30–31 oktober en 15–, eigen vertaling uit het Engels
In deel 12 en deel 13 besprak ik het document van Sergio Domínguez en Marc Gauvin, getiteld “Formal Stability Analysis of Common Lending Practices and Consequences of Chronic Currency Devaluation”. Deze analyse stelt dat rentedragende leningen, en daarmee ook een financieel systeem dat rente toepast, inherent instabiel is.
Wat de leningen zelf betreft geef ik toe dat die inherent instabiel zijn, in die zin dat niet mathematisch gegarandeerd is dat ze altijd stabiel zijn, in 100% van de gevallen. Alleen is mijn beoordeling daarvan anders dan die van Marc Gauvin.
Waar het gaat om financiële systemen op basis van rentedragende leningen, geloof ik niet dat er een inherente instabiliteit is, zelfs niet in theorie. Daar gaat dit artikel over.
In de artikelen 12 en 13 richtte ik me op de wiskunde en de geldigheid van het model voor de lening. Nu in deel 15 ga ik kijken naar het grotere model dat de auteurs voorstellen, niet van één lening maar van de economie als geheel en de rol van banken daarin.
Ik kijk naar de bladzijden 13 en 14 van de Analyse, in hoofdstuk 3 getiteld “Broader implications and overall currency stability” (Verdere consequenties en algehele geldstabiliteit).
De auteurs stellen (in mijn vertaling)
“dat het ontwerp van het gangbare
financiële systeem in zijn geheel instabiel is, omdat het
een begrensde (eindige) invoer heeft in de vorm van beloofde
onderpandwaarde, maar een onbegrensde uitvoer in de vorm
van schuld.”
(In het origineel is dit de zin:
“that the prevalent financial
system’s design [...] unbounded debt
output.”)
Ik ben het met die conclusie niet eens, en dat komt volgens mij door fouten in hun model van de economie, op bladzijde 14.
Uit deze (door mij hier vertaalde) zin op pagina 13
(in het origineel luidt die:
“Therefore, since money creation
[...] absorbed by the greater economy.”):
“Daarom, aangezien geldschepping en
lenen tegen rente de kern van het systeem vormen, zorgen
rentedragende leningen voor een instabiliteit die niet
binnen het systeemontwerp zelf wordt gecompenseerd, zodat
die moet worden opgevangen door de economie in ruimere
zin.”
maak ik op dat de auteurs een duidelijk onderscheid
maken tussen het financiële systeem en de economie als geheel.
Maar dan zou het inconsistent zijn dat het begrip
“Wealth”
(rijkdom, welvaart, waarde van onderpanden) is opgenomen
in figuur 6, die als titel heeft
“Financial System Model”
(Model van het financiële systeem).
Voor mij is de waarde van mogelijke onderpanden wel onderdeel
van de economie, maar niet van het financiële systemen.
Zelf maak ik dat onderscheid hieronder niet zo duidelijk, ik ga vaak over de grenzen heen. Misschien is dat weer een fundamenteel verschil tussen Marc Gauvin en mij, zoals al duidelijk werd tijdens de e-maildiscussie die ik met hem voerde. We hebben waarschijnlijk allebei gelijk, ieder op een eigen manier, maar we bekijken de wereld heel anders.
Overgezet naar het autovoorbeeld: zien we alleen de auto als het model, of kijken we naar de auto inclusief de bestuurder? Ik kies duidelijk voor het laatste, omdat dat de praktische betekenis van de conclusie groter maakt.
(Mijn vertaling: ‘Hoofdsom en onderpandwaarde’)
De tekst “Production of
W(k)
is the result of a fixed spending of previously created
P(k−1) [...]”
(wat ik zou willen vertalen als
“De productie van
W(k) is het resultaat van
een vaste besteding van eerder gecreëerde
P(k−1) [...]”)
suggereert dat je iets van waarde alleen
kunt verkrijgen, alleen kunt kopen, met geld uit
een hoofdsom.
Een hoofdsom is het oorspronkelijke totaalbedrag van een lening.
Dus de suggestie is dat mensen altijd geld moeten lenen om iets
te kunnen kopen.
(Zie deze opmerking!)
