Wie niet stemt, kan het kennelijk niks schelen wat voor beleid er gevoerd wordt. Mijn voorstel is die niet-keuze in te zetten voor kritische stabiliteit. Dat kan praktisch op twee manieren, met hetzelfde resultaat.
De ene manier is alle zetelaantallen te herberekenen, door het aantal stemmen per partij niet te relateren aan het totale aantal uitgebrachte geldige stemmen, maar aan het aantal stemgerechtigden. Zo krijgen de niet-stemmers vanzelf een eigen fractie. Op de zetels daarvan zitten geen mensen, maar hun vooraf vastgelegde stemgedrag telt wel mee in het parlement.
Om te bepalen of een voorstel aangenomen is, blijft de vraag (als alle levende volksvertegenwoordigers aanwezig zijn) of er meer voorstemmen zijn dan de helft van het totaal aantal zetels. Bij 150 zetels zoals bij de Nederlandse Tweede Kamer zijn dat er dus minstens 76.
Voordeel: die vaste grens van 76 is duidelijk en eenvoudig. Nadeel: waarschijnlijk moet de Kieswet aangepast worden om de zetelaantallen anders te gaan berekenen.
Deze rekenmethode heb ik in eerdere rekenbladen steeds toegepast, zoals in september 2010, juni 2011 en oktober 2016.
Dezelfde manier heb ik vandaag ook weer toegepast op de uitslag van de parlementsverkiezingen in Nederland op 15 maart 2017.
Er blijkt wat ik meteen na de exit polls al zag, maar wat in de loop van de gaande formatie diverse keren als geheel nieuw gezichtspunt werd gebracht: de enige mogelijkheid is VVD-CDA-D66-GL, omdat VVD-CDA-D66-CU te fragiel is en VVD-CDA-D66-PvdA niet reƫel omdat de PvdA zwaar verloren heeft.
Met mijn idee de niet-stemmers mee te tellen, wordt echter ook VVD+CDA+D66 goed mogelijk (86 zetels), en (helaas, vind ik zelf) ook VVD+PVV+CDA (86) en VVD+PVV+CDA+50Plus (89).
Een andere manier is om de zetelverdeling net zo te berekenen als traditioneel gebruikelijk. Voor de niet-stemmers komt er echter een virtuele fractie bij. In gedachten wordt het aantal zetels in de Kamer groter, maar nog steeds worden 150 zetels door echte mensen bezet.
Waar vroeger 76 zetels genoeg waren voor een meerderheid, hangt dit nu af van de opkomst bij de verkiezingen. Bij een opkomst van bijvoorbeeld 75% heeft 25% van de stemgerechtigden niet gestemd. Dat is een derde van wie wel gestemd hebben. De wel-stemmers staan voor 150 zetels, dus de niet stemmers voor 50 zetels.
Bij 77,7% opkomst zijn dat 43 virtuele zetels, en bij 81,56% (op basis van de door de Kiesraad vastgestelde telling van geldige stemmen en kiesgerechtigden) is de uitkomst nog 34 zetels: meer dan het zeteltal van de grootste partij, de VVD: 33.
Het effect voor de mogelijke coalities is gelijk aan dat bij de een eerste manier. Dat moet ook, dus dat levert een controlepunt.
Voordeel van deze tweede benadering is dat Grondwet en Kieswet waarschijnlijk ongewijzigd kunnen blijven, en een aanpassing van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer wellicht genoeg is.
Naschrift 13 januari 2024: Zie ook Vrijwillige stabilisatie voor een derde manier.
Copyright © 2017 van R. Harmsen, alle rechten voorbehouden, all rights reserved.