N.a.v. Saudades

13–

Vrije bewerking en aanvulling van een van mijn twitterdraden, die gisteren begon.

@DonArturito (Arthur van Amerongen),
Ik was net om mij moverende redenen (3e x opa) in de plaatselijke boekhandel (hoe lang al niet? en ik koop eigenlijk principieel alleen nog e-boeken), en toen heb ik opeens je boek gekocht! Gekker moet het toch ook niet worden.

Saudades, heet het, zoals je ongetwijfeld weet. Goed om ook eens iets anders te bekijken dan alleen de Algarve, en dat is uiteraard precies wat ook J. Rentes de Carvalho in zijn voorwoord schreef.

De Algarve is het enige stukje Portugal waar ik nog nooit geweest ben. Nou ja, ook niet in enkele verspreide plaatsen zoals daar zijn Caldas da Rainha, Sabugal, Melgaço en Castro Laboreiro.

Wat ik na de eerste bladzij van het boek al leuk vind, is dat het gedeeltelijk (of wie weet helemaal) niet over het onderwerp gaat.

Ook hier die typografie die nu in de mode is: een betrekkelijk kleine, schreefloze letter (nee, toch schreef-, hier), met relatief veel tussenderegelswit. Ik ben daar zelf geen fan van. Ik zie liever iets grotere letters (een mens is niet voor niks opa, tenslotte) met minder witruimte om tussen de regels te lezen ertussen.

Maar ja, het is mode! Dus dan moet het. Logisch.

Bladzij 10, een citaat:
Nou kan ik al voor een paar tientjes van Faro naar Zestienhoven vliegen, maar als ik met de trein [...]”.

Zestienhoven! Ja! Dus niet dat gelul met Rotter Damn de Haig Eirpoort. Dat ding heet me hele leven al Zestienhoven, dus nu ook. Klaar.

@EzoWolfBooks (uitgeverij Ezo Wolf) @DonArturito
De kommaatjes staan verkeerd om. Bladzij 7 in het gedicht van Jan van Nijlen (van wie ik overigens nog nooit gehoord had): ‘t, moet zijn ’t. Bladzij 11, ‘s lands toprestaurants. Moet zijn ’s lands.

Misschien de spelling gecontroleerd met Microsoft Word? Die deed dat namelijk, toen ik tot 2019 nog Windows had, notoir fout, ook bij de Autocorrect. 24 jaar geleden, bij Word 97, ook al.

Dat gezeik van die vent over van die onbenullige details altijd, vreselijk irritant is dat. Houdt dat dan nooit op.

Bladzij 15, citaat: “Geef mij maar [lijst van Arthurs favoriete schrijvers] en last but not least Gerard Reve”. Te merken, o.a., denk ik, aan spellingen als “kommersjele”. Maar deed Van Het zulke dingen wel echt? Of was dat Remco Campert? Die ook, in elk geval, met zijn seksjuwelen.

Over José Rentes de Carvalho, op bladzij 17: “In 1964 behaalde zijn doctoraal Portugese Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam.” Hij. Behaalde hij. Effe aanpassen in de volgende druk, die er vast wel komt. Toch?

Bladzij 23: “[...] Martin van Amerongen [...] nooit en te nimmer [...]”.
1. Geen familie zeker? Had ik ooit al eens nageresearcht, weet de uitkomst niet meer.
2. Nooit OF te nimmer. Vroeger ook Nooit ofte nimmer. Ofte wel. Twee keer hetzelfde. Never nooit niet. Jammer, zo jammer, dat dit soort cultuurdingen onzes volkes nu steeds meer teloor gaan. Zelfs de beste schrijvers begrijpen hun eigen taal niet meer. Ik rouw daar om.

Bladzij 26, over hond Bo van Barack Obama: “vernoemd genoemd”. Soms moet je kiezen in het leven. Kiezen of delen. Kniezen of velen. Het is niet anders en het is wat het is. En meer is het niet. Al het meer of anders gevorderde wijs ik af. En ga over tot de orde van de bijna nacht (22:09B).

Kijk, bladzij 28 en 29 is samen ook een hoofdstuk maar dat gaat totaal niet over Portugal. Daar hou ik van. En van Portugal.

