[Opmerking 2 juli 2017: NB Het materiaal van Ons Geld Nu waaraan ik refereer blijkt inmiddels verplaatst, zodat mijn hyperlinks in dit artikel niet meer werken. Zie Verplaatst voor nieuwe URL’s.]
Na de vorige afleveringen (c en b) ga ik nu verder bij het hoofdstukje Leningen van de pagina Hoe private banken geld creëren.
Het klopt wel wat daar staat. Maar ik maak weer kanttekeningen bij de manier van presenteren, waardoor net een verkeerd beeld ontstaat. Het toekennen van de lening door de bank wordt hier namelijk weergegeven in twee aparte stappen. Na de eerste stap, het noteren van de vordering van de bank op de lener, is de balans niet meer in evenwicht. Dat klopt niet, de beide stappen moeten als één transactie gezien worden, als één journaalpost die zelf, net als de balans, in evenwicht is: debet en credit zijn in totaal gelijk.
Door die aparte tweede stap, het noteren dat de bank voortaan een schuld heeft aan de lener, waarmee de bank het geleende geld beschikbaar stelt, wordt de indruk gewekt dat het geldscheppen een opzettelijke, bewuste actie van de bank is. Maar dat is niet zo. De beide kanten van de medaille, de lening als vordering van de bank (de lener moet ooit terugbetalen) en de lening als geld (de bank moet nú meteen de betalingsmogelijkheid van de lener verschaffen), die vormen samen één geheel.
Per saldo wordt de bank er niet rijker door, want debet en credit heffen elkaar op. De bank komt er zelfs door in een ongunstigere positie, want de lener krijgt het geld meteen, maar de bank krijgt het pas later terug. Asymmetrische condities dus. En dat moet ook, want alleen zo heeft de lening zin. Daar zijn banken voor.
De geldcreatie vindt automatisch plaats, doordat van de tweezijdige transactie alleen de creditkant als geld geldt. Ik heb dat inmiddels al honderden keren uitgelegd. In elk geval tientallen.
Verder citaat:
“Een bank ‘leent’ geen geld – om te kunnen lenen moet iemand eerst geld hebben om uit te lenen – In werkelijkheid creëert een bank krediet – geld – wanneer het leningen verstrekt.”
(Het bank? De bank, ze. Maar dat terzijde. Taalgefrutsel.)
Waar, hoewel het woord “krediet” hier voor de rechterkant van de balans wordt gebruikt. Ik reserveer het liever voor de linkerkant. Maar voor allebei is iets te zeggen. Als je links en rechts maar duidelijk uit elkaar houdt, wat lang niet altijd het geval is.
De bank leent hier inderdaad geen geld uit dat eerder door iemand anders was ingelegd. Dat komt doordat de lener het geld nog even niet gebruikt, maar gestald laat staan op een rekening. Daardoor leent de bank het geld van de lener terug van en aan de lener zelf: de verstrekte lening is z’n eigen dekking.
Voor zo lang als het duurt – en soms is dat: nul seconden, bijvoorbeeld als de bank het bedrag meteen naar een notaris overmaakt die er een huisaankoop mee afrekent. Zodra de lener het verstrekte leningsgeld gebruikt voor een betaling aan iemand bij een andere bank, moet de oorspronkelijke bank wel degelijk een inleg van een ander klaar hebben staan om de lening te dekken, m.a.w. om aan de creditkant tegenover de lening aan debetkant te staan.
In de dagelijkse bankpraktijk wordt dit natuurlijk niet per losse leningtransactie bekeken. Bij een beetje bank vinden elke dag enorme aantallen transacties plaats. Waar het om gaat is dat per saldo alles in orde blijft: debet en credit in evenwicht (als alle transacties zelf al in evenwicht zijn, kan dat niet anders), en aan alle reservevereisten alias kredietremmen blijft voldaan worden.
De bank zelf en de centrale bank monitoren de situatie. Per uur, per dag, per week enz.
Dit voorbeeld, op dezelfde pagina bij OnsGeld.nu, klopt weer keurig, en lijkt sprekend op wat in Modern Money Mechanics staat en wat ook op mijn site voorkomt.