Dat is duidelijk niet zo: je kunt ook dingen kopen met opgespaard geld, met geld dat verdiend is door bij een baas te werken, door diensten te verlenen (voorbeeld: leraren) of door goederen te produceren of verbeteren (en zo waarde toe te voegen).
Mijn critici zullen nu misschien aanvoeren dat geld dat je verdient, betaald is door iemand anders, en dat dat geld uiteindelijk schuld is, omdat het is geschapen door kredietverlening, ofwel door een centrale bank, of, via het opblaasmechanisme, door een niet-centrale bank.
En dat is ook zo. Geld is schuld, wat bijna letterlijk de titel is van de bekende video waarover ik later nog zal schrijven: Money as Debt (‘Geld als schuld’). Maar de schuld van de één is het bezit van de ander. Een debetpost in de ene balans staat gespiegeld in een andere balans als creditpost. We kunnen daarom evengoed zeggen dat geld vordering is. De suggestie die daarvan uitgaat is veel sympathieker: geld geeft je een vordering op contanten, een vordering op dingen, het geeft je koopkracht. Meer daarover in een volgend artikel.
Misschien begrijp ik het verkeerd, en is de ‘wealth’ (het object van waarde) in figuur 6 alleen datgene wat daadwerkelijk dient als onderpand voor de lening, die zelf weer dient om dat waardeobject aan te schaffen.
Bijvoorbeeld: bij het kopen van een huis of een auto. Maar zelfs dan is het lang niet altijd zo dat het volledige koopbedrag wordt gefinancierd uit die lening. Mensen gebruiken gewoonlijk ook een deel eigen geld. Dit geldt vooral in de situatie dat iemand naar een nieuwe woning verhuist vanuit een huis dat al lang geleden is gekocht: de verkoopopbrengst van het vorige huis, minus wat nog rest van de hypotheeklening, kan een flink bedrag zijn.
(Mijn vertaling: Waarde, onderpand en hoofdsom)
Vertaald citaat van bladzijde 14 van de Analyse (punt 3):
“[...] financiële instituten zijn verplicht een vaste verhouding te handhaven van P(k):C(k), voldoende om P(k+n) te garanderen, zodat de verhouding constant moet zijn en, [...]”.
In elk afzonderlijk geval dat een lening wordt toegekend, met een onderpand als zekerheid, is die verhouding constant. Dat is wel waar. Maar wat die verhouding dan feitelijk is, dat varieert sterk, afhankelijk van land, economische situatie in de betreffende periode, en wetgeving. Zo zijn actuele getallen voor Duitsland 60% en 80% (zie de Beleihungsgrenze). Voor Nederland herinner ik me dingen als 70 of 90% van de executiewaarde, maar ook wel 100% of 110% van de aankoopprijs.
Als eerder genoemd wordt het onderpand soms maar ten dele gefinancierd met een lening, dus de waarde van het onderpand kan ook veel hoger zijn dan het leningbedrag. Bovendien kan gedurende de looptijd de waarde van het onderpand gelijk blijven, langzaam stijgen en soms sterk dalen (bij een huis met hypotheek), of na aankoop snel afnemen en daarna geleidelijk steeds langzamer (in het geval van een nieuwe auto). Dit betekent dat de actuele waarde van het onderpand sterk kan afwijken van de resterende hoofdsom van de lening.
Zolang de eigena(a)r(en) niet willen of hoeven verkopen, is dat geen probleem. Het is namelijk nooit de bedoeling van de leningverstrekker om het onderpand onder dwang te verkopen. Het onderpand dient alleen als laatste redmiddel voor het geval de lener te lang in gebreke blijft met de periodieke betalingen.
Daarom is in deze samenvatting van Marc Gauvins uitleg (noot) A niet gelijk aan B, omdat de hoofdsom niet het onderpand is, het onderpand niet de waarde, en de waarde niet de hoofdsom. Elk van die drie kan in individuele gevallen zo ongeveer alles zijn, en ze veranderen in de tijd, elk op een andere manier.
Daar komt nog bij: heel wat leningen hebben helemaal geen onderpand. Het zijn ongezekerde leningen. Voorbeelden zijn roodstand op een betaalrekening, en creditcards.