Wat een maf woord, bladzij. Bladzijde of pagina. Maar ik ben er nou mee begonnen, dus dan maar volhoue ook. Consequentheid muß sein.

31, de de. Een goeie spelcheck signaleert dubbele woorden? Context: “Het was de tijd van de Rote Armee Fraktion, dus de de Duitse douaniers waren erg zenuwachtig en bang voor aanslagen.
32: Nou ja zeg, weer! “[...] en het Boeckenbal in de de Bullekerk”. Of is dat zo bedoeld, net als bij “het de Mirandabad”? En een één of andere senuwelijer van Henk Elsink? Of ompres, om te kijken of er wel iemand zit op te letten, die daar niet voor aangenomen is? Ik wel dus, present.

35, De Kijk en De Lach, was dat wel in dezelfde periode? Maar ja, dichterlijke vrijheid is ook wat waard en een groot goed, dus hoe kèrz? Een goed verhaal moet je niet doodchecken, las ik ergens dat iemand dat zei, vergeten wie en waar.

Bladzij 39, citaat van een citaat van een notoir communist, en dat zijn zoals bekend de ergste: “Met eb kan je te voet of met de fiets door het stroompje, maar met vloed wordt het een rivier van zeker twee meter.

Breed of diep? Of beide? Indien alleen breed, is het verkeerstechnisch toch nog geen probleem?

Bladzij 43: “[...] en de treindeuren stonden wagenwijd open.
Ik weet nooit of het nou wijgenwaad (wijgewaad?) is of wagenwijd. Maar ik vermoed toch dat het hier goed staat, zodat ik er beter geen aandacht aan had kunnen besteden. Ook tramremisedeuren moeten logischerwijze wagonwijd zijn, dat snapt iedereen. Maar bij mij duurt dat dan soms nogal een tijdje.

Citaat van bladzij 44, laatste alinea: “De boze regisseur had gelijk: ik speelde gewoon een journalist en wilde het liefst Kuifje zijn: hoeren en snoeren in de tijd van baas, over de hele wereld.” In de tijd van DE baas, uiteraard. Ruilen met bladzij 31 en dan die van 32 in reserve houden?

46: “Volgens Kisch moet je een groots schrijver te zijn om de leugen te kunnen overwinnen en om de gunst van het publiek te winnen.
Er staat één “te” te veel, en wel de eerste.

Op bladzij 47 lees ik: “[...] stationnetjes met saudadische [niet te verwarren met Saudische; heeft er niks mee te maken] namen als Livramento, Luz en Conceição”. Conceição is conceptie, ofwel ontvangenis, onbevlekt uiteraard, Luz is licht. Bij “Livramento” schiet me meteen de aanvulling ‘Senhora’ in gedachten, en Google ziet dat ook zo, en vindt in de Wikipedia dat er in de Braziliaanse deelstaat Mato Grosso (het dichte woud) een plaats Nossa Senhora do Livramento bestaat, en in Bahia een Livramento de Nossa Senhora.

Wat betekent het woord eigenlijk? Niet levering. Bevrijding, vindt Google Translate, niet heel origineel. Dat had ik zelf kunnen verzinnen of even naar een woordenboek lopen. Maar in christelijk Nederlands, katholiek Nederlands zelfs? Verlossing, denk ik. En leid ons niet in verlossing, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. Of soortgelijke songtekst van de te vroeg gestorven zanger en pianist Maarten van Roozendaal.

55: “Conny’s Hebreeuws was perfect, alleen kon hij hij het niet lezen.” En hij stotterde ook ook nog? Of dat dan weer niet?

56: “Eens ging we een lang weekeinde naar Caïro, gewoon voor de lol want de boog kon niet altijd gespannen staan.” Gingen. D’r staan nog best veel foutjes in dit verder zeker leesbare en vermakelijke boek. Maar ik hoop niet dat ze later verbeterd worden want dan dondert mijn halve recensie in elkaar. Als nou gewoon niemand het koopt, dan komt er geen tweede druk en kán het niet eens verbeterd worden. Het, de foutjes, bedoel ik. Het boek is al goed.

57: “Conny had een bonte verzamelingen nichten uitgenodigd [...]”. Die kan je dan weer uitruilen tegen die die ik net noemde. Niet die nichten natuurlijk, maar het pluraalsuffix.

