Ik schreef net al over het idee van een depositobank. Ik zie er niks in. De Tweede Kamer kijkt er anders tegenaan, want een motie die oproept tot onderzoek werd unaniem aangenomen. In de video met de stemmingen van 22 maart, over moties uit het debat over het geldstelsel van 16 maart, vanaf tijdstip 11m00s, is vanaf 13m03s het met algemene stemmen aannemen van de betreffende Kamermotie te zien en te horen.
Nou ja, onderzoek is nooit verkeerd. Tenzij het duur en zinloos is. Althans ik zie met een paar balansen al dat een depositobank een slecht idee is. Altijd balansen erbij, anders zie je niet wat er aan de hand is. Maar ik kan ongelijk hebben. We gaan het zien en beleven.
Voor de volledigheid en zorgvuldigheid de exacte tekst van de motie, nr. 13:
“MOTIE VAN HET LID KOOLMEES C.S.
Voorgesteld 16 maart 2016
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de barrières voor toetreding tot de bankensector hoog
zijn, waardoor toetreding voor kleine, innovatieve instellingen lastig is;
constaterende dat een initiatief tot het oprichten van een
«full reserve» depositobank met een zeer laag kredietrisico niet
van de grond komt, mede door de huidige vormgeving van de vergunningseisen;
overwegende dat we Nederlanders de keuze willen geven om ook te
kunnen sparen bij een instelling die het geld puur digitaal voor hen
bewaart;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de huidige wetgeving voor
vergunningverlening moet worden aangepast om een depositobank mogelijk
te maken, en gaat over tot de orde van de dag.
Koolmees
Nijboer
Merkies”
De motie is dus ingediend door het lid Wouter Koolmees van D66, de mede-indieners zijn Henk Nijboer van de PvdA en Arnold Merkies van de SP.
Ik ga nu in op dit stukje van de motie:
“ [...] overwegende dat we Nederlanders de keuze willen geven om ook te kunnen sparen bij een instelling die het geld puur digitaal voor hen bewaart [...] ”
Deze formulering getuigt m.i. van een fundamenteel onbegrip van wat geld is en hoe banken ermee omgaan. Moeten omgaan, in mijn visie, vanwege het wezen van geld. Ik had in elk geval van indiener Koolmees beter verwacht, omdat ik hem in de Kamer en ook op tv en in een video vanuit De Balie voornamelijk verstandige dingen heb horen zeggen.
Fundamenteel onbegrip, dat is nogal boud gesteld dus dat moet ik natuurlijk uitleggen en dat ga ik ook doen.
Terug naar vroeger, naar het spaarbankboekje uit mijn jeugd. Je kon toen letterlijk geld naar de spaarbank brengen en dan werd het bijgeschreven in je spaarbankboekje. Dat brengen van contant geld kan trouwens nog steeds, al werkt het tegenwoordig meestal met een telmachine.
Het idee dat mensen vaak hebben (begrijpelijkerwijs, ook ik zag het niet zo lang geleden nog zo) is dat de bank het ingelegde geld voor je bewaart, zodat je het later weer kunt komen ophalen. Geld op een bankrekening zetten (spaarrekening of betaalrekening, maakt niet uit) zou dan equivalent zijn aan bankbiljetten in een – ook bij een bank – gehuurd kluisje leggen.
De bank bewaart het geld veilig, maar de inlegger blijft de eigenaar, niet de bank. Vanuit dat idee is de onvrede te begrijpen als mensen vernemen dat de bank NIET al het geld bewaart, maar het grootste deel uitleent. Dat is de aversie tegen fractional reserve banking.
Misschien dat honderden jaren geleden, toen bankiers naar verluidt eigenlijk nog goudsmeden waren, de bank ingelegd geld bewaarde zonder er eigenaar van te worden. Heden ten dage in elk geval is het juridisch – welke wet dan? weet ik niet – is het in ieder geval boekhoudkundig niet meer zo.