Ik citeer nog eens (vertalend) van bladzijde 14, nu bij punt 5:
“Het bedrag P wordt geboekt als positieve posten in gebruikersrekeningen en als negatieve posten in verplichtingenrekeningen zodat als P(k) wordt afgetrokken van de gebruikersrekeningen om de negatieve boekingen in de verplichtingenrekeningen geheel teniet te doen, het totaal P(k) = 0, d.w.z. dat het in feite uit circulatie gehaald is. P(k) vertegenwoordigt daarom de totale hoeveelheid geld in omloop.”
Die positieve en negatieve bedragen vind ik moeilijk te interpreteren. Ik geef de voorkeur aan debet en credit, volgens het systeem van dubbel boekhouden dat Luca Pacioli al in 1494 beschreef. Ook is niet duidelijk om welke rekeningen het precies gaat. Om wiens verplichtingen gaat het bij de aanduiding “liability account”? Die van de bank of die van de lener?
In mijn voorbeeld in artikel 10 heb ik, nadat de lening is toegekend, ook twee rekeningen (in de boeken van de bank, niet die van de lener), maar die staan beide op naam van de lener, d.w.z. de klant van de bank. Eén rekening stelt de lening zelf voor, en de andere de beschikbaarheid van het geleende bedrag voor de lener.
Het is waar dat het beschikbaar stellen van het bedrag geldschepping veroorzaakt en dat het aflossen van de lening inhoudt dat geldvernietiging plaatsvindt. Als de lening echter gebruikt wordt om een huis te kopen, wordt het bedrag gewoonlijk beschikbaar gesteld – tenminste, zo gaat dat hier in Nederland – door het over te maken op de derdenrekening van een notaris. De notaris betaalt dan aan de bank van de verkoper om de eventuele hypothecaire lening af te lossen, en betaalt wat overblijft aan de verkoper uit, na aftrek van kosten en belastingen.
Latere aflossingen door de koper van het huis (de leningnemer van de nieuwe hypotheeklening) gebeuren vanaf weer een andere rekeningen, die op naam staat van de lener.
De manier waarop de auteurs van de Analyse de gang van zaken beschrijven, kan erop wijzen dat ze niet vertrouwd zijn met de dubbele boekhouding en dat ze niet volledig begrijpen hoe geldcreatie werkt. Maar misschien begrijpen ze die dingen wel en maak ik me onnodig zorgen.
Toch versterkt wat bovenaan bladzijde 21 staat mijn vermoeden: Er staat (in mijn Nederlandse vertaling): “En de bank houdt ook de volgende tabel bij:”
Ik denk niet dat banken de kolommen 1 en 3 echt nodig hebben. Hoe moet de bank weten wat de huidige waarde van het onderpand is? Door elke maand een taxatie te laten doen? Waarom zouden ze daar geld of moeite aan spenderen? Zolang de lener geen betalingsachterstand heeft, hoeft de bank helemaal niet te weten wat het onderpand waard is.
Het enige wat van belang is, is hoeveel de lener de bank schuldig is: de oorspronkelijke hoofdsom minus alle gedane aflossingen.
De bank zal ook in de gaten houden of de periodieke termijnen betaald worden zoals afgesproken. Goed, dat is min of meer hetzelfde als wat in kolom 3 staat.
(Mijn vertaling: Langlopende spaartegoeden)
De tekst op pagina 14 (eind van punt 4) gaat verder met:
“Merk op dat S ook tijdelijk delen van P van circulatie haalt.”
Deze grootheid S stelt lang lopende spaartegoeden voor. Of dat geld echt niet meer in omloop is, hangt af van de definitie van ‘geld’ en de looptijd van de spaarrekening.
Geld op een spaarrekening behoort niet tot M1.
Als de opzegtermijn drie maanden of minder is, of de looptijd maximaal twee jaar, dan behoren die bedragen nog steeds tot M2 en M3. (Dit is volgens Europese definities. In Amerika is alles onder de 100.000 dollar M2 en daarboven M3, ongeacht looptijd of opzegtermijn.) Dus uitgaande van die geldaggregaten is het geld nog steeds in omloop.
Als de opzegtermijn of looptijd langer is, wordt het bedrag niet meer beschouwd als geld in monetaire zin – hoewel het natuurlijk nog steeds waarde heeft en voor de rekeninghouder van de spaarrekening een bezit vertegenwoordigt!