59: «De lezer: ‘De Serra do Caldeirão is allesbehalve zinderend [...]».
Zulke brieven zou ik nou nooit schrijven! Deze is dan ook zeker niet van mijn hand. Ik verdenk de schrijver er zelfs van ook de brief geconfabuleerd te hebben, alleen om een aanleiding te hebben voor, hup, weer twee columns, of boek­hoofdstukken. Je moet toch wat, als er uit zichzelf spontaan verder niks gebeurt.

Bladzij 70: Ik ben sowieso tegen afbreken (en voor opbouwen), met uitzondering van ­, maar als dan toch ‘kibboetsnik-im’ i.p.v. “kibboetzni-kim” (gezien de morfologie, of geldt die niet in het Nederlands?) (1e alinea, 1e regel), en ‘kibboetz-nikim’ i.p.v kibboet-znikim (op ca. 2/3 van de 2e alinea), vanwege de één-en-ondeelbare aard van de Hebreeuwse letter צ.

Eveneens bladzij 70: “[...] maar je hebt ook idioten die achteraf hun dienstplicht leuk vonden.” Zeker. Ik ben een voorbeeld. Althans, ik had die tijd en ervaring niet willen missen. Hoewel ik ook blij ben van veel van het gezeik af te zijn, zeker uit de begintijd, over kasten en tenueën en zo.

Bladzij 71: “[...] en ontdekt op internet [...]”. OntdektE. Of wellicht beter: ontdek, want in dezelfde zin staat ook “Ik wil”. Had ik nooit van gehoord overigens, van Francisco Naia. Het lied staat inderdaad op Youtube. Beetje dezelfde stijl als, hoe heet hij ook weer, … … ik zie hem zo voor me … …, Manuel Alegre, ja die ook maar die bedoel ik niet, … … Manuel Freire! Nee, Pedro Barroso, die was het. Ik wist steeds al dat hij Pedro heette, maar daar kom je niet ver mee bij het zoeken.

Bij het lezen van de uitdrukking “dat zijn herinnering tot een zegen mag zijn” (een toch niet heel alledaagse manier van zeggen, die vaker in dit boek voorkomt) bekroop mij het vermoeden, vermoedde ik heel sterk, nee, wist ik zeker, ook al gezien Paraguay, een land dat eerder genoemd was, dat het verhaal van gastauteur Ton van der Lee afgelopen was en hoofdauteur Arthur van Amerongen weer aan het woord was.

Achteraf wel logisch, want “Vandaag is Vasco een oude man geworden.” (onderaan bladzij 79) is best een plausibele slotzin voor dat verhaal. Toch ware een wat opvallender visuele afgrenzing, bijvoorbeeld door de papierkleur (gast­auteur­pagina’s zijn mintgroen, maar dus niet consequent) mij dienstig geweest.

Aanvullende gedachte op 19 juli (het vorenstaande schreef ik op de 18e): het zal wel met boekbinderijkunst en katernen te maken hebben. Daar heb ik geen verstand van, maar je kan het zien, als je schuin van boven tegen het boek aankijkt.

Bladzij 80: “[...] en via de WWOOFF uit op een boerderij in Bensafrim, boven Lagos.” Kwamen?
IHOA! Maar het staat verklaard: “World Wide Opportunities on Organic Farms.” Hulde!

Bladzij 80/81: “[...] het snoeien van medronho-bomen met een elektrische ketting.” ‑zaag? Of echt een ketting, sec?

Bladzij 84: “Ik kom uit de oude linkse hoek hé.” Hé, daar staat hé, moet dat niet hè zijn? Sprekers van nl-BE schrijven in die context wel eens hé, of ze het ook echt zeggen weet ik eigenlijk niet zeker. Mogelijk hangt het samen met AZERTY-toetsenborden.

Bladzij 97: “Ik woon inmiddels bijna negen jaar in Portugal maar, was nog nooit in bedevaartsoord Fátima geweest, [...]”
s/( )(maar)(,)/\3\1\2
Voorts vind ik Chão de Maçãs weer zo’n prachtige Portugese plaatsnaam van het genre woorden zijn plaatjes, hoewel ik me sterk maak dat het gewoon, heel prozaïsch, Appelvlakte betekent. Klinkt meteen een stuk minder poëtisch. Trouwens op Google Maps nagekeken, en het station is dus écht 19 km van het bedevaartsoord Fátima verwijderd. Geen dichterlijke overdrijving in dit boek, slechts de rauwe werkelijkheid.

