken, binnen de ruimte die hun liquiditeits- en solvabiliteitsvereisten en het door hen verlangde rendement hen bieden, in beginsel de wens om hun kredietverlening uit te breiden, maar de vraagzijde moet wel meewerken.”
Juist. Heel belangrijk. Wordt vaak niet ingezien.
“Ook hier wees Hennipman al in 1943 op.”
Ook van deze Hennipman had en heb ik natuurlijk weer nog nooit gehoord. Kluns die ik ben. Zie de literatuurlijst bij Boonstra. “Hennipman, P. (1943), Het 100%-plan. Het voorstel tot volledige dekking van niet bij de centrale bank aangehouden girosaldi, De Economist, pp. 269 – 302.”. Het gaat om een oorspronkelijk Nederlands blad, denk ik, zie de Wikipedia. Ja, redacteur Pieter Hennipman.
“Andere nadelen van het Chicago Plan hebben betrekking op de sterke restricties die het plan oplegt aan de keuzevrijheid van de spaarders[14]. Direct opvraagbaar spaargeld, dat van het ene op het andere moment kan worden omgezet in giraal geld, mag niet meer. In Nederland bestaat meer dan 80% van al het particuliere spaargeld uit direct opvraagbaar spaargeld. Dit weerspiegelt de voorkeur van klanten voor het liquide aanhouden van een groot deel van hun financiële bezittingen. Dit voorziet in een belangrijke maatschappelijke behoefte, vooral omdat de overige activa van gezinshuishoudingen in ons land of zeer illiquide zijn (zoals de eigen woning en pensioenbesparingen) of relatief risicovol zijn (financiële titels, met name aandelen). Spaarders kunnen hun financiële vermogen onder het Chicago Plan, als zij de mogelijkheid tot directe opvraagbaarheid willen houden, alleen aanhouden op een renteloze betaalrekening. Willen zij wel rente ontvangen dan hebben zij in het oorspronkelijke plan van Fisher (1935) de mogelijkheid om het aan te houden in de vorm van een termijndeposito. [...] ”
Precies. Alleen al daarom gaat dat natuurlijk nooit werken, die full reserve banking. Zoals Boonstra stelt:
“Vanuit het perspectief van de klant bezien is het Chicago Plan een forse stap achteruit (Boonstra, 2013b).”
En concluderend schrijft hij o.a.:
“Als voorlopige conclusie kan worden gesteld dat het Chicago Plan de keuzevrijheid van het publiek behoorlijk aantast. Relatief veilig en direct opvraagbaar spaargeld kan niet meer bestaan. [...] Het Chicago Plan verkleint de kans op bank runs, maar legt de risico’s volledig bij de spaarders neer.”
De voorstanders van een onderzoek naar een depositobank in het recente debat in de Tweede Kamer, willen die juist zodat mensen hun geld veiliger kunnen wegzetten. Hun depositobank lijkt sterk overeen te komen met full reserve banking volgens het Chicago Plan. Maar dat werkt dus in dat opzicht averechts.
Ik gaf eerder commentaar hier en hier. Het debat was op 16 maart 2016, bijna 10 maanden nadat Boonstra zijn uiteenzetting schreef. De Kamerleden hadden die kennelijk – net als ik – niet gelezen. Hadden we allemaal wel moeten doen.
Nog even terug naar die noot [14] in het citaat aan het begin van dit subkopje. Daar staat:
“[14] Wat we hier schrijven over ‘spaarders’ geldt ook voor andere verschaffers van bancair vreemd vermogen. Daarbij gaat het om beleggers en bedrijven. Met name ook de beperkingen die het plan oplegt aan het kasbeheer van bedrijven is een in de discussie onderbelicht aspect.”
Dat van dat “kasbeheer” is in feite wat ik onder de pakkende (vind ik zelf toch wel, dan maar een keer arrogant) titel Maandelijkse salarisgetijden besprak. Dat en nog veel meer komt kijken bij kasbeheer ofwel treasury management. Zonder fractioneel bankieren gaat dat vrijwel niet meer. Want dan mag kort, snel opvraagbaar geld niet meer worden uitgeleend. Zeer schadelijk. Onacceptabel.
In het hoofdstuk “4.c.2) Het voorstel: ‘Denationalization of money’” bespreekt Boonstra een voorstel uit 1978 van F.A. Hayek waarin deze, als ik het goed begrijp, bepleitte commerciële banken ieder hun eigen geld uit te laten brengen, zodat er meerdere, concurrerende valuta naast elkaar in één economie gebruikt zouden worden.