In alle gevallen kunnen banken ingelegd spaargeld dat valt onder M2/M3, en ook ‘niet-geld’ in langerlopende besparingen, gebruiken als financiering van nieuwe leningen. Het effect is dat het gespaarde geld weer in omloop komt in de economie. Dit is een van de dingen waardoor banken nuttig zijn.
(Mijn vertaling: Rente en totale systeemschuld)
Op bladzijde 14 van de Analyse schreven de auteurs ook, in punt 5 (ik citeer weer vertalend):
“De totaal uitstaande D(k) is een onbegrensde som van P(k) + I(k) dus als het systeem D(k−1) herfinanciert, wordt de uitstaande I(k−1) samengesteld met I(k) en zoals hierboven aangetoond, wordt dan de groei van D exponentieel.”
Ik heb het al eerder gezegd en ik zeg het hier nog eens: het is niet juist om “schuld” gelijk te stellen aan de uitstaande hoofdsom plus rente. Schuld is wat je iemand verschuldigd bent, in dit geval, wat de lener verschuldigd is aan de bank. Dat is de resterende hoofdsom en alle rentetermijnen die zijn verschenen, maar nog niet betaald. Nog niet verschenen rente, en wel verschenen rente die al is betaald zoals overeengekomen, is geen schuld.
Figuur 6 laat wel zien dat uit de hoofdsom de verplichting ontstaat om rente te betalen (I), maar niet dat de lener die rente gewoonlijk inderdaad betaalt, niet waar de lener die rente vandaan haalt en ook niet wat de bank met de ontvangen rente doet.
Ik schreef daar eerder al over. Banken betalen de rente die ze ontvangen van leners ten dele weer uit aan inleggers, betalen er operationele kosten mee (inclusief misschien wel excessief hoge en onverdiende salarissen en bonussen voor bankmanagers), keren dividenden uit en versterken de stroppenpot.
Al dat geld keert terug in de economie. Ofwel het wordt uitgegeven, ofwel op een bankrekening gezet, waar het kan dienen als financiering (funding) voor nieuwe leningen.
(Er zal ook wat geld contant worden bewaard buiten de banken, wat betekent dat het echt uit de circulatie is en niet langer nuttig kan zijn in de economie. Het ligt niet voor de hand dat dat een hoog percentage is of dat het toeneemt, vooral omdat contant geld geen rente opbrengt.)
We kunnen de situatie vergelijken met een circuit dat bestaat uit een heleboel buizen waar water door stroomt. Het water stelt het geld voor (in de ruimere betekenis van ‘waarde’, niet per se de zuiver technische betekenis). Water dat in een van die buizen wordt gepompt (rente die aan een bank wordt betaald) kan uiteindelijk elke andere buis bereiken, ook de buis waar een lener rente moet betalen, omdat alles met elkaar verbonden is.
Of genoeg ervan inderdaad die lener bereikt, hangt af van drukken, leidingdiameters, stromingsweerstand, verstoppingen. In economische termen: vaardigheden, talenten, hard werken, redelijke lonen, loonkosten, progressieve belastingen, geluk of pech, gezondheid, efficiëntie, concurrentie, handelsbelemmeringen, enz. enz.
Dus succes is niet verzekerd. Maar dat is een economisch en politiek probleem, niet een effect van rente.
Het punt is dat de rente die een lener aan een bank betaalt, niet ergens zoek raakt, die bevindt zich nog steeds in de economische kringloop, ze hoeft niet aangevuld te worden. Niet door groei en ook niet door iets anders. Daarom zijn die (kleine maar realistische!) speelgoedeconomieën in die spreadsheets, waar ik eerder naar hyperlinkte, zelfs zonder enige economische groei stabiel:
Uit het bovenstaande valt in te zien dat nog een formule, uit de wegpagina waar ik hiervoor al naar linkte, incorrect is. Die pagina heeft de bestandsnaam “The Scam short form.htm” (zie opmerking), en stelt dat C=A+D, ofwel Debt = Principal + Interest, schuld is hoofdsom plus rente.