Bovenaan bladzij 103: “[...] géén vieze huidziekte opliep door al al die vieze pelgrims [...]”. Twee keer al is wat al te veel. Ebenda: “Fátima, Futbol en Fado”, moet een eetje tussen, futebol, ook al spreken de Portugezen die niet of nauwelijks uit. Voor Brazilianen is zijn aanwezigheid reden om van foetsjiebol te spreken. Dus die e mag niet foetsjie.

Het midden van het boek Saudades is een uiteenzetting over Portugal door René Zwaap. Het eerste deel ervan, over Fátima, staat in een iets andere versie ook online. (Op een site die ik vandaag, 21 juli 2021, voor het eerst zie. Merkwaardig. Ik dacht dat ik alles over Portugal wel zo’n beetje kende. Niet dus.) Tikfoutje op bladzij 107 op ongeveer twee derde (staat er online wel goed): “Precies een maand later, op 13 juni 191, [...]”. 1917, moet dat uiteraard zijn. Ook een foutje op bladzij 108: “De pastoor houdt de kinderen voordat zij mogelijk het slachtoffer zijn van een list van de duivel, [...]”. ‘Voordat’ wordt inderdaad vaak aan elkaar gespeld, maar hier moet het los, omdat het van het werkwoord ‘iemand iets voorhouden’ komt. Staat in de online versie wel goed.

Daar staat tegenover dat de voornaam Lúcia in het boek steeds correct gespeld staat, met accent ter aanduiding van de klemtoon, LOEsjaa. Online staat het op twee gevallen na overal zonder accent, wat volgens de moderne spellingsregels van het Portugees zou leiden tot een uitspraak met de klemtoon op de i, loeSIEja. En die is kennelijk niet goed. Maar dat moet ik steeds nakijken, onthouden kan ik het niet. Denk ook aan de gitarist Paco de Lucia, met dezelfde beklemtoning, maar door de andere regels van het Spaans dan net weer zonder zichtbaar accent. Nee fout, kijk maar, met accent, maar dan op de i, dus met andere uitspraak dan in het Portugees? En die bijnaam komt nota bene van zijn moeder, die Portugese was, staat op diverse plekken te lezen, maar dan gespeld Luzía (in het Spaans dan; in het Portugees zou dát accent overbodig zijn). Nou snap ik er echt helemaal niks meer van en zal ik het nooit meer kunnen onthouden. Het is niet anders.

Overigens is het goed denkbaar dat men in die tijd, in 1917, dat accent in het Portugees niet schreef. In 1911 is de spelling flink omgegooid, en in die van voor die tijd (die Fernando Pessoa verkoos zijn hele leven – hij stierf in 1935 – te blijven gebruiken) werden heel wat minder accenten gebruikt dan nu. Veel meer klemtonen waren impliciet. Je moest gewoon maar weten hoe het woord klonk. Is ook iets voor te zeggen.

Bladzij 109, eind voorlaatste alinea: “[...] met de belofte dat hij de zaak tot op de bodem al uitzoeken.” Staat ook zo online. Uiteraard moet “al” ‘zal’ luiden.

110, 7e regel van onderen: “datneerdaalt”, dat neerdaalt.

117, bijna onderaan: “[...] twee illustere zakenlieden die een cruciale rol zouden vervullen in de toekomstige valsemunterij: Adolf Gustav Hennies en Karel Marang.
Hennis is houder van een Zwitsers paspoort
[...].”
Hennies of Hennis? De online versie is er ook niet consequent in. En Bandeira of Bandeiras (bladzij 119)?

120: “Gebruikmakend van de van een een rits valse diplomatieke paspoorten [...].” Iets klopt hier niet, maar wat precies weet ik niet.

120: “Banco Angola & Metrópole”, 121: “Bank van Angola & Metropole”, “Banco Angola & Metropóle.” Alleen het eerste lijkt me juist.

De naam van de vriendin van generaal Humberto Delgado staat een keer vermeld als Arajayrir de Campos (bladzij 139; op een vergelijkbaar punt in Lusophonia staat dan weer Arajaryr Moreira de Campos), de andere keer als Arajarir de Campos (onderaan bladzij 140). Elders op het wereldwijde web zie ik het vaakste Arajaryr staan.

