Het doet me altijd weer genoegen iets over Portugal te lezen, als vakantieland of in het algemeen. Zo ook bij het artikel in het hoofdblad van de ANWB, de Kampioen. De ondertitel is “Weekje fly-drive naar Porto” en de titel luidt: “Onthaasten aan de Douro”. Het begint op pagina 38, het is geschreven door Inge Mink met foto’s van Maarten Stolp.
Ondanks mijn waardering en enthousiasme heb ik toch enkele kritiekpunten. Die hebben te maken met de geografie en zoals wel vaker met de Portugese taal. Die blijft kennelijk moeilijk waarbij soms ook de nauwkeurigheid te lijden heeft.
De inleiding van het artikel begint met (ik knip even de voor mijn commentaar niet-relevante stukjes weg):
“Porto, de tweede stad van Portugal [...]. Met vlakbij het stadje Chaves [...].”
Dat “vlakbij” moet ik toch nuanceren. Langs de kortste weg, via Guimarães, is het van Porto naar Chaves altijd nog bijna 150 km ofwel (dankzij de tegenwoordig inderdaad steeds betere Portugese wegen) anderhalf uur. Dichterbij dan ik dacht, maar ook niet echt vlakbij. Bron: Google Maps.
In het artikel wordt overigens een langere weg gevolgd, helemaal via
Bragança in het noordoosten van Portugal. Zie het kaartje op blz. 44 in
de Kampioen.
Een deel van die weg herinner ik me o.a. van de zeer warme
zomer van 2003, toen we vanuit een camping bij Felgueiras aan het eind van
de middag (eerder was het te warm om in te pakken) richting Nederland
gingen rijden. Voor of bij Bragança blijft de snelweg vele kilometers
achter elkaar stijgen. Op een of andere manier werd de motor van onze
toch niet zo oude auto (een Renault Scénic van april 1998) te heet en
moesten we een tijdje stoppen om hem te laten afkoelen. Het was een
vermoeiende reis, maar dat lag misschien vooral aan de warmte en aan
de kilometers die we nog voor ons hadden.
Chaves is trouwens inderdaad een aanrader, daar heeft het Kampioen-artikel
helemaal gelijk. We reden er in 2002 van het westen uit naartoe. We vonden
het landschap niet superfraai, mede door de stuwmeren met lage waterstand
waardoor ze een rand van kale gele aarde hadden. Maar ja, je kunt niet alles
hebben. Misschien waren die meren pas kort geleden aangelegd en nog niet
goed gevuld? Nooit meer nagezocht.
Achteraf moet het, vertelt Google mij,
om het zogeheten Albufeira do Alto Rabagão zijn gegaan. De stuwdam werd
volgens
Wikipedia
al in 1964 voltooid.
In het artikel in het decembernummer van de Kampioen wordt ook de Vinho Verde genoemd, met de terechte opmerking dat in die naam het woord ‘verde’ niet letterlijk ‘groen’ betekent, maar figuurlijk ‘onrijp’, wat slaat op de gebruikte druiven.
Ik wou al weer gaan kritieken dat Amarante helemaal niet in het gebied van de Vinho Verde ligt, maar op een kaartje van de club die er over gaat, de Comissão de Viticultura da Região dos Vinhos Verdes, is duidelijk te zien dat Amarante wel degelijk precies midden in dat gebied ligt.
Ik heb dus gewoon ongelijk en de schrijfster van het ANWB-artikel niet.
Ik dacht ook al dat Porto wel met port maar niet met Vinho Verde te maken heeft, maar dat kan niet waar zijn, want genoemd instituut (ofwel wijnbouwcommissie, in het Portugees) is blijkens deze pagina in Porto gevestigd, aan de Rua da Restauração. Dat zal toch wel geen toeval zijn.
Ik weet er gewoon niks vanaf, van Vinho Verde. Te mijner verdediging zij aangevoerd dat ik de drank wel al vanaf 1981 soms genuttigd heb, maar dan vooral omdat ik de vorm van de fles waarin die verpakt zat, wel aangenaam om te zien vond. Het was een soort kalebas- of mandolinevormige fles. Ze schijnen nu uit de mode te zijn, want mijn poging er een plaatje van op te googlen bleef zonder resultaat.
De naam Amarante ken ik van borden op een snelweg, waar ik in 1999 reed op weg van Porto naar huis in Nederland. Ik vond het landschap daar ergens uitzonderlijk mooi, mooier dan zuidelijker in Portugal. Maar de precieze plek of streek waar ik dat uitzicht toen zag, heb ik later nooit meer teruggevonden.
Ik vond Amarante ook opvallen door de mooie naam, met al die a’s, die ook nog alle drie de ‘slappe’ klankvariant hebben in het Portugees. Een naam van hetzelfde kaliber als Zamora en Salamanca, hoewel die Spaans zijn.
Later (begin 2000?) hebben we de stad ook eens bezocht, maar dat viel tegen. Een armoedig busstation, een lange kronkelende weg vol met stinkende, bijna stilstaande auto’s.
Terug naar de milde kritiek, om vanaf het volgende hoofdstuk toe te komen aan de echt scherpe terechtwijzingen. In eerdergenoemde inleiding van het artikel in het decembernummer (2008) van de Kampioen, op blz. 39, lees ik:
“Met vlakbij het stadje Chaves waar geneeskrachtig bronwater tegen reuma wordt geschonken. De schitterende streek rond de rivier de Douro straalt een immense rust uit.”
