Op de website van Ad Broere staat het korte artikel “Eind aan geldschepping door banken” Zoals bij Ad Broere gebruikelijk (bij mij al jaren niet meer) draagt het artikel geen publicatiedatum. Gelukkig kan ik die wel reconstrueren aan de hand van Twitter: 26 juli 2013.
Ik ga kort (ik en kort? voor je het weet zijn het weer 2000 woorden!) iets zeggen over wat in dat korte artikel staat. Het filmpje waarnaar gelinkt wordt, getiteld Bancorruptcy, heb ik wel bekeken en ik zou er veel over kunnen schrijven. Maar dat doe ik nu niet, omdat het handiger zou zijn dat dan in het Engels te doen, omdat dat de taal van die video is en ook van de erin voorkomende Britse Europarlementariër Godfrey Bloom.
Ik citeer Ad Broere:
“Banken scheppen geld uit het niets op het moment dat zij het uitlenen. De basis voor deze geldschepping is jouw handtekening onder een (hypotheek)leningcontract. Voordat jij de handtekening zette BESTOND HET GELD niet. Van wie is het geld dan? Van niemand en zeker niet van de bank. Toch vragen banken geld voor het uitlenen van dit geld uit het niets!”
In delen. Ik begin aan het eind en focus op:
“Van wie is het geld dan? Van niemand en zeker niet van de bank. ”
Dat is een triviale en daarom zinloze stelling. Uiteraard is het geld niet van de bank, ook nooit geweest, want banken hebben per definitie geen geld!
Nooit, want dat kan niet. Wat is namelijk geld? Geld is:
Banken behoren niet tot het publiek, dus banken kunnen volgens deze definitie geen geld hebben. De overheid evenmin. Het publiek is: huishoudens en bedrijven buiten de bancaire sector.
Geldschepping bestaat echt en treedt altijd op bij kredietverlening aan het publiek door banken. Als Ad Broere schrijft …
“Banken scheppen geld uit het niets op het moment dat zij het uitlenen.”
… is daar geen woord gelogen bij.
Die geldschepping volgt uit diezelfde definitie van geld als waarvolgens banken geen geld kunnen hebben. Dat is dus consistent.
Uit Ad Broeres woorden proef ik dat hij het allebei ongewenst vindt en het anders wil: hij wil dat er geen geldschepping plaatsvindt bij banken, en hij wil dat banken het geld hebben dat ze uitlenen.
En dat kan m.i. ook heel gemakkelijk. Niet door het hele systeem te veranderen en hervormen en misschien wel te ontwrichten, met chaos, burgeroorlog, armoede en honger als mogelijk gevolg. Ook niet door de definitie van geld te veranderen. Maar gewoon door een andere definitie van geld te hanteren, die evenzeer geldig is, maar geschikt is voor andere toepassingen.
De definitie waar geldschepping uit volgt, en die als consequentie heeft dat banken en de overheid nooit geld kunnen hebben, dat is de definitie van geld als ruilmiddel.
Het is de definitie waarmee centrale banken de maatschappelijke geldhoeveelheid meten: te weinig geld is niet goed, want dan stagneert de economie. Te veel zulk geld is ook niet goed, want dan raakt de boel oververhit en treedt uiteindelijk te snelle geldontwaarding op, omdat mensen te makkelijk dingen kunnen kopen, zodat de vraag toeneemt bij achterblijvend aanbod.
Die andere definitie is die voor geld als rekeneenheid. Ik doorzag dat pas minder dan twee maanden geleden. Met geld als rekeneenheid kun je alles wat economische waarde heeft uitdrukken als een geldbedrag.
En dan hebben banken opeens wel geld: munten en bankbiljetten die ze in de kluis hebben liggen hebben waarde en zijn in die zin dus geld. Aandelen, obligaties of andere waardepapieren, uitgegeven door overheden of bedrijven, waaronder andere banken: ze hebben een waarde, dus zijn uit te drukken in geld, zijn in zekere zin geld.
Ook de vordering van de bank op de lener waaraan die bank geld heeft verstrekt, is dan geld. Omgekeerd is de vordering van de lener, die het geleende geld bij een bank op een betaal- of spaarrekening heeft staan, ook geld.
En nu komt de clou: volgens die definitie bestaat geldschepping niet. Bij geld als rekeneenheid, als waarderingseenheid van waardevolle zaken (stoffelijk of financieel) moet je namelijk rekening houden met debet en credit, met bezittingen en schulden, met vorderingen en verplichtingen.
Als een bank iemand een lening verstrekt, krijgt de bank er geld bij (in de zin van ‘geld als waarde-eenheid’) (debetzijde balans), maar geeft geld aan de lener (creditzijde balans), zodat die lener dan geld heeft (banksaldo, debet op de balans van de lener voor zover die die opmaakt).
Door de transactie krijgt de bank er evenveel geld bij als ze weggeeft, dus per saldo gebeurt er niets. De bank wordt niet rijker.
Probleem opgelost. Het systeem is niet verkeerd, we hanteerden een gelddefinitie die tot misverstanden kan leiden. Hanteer de geschikte definitie, en de bank heeft wel geld dat ze uitleent, en geldschepping bestaat helemaal niet.
Tot slot nog een citaat uit het artikel van Ad Broere:
“Zolang er geen eind komt aan dit zieke systeem, zal er altijd een zeer onrechtvaardige verdeling van vermogens blijven bestaan. Enkelen die bijna alles hebben en de rest bijna niets.”
Aan steller, Ad Broere dus, de opgave om het oorzakelijk verband aan te tonen tussen enerzijds een onrechtvaardige verdeling van vermogens, en anderzijds geldschepping op basis van de definitie van geld als ruilmiddel. Werkelijk, ik zie het niet. Met de beste wil van de wereld niet.
Rente als oorzaak zou nog kunnen, hoewel ik daar ook niet in geloof. Politiek intermezzo: ik ben ook tegen grote inkomensverschillen en tegen armoede, maar ik zie progressieve belastingen, onderwijs, het tegengaan van handelsbelemmeringen en investeringen in energiebronnen van de toekomst als de geëigende middelen daartegen. Niet het afschaffen van rente.
En al helemaal niet het afschaffen van geldschepping – als dat al zou kunnen, ik denk van niet.
Ik kan die Latijnse uitdrukkingen nooit onthouden, mede omdat mijn gymnasiumavontuur in 1968 na één jaar al jammerlijk mislukt was. Maar ik kan ze wel opzoeken:
Allebei niet waar, waar het gaat om geldschepping en vermogensverschillen. Geen causaal verband. Drogredenen.
Copyright © 2013 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.