Bladzij 144 en online: “Als Amália per schip terugkeert naar Lissabon wordt ze aan de kade opgewacht door een menigte die met eigen wil zien wat er van haar over is.” Ogen. Met eigen ogen. Dat woord ontbreekt.

Bladzij 146/147, en online: “Ook zong ze voor de Anjerrevolutie al een fado als Abando, geschreven door de dichter David Mourão-Ferreira, [...]”. Die titel kan haast niet goed zijn. Abando betekent bij mijn weten niks in het Portugees (maar ik weet lang niet alles). Het zal wel Abandono moeten zijn? (Een nummer dat ik niet eens van haar kende! Maar wel in de uitvoering van Cristina Branco, van haar eerste studio-cd ‘Murmúrios’. Waaruit maar weer blijkt dat ik niet echt een kenner ben, hoewel al sinds ca. 1973 fervent fadoliefhebber.)

Bladzij 162: “Op 3 mei 1981 wordt Paus Johannes Paulus II op het Sint-Pietersplein in Rome het slachtoffer van een mislukte moordaanslag door de Turkse Grijze Wolf Ali Agça.” 3 mei moet 13 mei zijn, zoals de eerste Maria-verschijningen in Fátima steeds op de 13 van een maand waren, voor het eerst op 13 mei 1917. En volgens de Wikipedia heet de aanslagpleger Ağca, niet Agça.

163: “[...] een groot brokstuk van de gesloopte de Berlijnse muur [...]”. Tweede “de” moet weg.

Bladzij 166, voorlaatste alinea: “[...] Tempeliers [...] hun hoofdkwartier hadden [...] speelde volgens Espiríto Santo een belangrijke rol in de bewaren van de Moorse Fátima-cultus.
De bewaring, of het bewaren.
En Espiríto moet Espírito zijn: de kuut staat op de verkeerde i. Hoger op dezelfde pagina staat dat nog twee keer fout, en de naam is ook twee keer zonder accent gespeld, wat ook niet juist is. Zonder accent was de beklemtoning zoals aangegeven door het verkeerde accentteken, maar dat was dan overbodig. In werkelijkheid valt de klemtoon in deze achternaam (die ‘Heilige geest’ betekent) op de voorvoorlaatste lettergreep, en dan is in de moderne Portugese spelling (maar voor 1911 niet) een geschreven accent vereist.

Bladzij 167: “Voorzitter Gilberto Madaíl”. Volgens de Portugese Wikipedia hoeft dát accent er dan weer níét op te staan. De uitspraak is denk ik wel zowel de kuut suggereert, ma-da-iel in drie lettergrepen, en niet ma-daajl in twee. Het kan in principe allebei, vergelijk pais, ouders, met país, land. Maar in bepaalde omstandigheden, hier waarschijnlijk door die l, is er toch weer maar één mogelijkheid, en daarom hoeft het accent niet en mag het ook niet. Ik heb me dat ca. 25 jaar geleden eens laten uitleggen door een Braziliaan die er echt verstand van had, maar echt snappen doe ik het nog steeds niet. Ik weet niet meer over welk woord dat ging, rainha, koningin, misschien? Schrijf je dat rainha of raínha?

Dankzij mijn niet door de AVG verwoeste e-mailarchief weet ik dat het speelde op 31 mei en eind juni 2001. De uitleg kwam van de toen nog onbekende, maar inmiddels zeker in Brazilië wereldberoemde professor Mário Viaro, (als je in het programma van Jô (Soares) bent geweest, dan ben je wel iemand!), en, blijkt, ook van iemand anders van wie ik me vreemd genoeg niet herinner wie het is en waar ik hem van kende. De usenet-groep soc.culture.portuguese, blijkt, vanaf 6 maart 2000.

Het ging inderdaad over rainha, en over Coimbra (koe-IEM-bra, niet kojm-bra), de musicus António Chainho (sja-IE-njoe, niet sjaaj-njoe), en over het obscure woord câimbra (ook wel cãibra) dat een uitzondering vormt, kramp betekent, en daar mogelijk ook uit ontstaan is. Versimpeld weergegeven uitgesproken als kaajm-bra, met twee lettergrepen, niet drie.