Dat is niet waar: schuld is wat je iemand schuldig bent. Als je de rente op tijd betaalt, ben je die niet langer verschuldigd.
Marc Gauvin trekt dan deze conclusie:
“All current money
contracts are centred on such flawed logic and
according to several legal doctrines, they ALL
are invalid.”
In mijn Nederlands:
‘Alle huidige geldcontracten
berusten op zulke logische fouten, en zijn volgens
diverse juridische doctrines ALLEMAAL
ongeldig.’
Die conclusie is ongeldig en die contracten zijn wel geldig. Er is geen zwendel, banken zijn geen oplichters. Niet schaakmat, maar een verkeerde zet.
Zelfs als, om wat voor reden dan ook, de lener de rente niet op tijd betaalt, veroorzaakt dat geen instabiliteit voor de economie als geheel. Het geld is namelijk nog steeds érgens.
Als de reden voor de betalingsachterstand bijvoorbeeld is, dat de lener hard werkt maar te weinig betaald krijgt, of hij raakt zijn baan kwijt, dan gaat er minder geld naar de bank, maar er blijft meer geld bij zijn (huidige of vroegere) werkgever.
Er is een tekort aan geld bij enkele afzonderlijke bedrijven of personen, maar geen tekort (dat door geldschepping zou moeten worden aangevuld) voor de hele economie, die bestaat uit onderling verbonden mazen en kringlopen vol met financiële interacties.
Hetzelfde geldt als de lener in moeilijkheden raakt als gevolg van een onverantwoordelijk uitgavenpatroon: de winkels waaraan hij geld betaalt, voor dingen die hij zich eigenlijk niet kan veroorloven, krijgen meer geld, maar de bank krijgt minder. Het netto-effect voor het geheel van de economie is nul.
Sommige bankmanagers en andere managers, verdienen salarissen die, zoals ik het zie, niet worden gerechtvaardigd door hoe hard ze werken of hoeveel verantwoordelijkheid ze dragen.
Bonussen maken dat erger.
Aandeelhouders dwingen managers soms om te focussen op kortetermijnwinsten, in plaats de belangen te dienen van alle belanghebbenden (stakeholders), niet het minst de klanten van de bank. Hopelijk doen banken op coöperatieve grondslag het in dit opzicht beter.
Hoewel ik duidelijk geen fan ben van inhalige bankiers, keren de grote hoeveelheden geld die ze opstrijken uiteindelijk wel terug in de economie: ofwel ze geven het uit, ofwel ze sparen of beleggen het; misschien gaat zelfs een deel naar goede doelen.
Dus ook al is er geen zekerheid dat dat geld ook de lener bereikt die rente moet betalen, het geld circuleert in elk geval wel in de economie. Als we naar de economie als geheel kijken in plaats van naar individuele spelers, dan is er geen gebrek aan geld.
Om dit artikel mee af te sluiten, een laatste commentaar over de Analyse.
Op pagina 20 staat een tabel van een rentedragende lening die volgens een annuïteitenschema wordt afgelost. Elke maand wordt een twaalfde van het jaarpercentage van 5 procent betaald als rente, de rest dient als aflossing van het leenbedrag.
De meest rechtse kolom draagt het opschrift “Deficit Loan 1”, ofwel ‘tekort lening 1’. Daar staat steeds het bedrag van de hoofdsom, in de hypothetische situatie dat over de afgelopen periode (maar niet alle voorgaande!) het rentepercentage nul geweest was.
Ik zie niet in waarom dat dat een betekenisvol of interessant getal is.
In een eerder artikel reageerde ik al als volgt op diezelfde tabel:
“Maar de berekende tabel op pagina 20, die gaat over een typische annuïteitenhypotheek, eindigt keurig met een «Balance Loan 1» (‘saldo lening 1’) op nul. Dus die lening is uiteindelijk toch stabiel geworden.”
In onze e-maildiscussie was Marc Gauvin het daar op 26 aug 2012
om 11:14:18B niet mee eens.
Hij stelde: “it shows the Principal
at zero but with an unpaid interest sum. Therefore it is not
stable.”
(Vertaald: ‘De hoofdsom is wel
nul, maar met een onbetaalde rentesom.
Daarom is de toestand niet stabiel.’)