Als je een bankbiljet hebt, heb je een vordering op de uitgevende centrale bank. Breng je dat bankbiljet naar een spaarbank, dan wordt de bank de houder van dat bankbiljet, dus de eigenaar van die vordering. Je draagt de vordering over aan de bank. De bank bewaart het biljet niet voor je, de bank pikt het in (terecht en legaal!).
Maar je krijgt er natuurlijk wel wat voor terug: een vordering op die bank. Je had een vordering op de centrale bank, nu heb je een vordering op een andere bank. Niks aan te hand dus, niet oneerlijk.
Vanuit dat model is het helemaal niet raar dat de bank het geld aan anderen gaat uitlenen: dat geld is eigendom van de bank en ze mag ermee doen wat ze wil.
Het idee uit de motie, van een bank die “het geld puur digitaal voor hen bewaart”, suggereert een modernere variant van een bankbiljet: in plaats van een in wezen waardeloos stukje papier waaruit je vordering blijkt, is er een elektronische registratie waaruit die vordering blijkt. Het gaat dan nog steeds om een vordering op de centrale bank, niet om een vordering op de nieuwe depositobank. Want die depositobank bewaart het geld alleen, wordt niet zelf eigenaar.
Als het toch om vorderingen op de centrale bank gaat, om een elektronische variant van het aloude bankbiljet, waarom realiseert de centrale bank dit nieuwe geld dan niet gewoon zelf? Waarom zijn daar nieuw op te richten depositobanken voor nodig?
En dan nog, of de centrale bank of een depositobank het geld veilig voor de spaarder bewaart, het blijft geld dat niet uitgeleend wordt. De vraag is dan: wat staat daar dan links op de balans tegenover? Voor 100% veiligheid moet die linkerkant ook 100% risicoloos zijn. Maar activa zonder risico bestaan niet.
En zo kom ik op twee kritiekpunten die ik al eerder beschreef:
Pogingen een tegenwaarde links op de balans te vinden leiden al snel toch weer tot kredietrisico, en de depositobank moest risicoloos of risicoarm worden.
Of, bij een andere benadering, komen er schijnactiva tegenover het geld te staan, die in werkelijkheid waardeloos zijn en zo het erdoor gedekte geld ook waardeloos maken.
Ik klink als een versleten grammofoonplaat, maar debet = credit, altijd, en daar volgt eigenlijk alles uit.
Het idee van een depositobank, die wel gelden aantrekt maar ze niet uitleent, druist m.i. ook in tegen het wezen van geld.
Geld dient enerzijds om de problemen van de ruilhandel op te lossen (ik heb een geit over maar wie een geit wil kopen heeft alleen koeien maar die wil ik niet en één koe is te groot). Geld overbrugt dus mispassingen naar aard en grootte. Maar het overbrugt ook mispassingen in de tijd: de één heeft nu geld nodig maar heeft het niet, de ander heeft geld maar het niet meteen nodig.
Sparen en lenen zijn keerzijdes van dezelfde medaille. Een medaille met maar één kant is niet te maken. Misschien met rare kunstgrepen, maar die andere kant is ook altijd ergens.
Wat veel mensen zo raar en eng vinden, dat geld ontstaat bij het ontstaan van schuld, dat is geen toeval, ook geen boosaardige oplichterstruc van banken, maar deel van de essentie van geld. Het is een van de aspecten die geld zo nuttig en geniaal maken. Er ontstaat vanzelf meer van als meer nodig is: als krediet nodig is en verleend wordt.
Een depositobank is daarom een kansloos gedrocht. Niet de moeite van het onderzoeken waard. Je kunt ook onderzoeken of vierkante of ovale wielen handig zijn. Die laatste wel, als tandwiel op de trapas van een racefiets, schijnt het. Verder is het wiel goed zoals het in essentie al was toen het duizenden jaren terug werd uitgevonden. En zo is het met geld en banken ook.
Copyright © 2016 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.