Bladzij 167: “Tijdens de strafschoppenreeks tegen Engeland krijgtde keeper een ‘goddelijk teken’.” Er staan meer van dit soort foutjes in het door René Zwaap geschreven middendeel van het boek. Ik ga ze niet allemaal apart opnoemen, ze zijn makkelijk te vinden door een spellingscontrole uit te voeren op de (hopelijk beschikbare!) elektronische basistekst, omdat het ontbreken van de spatie gewoonlijk een niet-bestaand woord oplevert, hier “krijgtde”.

Bladzij 170, nu weer in de schrijfsels van hoofdauteur Arthur van Amerongen zelf: “Ik besluit Salazars geboortehuis en graf in het gehucht Vimieiro nabij Santa Combo Dão te bezoeken.” In het kader van de associatieve heeft-er-niets-mee-maken-schrijverij, die ik soms ook wel aardig beheers, vraag ik mij af: ¿ken ik die naam Vimieiro niet van de gelijknamige Conde?, de minnaar of klant of beschermheer of alle drie van de beroemdste fadista vóór Amália, A Severa, wier Wikipedia-artikel ik ooit nog eens met wat onbeholpen Portugese zinnetjes heb proberen te stimuleren (jawel, dat IP-nummer 212.129.222.206 was toen in oktober 2006 van mij, en nu blijkt het geblokkeerd, geen idee waarom; het nummer is inmiddels niet meer in Nederland in gebruik, maar toegewezen aan een Chinese cloudcomputeraar), wat niet heel goed gelukt is, hoewel er nu meer staat dan toen, en gelukkig zonder de vreselijke grammaticafouten die ik nu wel zie toen te hebben gemaakt, en wier geboortehuis ik op 21 september 2013 eens bij toeval tijdens een wandeling aantrof, doordat het enkele straten verwijderd bleek van het hotel aan de Calçada Marquês de Abrantes, waar ik toen vertoefde. (In Nederlandse typografie had hier nu een onterecht vraagteken moeten staan – dat is het mooie van die Spaanse ¿-?-paren, dat je zuiver de vraag kan markeren. Daarom gebruik ik die soms schaamteloos ook in heel andere talen.)
Geboortehuis A Severa Foto 1, Rua Vicente Borga 33, Lisboa foto 2.

Het antwoord is trouwens ja: Dom Francisco de Paula de Portugal e Castro, heette hij voluit.

Even later, terwijl ik op de kaart, althans Google Maps, zit te grasduinen bij de hoofdstukken over en rond het bezoek aan J. Rentes de Carvalho, denk ik: nee gekkie, dat ándere Vimioso natuurlijk, in het noordoosten, dáár was die Conde Conde van. Of het was zelfs zomaar een verzonnen titel misschien, want hier staat er niets over uitgelegd.

Nog een tijd later, bij het verwijderen van foutjes uit deze recensie (dat moet natuurlijk ook): Vimioso is helemaal niet dezelfde naam als Vimieiro! Ik ben een warhoofd, met veel te weinig oog voor details.

Bladzij 183: “[...] net zijn aangekomen uit Nederland.” Zijn net. “[...] om deze tijden van pestilentiën die enorme rit [...]”. Om IN deze tijden. Ik heb dat ook vaak, dat je je verheugt en concentreert op zo’n bijzonder woord, dat als stijlbreuk best eens leuk is om te gebruiken, en dat je daardoor iets veel saaiers en onbelangrijkers over het hoofd ziet. Ik kom nog bijna dagelijks foutjes tegen in eigen stukjes die ik al 10 of 15 jaar op m’n site heb staan, dus ik weet er alles van, en verwijt het ook niemand. En ik lees haast nooit oud werk terug, deed ik dat wel, was het nog veel erger. Wat niet weet, wat wel deert.
En o ja, DE Frans-Spaanse grens. Zelfde alinea.

184, voorlaatste alinea: “Het was een vervelend, zware tijd.” VervelendE.

185: “Ik ben ik heel vriendelijk, ja toch?” Iets klopt er niet. Dan ben ik? Ik ben dan? Ik ben altijd?

193: “Minhos-streek”. Minho-streek toch? Genoemd naar de gelijknamige rivier. Aan de overkant (bladzij 195) in Galicisch en Spaans inderdaad Miño genoemd.