Mijn eerste reactie (tot nu nooit verzonden) zou zijn “Goed, dan betaal je die laatste rentetermijn gewoon ook, en daarna is het voorgoed stabiel.”
Maar nu ik er nog eens naar kijk, zie ik dat in feite, op het punt waar de hoofdsom nul wordt, de laatste rentetermijn al betaald is. Dus er is geen “unpaid interest sum”.
Want ga maar na: na de eerste periode is de verschuldigde rente: één maand bij een jaarlijkse rente van 5% van de voorgaande (en initiële) hoofdsom van 500.000 dollar:
500.000 * (5 / 100 / 12) = 500.000 * 0,0146667 = 2083,33.
De maandelijkse betalingstermijn is 42.803,74. Met wat er overblijft na het betalen van de rente kan de hoofdsom worden afgelost: 42.803,74 − 2083,33 = 40.720,41 en 500.000 − 40.720,41 = 459.279,59. Dat is de nieuwe hoofdsom.
In de volgende perioden is de berekening gelijk, waarbij steeds de voorafgaande grootte van de hoofdsom wordt gebruikt om de verschuldigde rente te berekenen.
Voor de laatste termijn betekent dat:
42.626,13 * (0,05 / 12) = 42.449,26 * 0,0146667 = 177,61.
42.803,74 − 177,61 = 42.626,13, dat is de resterende
hoofdsom. Daarna is alles nul en stabiel.
Toevoeging 14 oktober 2012:
Ik dacht dat de “Scam short form” (in dit artikel hier en hier genoemd) oorspronkelijk van Marc Gauvin kwam.
Maar er staat ook een Nederlandse versie van op het web, waarvan iemand die zich soms Jac noemt (is hij de webmaster?) op 4 oktober 2012 stelde dat die van hem afkomt. Of van hen?
Als dat zo is, haalde Marc Gauvin misschien zijn tekst van deze bijna identieke Engelse versie, gepost door iemand met de naam Jake. Dezelfde persoon als Jac?
De site holland4mpe is mogelijk afgeleid van australia4mpe, waar de bedenker van MPE (Mathematically Perfected Economy – wiskundig geperfectioneerde economie) kennelijk Mike Montagne is. In zijn vele video’s hier klinkt hij als een Amerikaan en niet als een Australiër. Mike Montagne zegt dat hij zijn ideeën al in 1977 ontwikkelde.
In de weinige video’s die ik zag duurde het erg lang voor hij ter zake kwam (als er al een zaak was!), en het leek allemaal niet erg goed voorbereid en tamelijk incoherent. Maar dat ligt misschien aan mij.
Hier staan links naar meer materiaal van Mike Montagne.
16 juli 2013
In juni en juli 2013 kwam ik, voornamelijk via Twitter, in contact met veel aanhangers van MPE (Mathematically Perfected Economy), over de hele wereld, waaronder ook de oprichter van die beweging, Mike Montagne. Enkelen beleven de discussie aangaan, Mike en anderen renden al snel weg.
Dit alles resulteerde in een lange serie specifiekere artikelen, bereikbaar via hetzelfde menu als de algemenere.
Die artikelen over MPE zijn in het Engels, dit is ongeveer het punt in het menu waar de links ernaar beginnen. Enkele zijn al vertaald in het Nederlands en misschien komen er nog vertalingen bij. Het Nederlandse menupunt zit ongeveer hier.
Zie ook The Money PSYOP. Het idee dat volgens die beschrijving in het boek staat, zit ook in een nieuwere site: Money Systems Transparency Alliance, specifieker 6 Facts to Change the World en The Misrepresentation of Money, door dezelfde auteurs.
Mijn mening over die ideeën: ik ben het er helemaal niet mee eens. Ik denk dat de auteurs problemen zien waar ze helemaal niet zijn, als gevolg van het verkeerd toepassen van wiskunde en formele logica op de praktische realiteit van het dagelijks leven.
Natuurlijk kan geld dienen als rekeneenheid, ruilmiddel en oppotmiddel. Er is geen reden waarom dat niet zou kunnen.
Zie ook Applying double-entry bookkeeping (alleen beschikbaar in het Engels).
Copyright © 2012, 2017 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden, alle rights reserved.