Terug naar het verhaal van Benno Barnard. Op bladzijde 15 schrijft hij:
In de derde klas werd ik [...] aan bed gekluisterd door klierkoorts [...]. Boven mijn ziekbed werd besloten dat ik jaar over zou doen, en zo achterhaalde de 'Mammoetwet' me.
Mij verging het net zo, of beter gezegd: ik werd niet ziek, maar bleef zitten. Ik was altijd een goede leerling geweest, maar in de tweede klas kwam ik in een soort identiteitscrisis (niet ongebruikelijk op die leeftijd) waardoor ik niet meer wist of het halen van goede cijfers wel bij mijn ‘image’ paste. Ik maakte dus consequent geen huiswerk meer. Gevolg was dat ik voor alle vreemde talen (Engels, Frans, Duits en Latijn) een 5 had op mijn eindrapport, en voor de exacte vakken (meer begrijpvakken dan leervakken) nog net zesjes. Tekenend voor iemand die later een technische opleiding ging doen, maar weer later steeds meer geïnteresseerd raakte in taal en talen.
Vier vijven was begrijpelijkerwijs genoeg om te blijven zitten.
Extra tragisch was dat ik zo ongeveer de enige was die bleef zitten, zodat de verwachting aanzien te verwerven door rebels te zijn, en door de groep geaccepteerd te worden in plaats van er als studiehoofd altijd buiten te vallen, zoals ik dat op de lagere school vaak voelde, totaal niet uitkwam.
Zo ging ik van II gymnasium oude stijl naar 2 atheneum volgens de mammoetwet. Ik heb dus nooit klassiek Grieks gehad (hoewel ik later de Nieuwgriekse taal zeer ging waarderen), en maar één jaar Latijn, een jaar waarin ik opzettelijk niets geleerd heb. Achteraf niet handig voor iemand die hevig geïnteresseerd zou raken in het Nieuwlatijnse dialect dat nu Portugees genoemd wordt.
Op een van de reünies, ik meen de tweede, kwam ik nog ex-klasgenoot Henri (eerder ook wel Rob?) Vaalburg tegen, die inmiddels zelf leraar oude talen bleek te zijn geworden. Heel andere levensloop. Dat kan dus ook als je op het gymnasium zit. Op die reünie stonden we een tijdje gezellig te praten, hoewel we vroeger nauwelijks ooit een woord gewisseld hadden. Hier staat een Bob Vaalburg genoemd, die het zou kunnen zijn. Misschien is ‘Rob’ gewoon mijn foute vermelding bij de klassefoto in mijn album.
Op bladzijde 19 van ‘Van school’ noemt Benno Barnard een aardrijkskundeleraar met een crew cut, kort, stekelig opstaand jaar, moet die uitdrukking wel betekenen, want ik herinner me die man. Zijn echte naam was Esmeier, daar hoefde ik niet lang over na te denken. Zijn lokaal was 0.6, helemaal aan de andere kant van de school als het net besproken biologielokaal. Bij een van de twee reünies, in 1989 of 2002, of bij beide, heb ik hem nog gezien. Hij was inmiddels conrector geworden, of was dat geweest toen hij nog op de school werkte, dat weet ik niet precies meer.
Op bladzijde 20 en 21 komt Benno Barnard te spreken over zijn vriend Alexander. Ik heb geen idee wie dat is, maar dat zegt niet veel, want ook Benno Barnard zelf heb ik nauwelijks ooit meer gezien op school, hoewel hij toch net als ik in 1974 (blz. 31) eindexamen deed. Ik heb hem ook bij de reünies niet gezien, en heb hem bij mij weten mijn hele leven ook nooit gesproken. Hij zal zich mij ongetwijfeld ook niet herinneren.
Op bladzijde 20 dus vermeldt hij dat die vriend in de Duitse plaats Soest had gewoond. Ik houd van associaties met dingen die in wezen met de aanleiding ervan niets uit te staan hebben: ik ken die plaats, ik ben er namelijk eens met Duitse collega's naar de kermis geweest!
De uitspraak van de plaatsnaam is overigens niet zoals die van de Nederlandse plaat Soest, ook niet Zeust zoals je zou kunnen verwachten op basis van de gebruikelijke spellingsregels van het Hoogduits. De naam klinkt als wat we in het Nederlands zouden schrijven als Zoost. De e geeft dus geen umlaut aan, maar een verlenging van de voorgaande klinker. In het Nederlands kennen we verschijnsel ook wel bij plaatsnamen, maar dan meestal met de i: Zonnemaire, Oirschot, Oisterwijk, Loil.
Hoe raakte ik op de kermis in Soest verzeild? In die tijd werkte ik in Nederland voor het Duitse bedrijf Nixdorf Computers, dat gevestigd was in Vianen. We werkten regelmatig samen met collega's in Paderborn in Duitsland (soms ook München en Berlijn). Eenmaal heb in zo'n drie maanden lang vier dagen in de week in Paderborn gewerkt. Waarschijnlijk in die tijd stelde een collega voor met het hele stel naar de kermis in Soest te gaan, wat er niet ver vandaan was, waarschijnlijk een kilometer of 25.
Nog een (irrelevant en toevallig) verband: de vader van de vriend van Benno was een Amerikaanse militair, en ik had in Paderborn een Amerikaanse collega, Paul Bigelow (naar verluidt kwam hij oorspronkelijk uit de staat Montana) die ook door zijn militaire diensttijd daar terecht gekomen was, en later was blijven hangen, doordat hij er zijn vrouw leerde kennen. Mij staat bij dat die militaire basis bij Güterslow was, althans ik heb wel eens borden daarnaar gezien als ik naar Paderborn reed. Google bevestigt dat die plaatsen bij elkaar in de buurt liggen. De afstand Paderborn-Soest blijkt toch nog 47 km te bedragen.
Later ben ik nog eens in Soest teruggeweest. De stad heeft een fraaie omwalling, die lijkt op die van de Spaanse (eigenlijk Galicische) plaats Lugo.
Copyright © 2006, 2007 by R. Harmsen