195, bijna onderaan: “Verder slemperde ik sch-
naps
[...]”.
Kan niet, vind ik. Eenlettergrepige woorden nooit afbreken. Ongeacht de taal waaraan ze ontleend zijn. Sowieso laat ik nooit automatisch afbreken. Te riskant, en niet nodig. Alleen incidenteel, en dan bewust met de hand aangestuurd, met een optional hyphen ofwel ­.

196: “[...] als trofee. Ik mis de de Dode Zee.” De tweede ‘de’ moet weg, de eerste en derde niet. Of de eerste, en de tweede en derde niet, dat kan ook. Maakt niet uit. Trouwens op São Miguel van de Azoren heb je ook warme baden, van precies de juiste temperatuur. Althans dat gold voor de Poça da Dona Beija in Furnas. Andere ken ik niet.

197, vijfde regel: “Daar heb ik het zo druk meer dat ik geen Spaanse wijn meer importeer.” Druk mee. Niet meer.
Iets lager: “Familacão”. Famalicão. Vila Nova de Famalicão, ook wel genoemd. Ik ben er nooit geweest, maar ken de naam omdat ik die wel eens ergens zag staan, en dacht “dat moet zeker Famalição zijn?”. Nee, dat moet het niet.

Derde regel van onderen van de voorlaatste alinea: “Herdade do Portcorrao”. Dat kan geen Portugees zijn, is onuitspreekbaar, zo met die t en c tegen elkaar aan. Google suggereert: Herdade do Portocarro.

Bladzij 198: “Lekker 10 over rood met vijtien biertjes op.” Vijftien. Ik snap de uitdrukking overigens niet. Amsterdams? Of biljartterm? Er is veel dat ik niet weet. Hoeft ook niet.

Bladzij 204: «Bovendien was ik op zoek naar ’zingeving en “’identiteit’ want de drank en de drugs [...]». De buitenste aanhalingstekens, de guillemets « en », zijn van mij. Bij die andere is kennelijk iets misgegaan, maar wat dan wel de bedoeling was, weet ik niet.

Bladzij 205: “Het Juda Palache Instituut zat vast aan als de Universiteits­bibliotheek en aan de Oude Lutherse Kerk op het Singel.
Aan als? Aan zowel … als?

Bladzij 207: “[...] tijdens het hondentransport van Oost-Spanje naar Zuid-Portugal [...]”. West-Spanje toch? Badajoz ligt daar. Ik heb lang het gevoel gehad dat New York aan de westkust van Amerika ligt en San Francisco aan de oostkust. Maar het is natuurlijk andersom. Een soort van eurocentrisme, of nederlanditis, het idee dat de bekendste of dichtstbijzijnde kant altijd vanzelf het westen moet zijn?

Bladzij 221: “Ik heb als een gek op de afstandsbediening van de airoco zitten drukken, [...]”. Dat moet natuurlijk rococo zijn, de bekende kunststroming. Deze Portugese reisgids van Arthur van Amerongen gaat namelijk veelal over kastelen en kathedralen. Geloof ik, maar ik heb hem nauwelijks gelezen. Koffie.

Een Wit Kasteel wel, in elk geval. Wat er dan meestal niet is. Ik weet het niet, want ik heb van genoemde plaats alleen op doorreis de parkeerplaats van de grote supermarkt bezocht. Of was ik er nou later alsnog nog een keer? Kan ik nakijken, maar doet er niet toe.

Helemaal bovenaan bladzij 228 staat ook een tikfout (of is het Rotterdams dialect?), maar omdat dit een familiezender is, kan ik die niet citeren. Even verderop: “Het kan mijn niet treurig genoeg zijn.” Zelfde dialect, denk ik. Mot kenne.

Ook 228: “In het Joods museum [...] ik betaal een eurootje. #Er staan een paar vitrines [...]”. Amerikaanse nummergekte? Of de revolutie? Toen ik dat nummer voor het eerst hoorde, ergens in de jaren 1970, vond ik het beangstigend. Ik weet niet waarom, het gaat eigenlijk nergens over, is gewoon wat bij elkaar gesprokkelde nonsens?