Hoewel dat er niet letterlijk staat, krijg ik bij lezing de indruk dat Chaves aan de Douro ligt. Dat is niet het geval: van Peso da Régua, wél aan de Douro en ook aan de besproken route, via Vila Real naar Chaves is het 85 km rijden in 55 minuten. Tegenwoordig is dat allemaal snelweg of in elk geval een goed berijdbare weg. De route tussen Peso da Régua en Vila Real door de bergen, via Santa Marta da Peneguião (noot) is wel mooier, vooral in omgekeerde richting. Maar de bestuurder ziet er weinig van, want die moet op de bochten letten!
Chaves is onder andere zo charmant door de brug over de rivier, waar je vanaf terrassen en restaurants tegenaan kijkt. Die rivier is echter niet de Douro, maar de Tâmega, een zijrivier die bij Entre Os Rios (‘Tussen de rivieren’) in de Douro stroomt, niet ver van de plek waar in 2001 een brug is ingestort.
Nu dan de bijtende kritiek. Op bladzijde 44 is drie keer sprake van de Conte van Val de Limo. ‘Conte’ betekent waarschijnlijk in het Italiaans wel ‘graaf’, maar in het Portugees luidt dit woord ‘conde’. Het Portugees (vooral dat van Portugal zelf) is in veel opzichten zachter en vloeiender dan verwante talen. Daarom hou ik er ook zo van.
Of de naam van de graaf precies klopt, weet ik niet. Ik heb wel eens meer over hem gelezen, ik meen in een van de boeken van José Rentes de Carvalho. Of was het bij Gerrit Komrij? In ‘Over de bergen?’ Ik weet het niet meer. (*).
Via de site Solares de Portugal, ook in het kader van het artikel vermeld, vind ik met ‘Val de Limo’ niets. Bij Pousadas.pt ook niet. Elders op internet evenmin. Misschien zoek ik niet handig of houdt de graaf niet van overmatige publiciteit. Begrijpelijk en verstandig.
In het Kampioen-artikel, nog steeds op pagina 44, wordt regelmatig gewag gemaakt van een solaris of solares, wat geacht wordt enkelvoud te zijn. In werkelijkheid heten zulke grote landhuizen in het Portugees (en Spaans) ‘solar’. Het meervoud is wel ‘solares’, wat in het Portugees, geheel anders dan in het Spaans, wordt uitgesproken als ‘soelaarsj’.
Het Kampioen-artikel beschrijft nog veel meer plekken en bezienswaardigheden in Noord-Portugal. Daarover heb ik verder niets op te merken. Toch warm aanbevolen dus, zowel het artikel als die streken.
In 2008 had ik de naam
Santa Marta da Peneguião
verkeerd geschreven. Het moet namelijk zijn:
Santa Marta de Penaguião
.
Zo staat het op de site van het gemeentebestuur, de Câmara municipal. Dus dan moet dat wel goed zijn, toch?
Penaguião sluit ook beter aan bij andere plaatsnamen, zoals Penacova, Penamacor en Penafiel.
Toevoegingen bij mijn eigen vraag over een "Conte de Val de Limo".
Ook nu in 2020 kan ik al googelend niets over een dergelijke persoon vinden, ook niet met alternatieve spellingen zoals Conde de "Vale do Lima". Ik vermoed namelijk dat het eerder over de vallei van de Lima gaat. Val en vale zijn allebei goede Portugese woorden, varianten van elkaar. De Lima is de rivier waaraan, de naam zegt het al, het stadje Ponte de Lima of Ponte do Lima ligt, genoemd naar de oude brug over de rivier de Lima. Rio Lima, is dat in het Portugees, vandaar dat Lima, ondanks de -a, mannelijk is, en het lidwoord o krijgt, niet a. Samen met het voorzetsel de maakt dat do.
Mogelijk ging het dan om het Paço de Calheiros. Het woord paço is ontstaan uit palácio, met naar goed Portugees gebruik een verdwenen l tussen klinkers. Hier schrijft iemand: “Fomos recebidos com entusiasmo pelo conde Francisco de Calheiros. In het Nederlands: “We werden enthousiast ontvangen door graaf Francisco de Calheiros.”
Die persoon uit het boek “Over de bergen” van Gerrit Komrij, of eerder “Een zakenlunch in Sintra”, heette in het echt António Alçada Baptista, maak ik op uit een interview uit 2014, met J. Rentes de Carvalho, afgenomen door Fernando Venâncio, gepubliceerd in het Portugese tijdschrift LER. Ik dacht dat ik het boek van Gerrit Komrij bezat, zodat ik zou kunnen nakijken of deze persoon daarin onder zijn echte naam of een schuilnaam voorkomt. Maar ik heb het boek niet of ik kan het niet vinden. Herstel, toch gevonden: derde druk 2003. Alleen het eerste verhaal van de bundel, ca. 5 bladzijden lang, heet daadwerkelijk "Een zakenlunch in Sintra". Er staat geen naam in genoemd. Nu ik het boek weer doorblader, vermoed ik sterk dat ik het indertijd toch niet gelezen heb. Of nauwelijks.