Nu ga ik verder bij De Money Multiplier.. En andere mythes. Citaat:
“Maar wat zijn dan die getallen die op je rekening verschijnen? Is dat dan geen geld? Nee, in wettelijke zin niet. Die getallen op je rekening zijn alleen een registratie van het feit dat de bank jou op een onbepaald moment in de toekomst dat bedrag moet terugbetalen. In boekhoudkundige termen staat dit bekend als de passiva (liability) van een bank.”
Klopt. Een schuld van de bank, ofwel een vordering van de rekeninghouder. En die vordering IS het geld.
“Dus is het saldo op je bankrekening niet het geld zelf, / ”
Wel! Geld is, in compact lastig vertaalbaar Engels gezegd: ‘what banks owe the public’, wat banken het publiek schuldig zijn. Geld is vordering van het publiek op banken. Simpel.
“ / maar toont alleen een wettelijke verplichting – of aansprakelijkheid – om jou het geld terug te betalen in de toekomst.
In zekere zin: ja. Alleen, die verplichting (wettelijk weet ik niet, boekhoudkundig wel in elk geval, civielrechtelijk ook: er is een verbintenis), die verplichting IS het geld. Een Verbindlichkeit, noemen de Duitsers dat. Van de bank dan, want de rekeninghouder heeft een Forderung, een vordering, einen finanziellen Anspruch, een financiële aanspraak.
“Tweederde van de bevolking in het Verenigd
Koninkrijk heeft een iets beter begrip van hoe banken werkelijk functioneren.
Zij geloven dat banken het geld dat zij ontvangen van spaarders weer uitlenen.
Volgens dit idee lenen de banken het gespaarde geld van rijke of gepensioneerde
individuen en zij gebruiken dat geld weer om uit te lenen aan mensen die geld
nodig hebben om een huis te kopen, of aan ondernemers om te investeren en te
groeien.
De banken maken hun winst door meer rente te vragen aan de mensen die lenen
dan rente te geven aan de mensen die sparen. Het verschil tussen de
rentetarieven – beter bekend als de spreiding vormt de winst. In dit model
bieden de banken gewoon een dienst aan door geld te sluizen van de mensen
die het niet nodig hebben naar de mensen die wel geld nodig
hebben.”
En zo is het ook. Het is geen fabeltje, maar de werkelijkheid. Ook gewoon te zien op de bankbalansen, debet = credit, zie openbare jaarverslagen.
En dit model is NIET in tegenspraak met de geldcreatie, die eveneens echt bestaat. Er lijkt een tegenspraak maar die is er niet. Zie mijn recente stuk Geld van de buurman.
“De meeste studenten economie en financiën hebben
een iets beter begrip van bankieren. Hen wordt zoiets geleerd als de
‘Money Multiplier’. Het money multiplier verhaal gaat over hoe de
banken het meeste geld in de economie creëren.
[...]
Dus het geld multiplicatiemodel dat nog in vele
universiteiten onderwezen wordt, wijst erop dat dit herhaalde proces van geld
aannemen van de klant, een bedrag in reserve houden en vervolgens de rest weer
uitlenen, uit het niets geld kan creëren omdat hetzelfde geld steeds dubbel
geteld wordt.”
Terecht dat ze dat onderwijzen, want het model is correct. Ik heb het uiteraard ook op mijn site staan.
“U kunt zich dit model voorstellen als een pyramide. Het contante geld is de basis van de pyramide en afhankelijk van de reserve ratio vermenigvuldigen de banken de totale hoeveelheid geld door het steeds opnieuw uit te lenen. Meer gevorderde zaken behelzen zowel het concept van ‘centrale bank reserves’ als contant geld, maar het principe blijft gelijk.”