229: “Nergens had ik” HET! “zo koud als in het staatshotel op de skipiste hoog in de bergen van de Jurjura, [...]”. Ik had geen idee.

232: “[...] pastel de nata” Punt.

232/233: De Azoren zou ik zeker doen. Ik vond Terceira en São Jorge het mooiste. Faial en Pico (mist) minder, São Miguel ook minder, hoewel daar veel te zien is. De andere vier eilanden, Flores, Corvo, Graciosa en Santa Maria niet bezocht (2015).

234 onderaan: “starnakel”, een interessant woord, dat ik eigenlijk niet of nauwelijks kende, al raadde (ried?) ik de betekenis. Herkomst onbekend. Geen verband dus met bijvoorbeeld tabernakel of kettingtakel. En dat voorlaatste woord blijkt verband te houden met ‘scene’, want σκηνή. Blijk ik nooit te hebben opgezocht.

235 onderaan, “spuuglelijkse” meld ik niet want die vindt de spelcheck.

Van Covilhã herinner ik me zelf alleen een heel onhandig stoplicht op een onoverzichtelijk kruispunt, op een helling, naast een theater (links) of bioscoop die zwaar in de verbouwing was, of zo. En dezelfde of een andere keer dat ik me had vastgereden in de smalle straatjes, en dat de man die ik de weg vroeg meteen in zijn auto sprong en me helemaal voorreed om eruit te komen, kilometers lang. Zulke aardige mensen daar. Dat deden mensen in Burgos (Spanje) ook een keer, toen we de brug niet meer konden vinden. Lopend dan. En in ik meen Barbastro, met idem de supermarkt. Is misschien iets cultureels, Iberisch.

243 bovenaan: “doorgang-
sland

Doorgangs-land.
246, bijna onderaan 1e volledige alinea: “bekering-
sijver
”.
Bekerings-ijver.

245 bovenaan: “’Adonai e Uno, não há outro’” Om het Portugees te laten kloppen, zou er ‘é’ moeten staan, niet ‘e’, met de betekenis ‘is’ en niet ‘en’. Ook klankverschil, het voegwoord klinkt net als in het Spaans (y) en Russisch (и) als Nederlands ‘ie’. In de online weergave van het oorspronkelijke artikel uit 1995 staat het helemaal zonder accenten: “'Adonai e Uno, nao ha outro’”. Het beste lijkt mij het letterlijk zo over te nemen, óf het Portugees te corrigeren, maar dan ook helemaal. Maar dan elders ook Cristãos-Novos. In de online weergave staan daar foutieve regelovergangen (<br>), in plaats van de tilde op de a. Was in 1995 ook lastig allemaal, nu niet meer.

Het valt me nu op dat in de online weergave van het papieren artikel van Max Arian uit 1995 aanduidingen als crypto-joden, jodendom en joods met een kleine letter zijn. In het boek uit 2021 zijn die vanaf bladzij 240 consequent (ik heb ze niet allemaal nagekeken, wel enkele) vervangen door hoofdletters. In de huidige Nederlandse spelling is er een onderscheid tussen de joodse religie (analoog aan christenen, moslims, boeddhisten, hindoes), en de Joodse etniciteit. Ik dacht dat dat in 1995 ingevoerd was, maar in de woordenlijst van 1954 en 1995 komen alleen kleine letters voor. Dan is het zeker in 2015 veranderd. In het artikel staat denk ik de religie voorop, dan zou het met een kleine letter moeten. Maar daar valt over te twisten.

Bladzij 250: “Augustus Wilemsen”. August Willemsen, toch?
251: “Ódemira”. Odemira, zonder accent.
252, onder het midden: “Grandula”. Grândola. Maar misschien staat het er echt zo, in de originele brief van Caroline van den Akker? Dan heb ik niks gezegd, en van de doden … enz.
Sergio Godinho”. Sérgio, want anders kwam de klemtoon op de i te liggen.
Vítorino”. Klemtoon valt op de tweede i, (klemtoon op de vierde lettergreep van achteren is sowieso onmogelijk in het Portugees), Victortje (z’n broer is ook niet zo jong meer maar wordt nog steeds Jantje genoemd), dus de juiste spelling is Vitorino.

UIT! Ik vond het een fijn boek om te lezen. Warm aanbevolen. Het ISBN is: 9789083077888.