Ik vind dat net als Boonstra buitengewoon onpraktisch, en ik ga verder: ik noem het kolderiek. Hoe kan iemand zoiets onhandigs verzinnen?
Dan is het tekenend voor de huidige tijdgeest dat velen de praktische voordelen van de euro serieus weer kwijt willen – ik weet nog wél hoe we voor een autoreis naar Portugal eigenlijk vijf portemonnees nodig hadden, en omdat dat te gek werd dan maar Spanje snel doorkachelden zonder koffie te kunnen drinken. Pinnen ging toen nog niet in het buitenland.
Sommige mensen gaan nog verder en willen niet alleen nationaal geld terug, maar ook nog lokaal geld. Zo bijvoorbeeld hier een bespreking van de talent (het talent?) en de florijn, door Anthony Migchels die eerder een nieuwe munt, de gelre, voorstelde voor gebruik in Arnhem en omstreken.
Naast het probleem dat volgens mij zelfverzonnen geld geen waarde heeft en ook terecht niet mag van De Nederlandsche Bank, lijkt het me ook gewoon niet zo handig als je in elke stad of landstreek, nog kleiner dan Nederland, weer ander geld nodig zou hebben. Je blijft aan het hannesen en wisselen.
Neemt niet weg dat de uitgebreide bespreking door Boonstra van de voorstellen van Hayek verhelderend en leerzaam zijn. Aanbevolen dus.
Onder “5.b) Analyse” stelt Boonstra o.a.:
“Allereerst wordt de bewering dat de crisis het gevolg is van de geldschepping door commerciële banken niet onderbouwd. De directe link is dan ook verre van duidelijk.”
Dat zie ik ook zo. Maar dat zei ik net ook al.
In een bespreking van voorstellen van de beweging ‘Ons Geld’ schrijft Boonstra:
“Want zodra iemand zijn schuldenvrije geld op een spaarrekening bij een bank parkeert, verandert het direct alsnog in een schuld. Want de spaarder heeft vanaf dat moment een vordering op de bank en de bank heeft een schuld aan de spaarder.”
Inderdaad, zo is het. Het zou goed zijn als politici van diverse richtingen dat ook begrepen.
Het is overigens geen nieuw idee om een inleg bij een bank zo op te vatten: Luca Pacioli beschreef het in 1494 ook zo, zoals blijkt uit deze Engelse vertaling door Jeremy Cripps van het gedeelte “Particularis de Computis et Scripturis” van Pacioli’s beroemde werk Summa de arithmetica, geometria, proportioni et proportionalita.
In hoofdstuk 24 “Banking transactions” zien we de boeking als een bedrag naar de bank gebracht was. De kas wordt credit geboekt, dus verminderd, in plaats daarvan komt er debet een vordering op de bank in de boeken te staan. De bank bewaart het contante geld niet, maar neemt het over, in ruil voor een vordering. Ruim 500 jaar geleden in Italië ook al.
Boonstra:
“Kortom, de voorstellen van het Burgerinitiatief leveren niet op wat zij claimen. Het zelfde geldt voor de volstrekt ongefundeerde claims dat zeepbellen niet meer kunnen ontstaan, banken nooit meer hoeven te worden gered, prijzen stabieler worden en de economie gezonder wordt. Het is enigszins onlogisch om een handvol belangrijke onderwerpen te koppelen aan het proces van geldcreatie. Het staat er helemaal los van.”
Het zal de lezer inmiddels wel niet meer verbazen: ik ben het weer geheel met Wim Boonstra eens.
Citaat uit Boonstra’s hoofdstuk 5.h) Evaluatie:
“De voorstellen van het Burgerinitiatief zijn slecht doordacht, niet doorgerekend en inconsistent. De claims die de opstellers ervan doen, zijn niet of nauwelijks onderbouwd en de grote mogelijkheden die als gevolg van een geldscheppingsmonopolie voor de overheid zouden ontstaan, worden door hen schromelijk overschat.”
Inderdaad. Bovendien zijn die mogelijkheden er volgens mij überhaupt niet. Maar dat ga ik dus in een later artikel behandelen. Verder citaat van Boonstra:
“Evenmin leveren hun voorstellen een schuldenvrije samenleving op, in tegenstelling tot wat men beweert. Kortom, het niveau benadert een beetje het motto van de fameuze Tegenpartij: “geen gezeik, iedereen rijk”. Waarbij de Tegenpartij, een schepping van Kees van Kooten en Wim de Bie, nooit pretendeerde serieus te zijn.”
Amen.
Naar vervolgartikel.
Copyright © 2016 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.