Een groot deel van Van Zomerens verhaal draait om Hetty Heyting, (vanaf bladzijde 39) of eigenlijk toch iemand anders. Ik had geen idee dat zij ook op die school gezeten zou hebben, ik kan me niet herinner haar daar ooit gezien te hebben. Ik ken haar natuurlijk wel van later van de tv. Ik vond haar als mens en als artiest ook wel leuk, maar in tegenstelling tot de schrijver minder als vrouw. Maar smaken verschillen, dat is bekend.
Van Hetty Heyting herinner ik me de uitroep ‘Crisis’, mogelijk ook explicieter ‘Jezus Crisis’, dan dus werkelijk een bastaardvloek. Mijn vrouw nam die gewoonte een tijdlang over. Ik vond het wel grappig, maar vrij snel ook wel flauw. Mijn vrouw kennelijk ook, want ze hield er later weer mee op.
Volgens Van Zomeren speelde Heyting mee in de tv-serie ‘Zeg ’ns AAA’. (Zie ook Wikipedia.) Ik herinner me dat niet. Wel dat Paula Patrício erin speelde. Daarvoor was ze al omroepster geweest bij de VARA (althans in mijn beleving, maar volgens Wikipedia was dat later; kan ook best).
Ze deed me eerst eigenlijk weinig, tot het tot me doordrong dat ze oorspronkelijk Portugees was, toen ging ik haar opeens heel aantrekkelijk vinden. Heel hypocriet van mij. Waarom zou dat iets uit moeten maken? Maar ik vind haar nog steeds aantrekkelijk en knap (die twee hoeven voor mij niet altijd precies samen te vallen), en dat is ze ook.
Naschriften 1 juli 2007:
Ik vind het ook altijd ‘iets hebben’ als vrouwen
hetzelfde geboortejaar hebben als mijn eigen vrouw, zie ook
Madonna.
Ik zag gisteren in een reclamespotje van de Rabobank dat
Fátima Moreira de Melo haar
vaderstaal nog niet
verleerd is. Ook dat maakt weer dat ik haar aantrekkelijker
vind dan daarvoor. Het is raar en onzinnig, maar het gebeurt
toch.
Dat Paula Patrício (zelf schrijft ze haar achternaam zonder het in het Nederlands inderdaad overbodige accent op de i, maar ík doe dat niet, want Patricio zou de klemtoom op de laatste i krijgen) Portugees is, merkte ik waarschijnlijk pas op toen ze voor Teleac een taalcursus presenteerde, en daarbij (achteraf gezien: uiteraard) ook de Portugese stukjes perfect uitsprak. Wel viel me eenmaal op dat ze de geschreven eind-s, die in Portugal vrijwel altijd (nee, altijd, voorzover ik weet, anders dan in Brazilië) als de Nederlandse sj klinkt, uitsprak met iets dat praktisch een s was. Ik weet nog altijd niet of ik dat nou verkeerd gehoord heb – in 2000 dacht ik alles van de uitspraak van het pt in PT te weten, zou ’t wel even opschrijven, en toen bleek ik al doende nog veel te moeten ontdekken) – of dat het iets dialectisch is, of dat haar uitspraak toch onder het lange verblijf in Nederland (ze is in Lissabon geboren, maar in Nederland opgegroeid) is gaan lijden.
Tot zover weer een heleboel details die totaal irrelevant zijn, die er helemaal niet toe doen en die ook niemand iets zullen interesseren.
Ik heb Paula Patrício eenmaal in het echt gezien: bij een concert van Carlos do Carmo in het Concertgebouw in Amsterdam. Het was op woensdag 29 oktober 2003, en Joana Amendoeira zong in het voorprogramma.
Nog even wat oninteressante trivia: Maartje van Weegen en haar man Joop Daalmeijer waren daar ook die avond, ik zag ze in het publiek zitten.
Het was de eerste keer van mijn leven, of een van de eerste keren, dat ik in het Concertgebouw was. Ik ga nooit met de auto naar grote steden, dus ik was met de trein naar station RAI of WTC gegaan en vandaar, door wat een van de duurste wijken van Amsterdam schijnt te zijn, naar het Concertgebouw gelopen. Ik was voor de zekerheid veel te vroeg. Ik dronk en las wat in de glazen foyer die kennelijk later tegen de oude stenen gevel is aangebouwd. Ik was alleen, ik ga wel vaker alleen naar fadoconcerten, omdat nou eenmaal niet iedereen mijn bijna fanatieke enthousiasme voor die muzieksoort deelt. Je moet anderen niet overvoeren.
Paula houdt vast ook niet erg van fado. Ik meen eens in een interview met haar gelezen te hebben dat ze niet veel op heeft met land en cultuur. (Zelf hou ik vooral van de taal, dan van de muziek, en pas een tijd later, zeker ook wel, van het land.) Maar ze was dus wel bij dat concert van Carlos do Carmo. Ik denk dat ik weet waarom. Ik was er dus veel te vroeg, en zag al het publiek binnendruppelen. Voor een deel keurig opgedofte Nederlandse mensen, die ik ervan verdacht dat ze vooral kwamen omdat ze nou eenmaal een abonnement op een concertenserie hadden, of een vrijkaartje van een sponsorend bedrijf (iets als de Robeco zomerconcerten?) of omdat het bon ton is om naar concerten te gaan, fado or otherwise.
Het andere deel van het publiek zag er Portugees uit, en toen ik wat rondliep en luisterde bleek het te kloppen. Ik verstond niets van de opgevangen flarden (maar goed ook, want afluisteren is niet beleefd), maar Portugees was het onmiskenbaar.
Ik weet niet meer of het voor of na dit concert was, maar ik las ergens dat Carlos do Carmo voor Portugezen een soort volksheld is, terwijl niet-Portuguese fadofans hem vrijwel niet kennen. Zelf wist ik ook nauwelijks van zijn bestaan af, hoewel fadofan sinds ca. 1976 (twee platen en één bandje van Amália Rodrigues) en hernieuwd sinds 1999 (Cristina Branco en daarna steeds meer artiesten, voornamelijk vernieuwers).
Ik zag Paula dus na afloop (of in de pauze) opeens ergens lopen. Ze was in gezelschap van twee anderen, vermoedelijk haar ouders. Die kwamen speciaal voor Carlos do Carmo, zij niet. Zij was er voor hen. Denk ik.
Toen ik haar zag herkende ik haar meteen. Ze zag mij ook. Ik had het gevoel dat ze mij ook herkende, maar dat kan natuurlijk niet, want ik ben helemaal niet bekend.
Copyright © 2006, 2007 by R. Harmsen