Inderdaad. Zoals ik hier liet zien is het effect niet speciaal gekoppeld aan contant geld. De ouderwetse gang van zaken (mijn artikelen 1 en 2) en de modernere girale (mijn artikelen 10 en 11) zijn in wezen equivalent. Wat geldschepping betreft zeker. Wat de reserves betreft moet je een heleboel ouderwetse transacties op elkaar leggen om per saldo bij de moderne situatie aan te komen, de situatie die past bij het periodiek monitoren of nog aan de eisen wordt voldaan.
“Het money multiplier-model heeft verschillende
consequenties:
ten eerste houdt dit model in dat banken moeten wachten met geld uitlenen
totdat er iemand een storting doet.”
Dat lijkt zo, omdat iedereen, om de uitleg overzichtelijk te houden, begint met een lege basissituatie. Dat doet aan het principe niets af. Bovendien: ook bij sparen en lenen, geheel in contanten zoals in mijn allereerste artikel, kan de lener het contant verkregen leningsbedrag tijdelijk op een rekening stallen, en dan heb je de situatie uit mijn artikelen 10 en 11: het leningsbedrag is zijn eigen dekking. Voor zolang als het duurt.
“Ten tweede houdt het in dat de centrale bank de totale controle heeft over de hoeveelheid geld in de economie.”
Nee, klopt niet. De centrale bank zou wel via de geëiste kasreserve de kredietverlening, dus de geldschepping, kunnen afknijpen. Dan kunnen banken niet meer krediet verlenen dan ze al doen. Dan moeten ze wachten tot er meer spaargeld naar ze toe komt of er meer andere leningen worden afgelost, voor ze verder kunnen. Dat is een middel dat centrale banken tegenwoordig niet toepassen, uit angst voor verstikking van de economie en recessie.
Maar ze kunnen het wel, nog steeds. Het omgekeerde kunnen ze niet: door meer reserves te creëren of de reserve-eis te verlagen, banken dwingen meer leningen te geven resp. huishoudens en bedrijven om meer leningen te nemen. Bankpresident Mario Draghi weet er alles van. Hij wil het wel maar het gaat niet. Gelukkig niet, vind ik. Te veel krediet is niet goed.
You can lead a horse to water, but you cannot make it drink.
“Als alternatief kan de ECB de hoeveelheid contant geld gewoon veranderen. Als zij €1000 zou drukken en in de economie zou brengen, en de reserve ratio is 10% dan zegt de theorie dat de totale geldhoeveelheid zal groeien met €10.000, nadat de banken het proces van opnieuw uitlenen van dat geld hebben doorlopen. Dit proces wordt beschreven als het veranderen van de hoeveelheid basisgeld in de economie.”
Centrale banken brengen geen bankbiljetten ‘in de economie’, ze verkopen ze op verzoek aan niet-centrale banken, die ze dan op verzoek van het publiek kunnen inruilen voor saldo. Pas dan worden de biljetten geld (M1), in handen van banken (centraal of niet-centraal) zijn ze dat niet.
Inderdaad zijn bankbiljetten bij niet-centrale banken wel basisgeld. In principe kan dat tot meer kredietverlening leiden, maar alleen als er kredietgevers én kredietnemers zijn die daar trek in hebben. Zo niet, dan niet.
Bovendien: dat de centrale bank contante reserves (bankbiljetten) verkoopt aan een bank, gaat ermee gepaard dat de niet-contante reserves afnemen (de bank betaalt de biljetten met saldo), dus de reserves veranderen per saldo niet.
“Ten derde houdt dit model in dat de geldhoeveelheid nooit oncontroleerbaar wordt, tenzij de centrale bank dat zou willen. / ”
Centrale banken beschikken over diverse instrumenten om de geldhoeveelheid te sturen. Gedwongen verkleinen kan wel (maar zo ver zal een moderne centrale bank vrijwel nooit gaan), gedwongen vergroten kan niet. Proberen te stimuleren dan weer wel.
“ / Jammergenoeg is het hele money multiplier-model van bankieren helemaal verkeerd.”
Nee hoor, het model is helemaal correct. Je moet het wel met begrip en verstand hanteren, natuurlijk.
«Professor Charles Goodhart van de London School of Economics, al 30 jaar adviseur van de Bank of England, beschrijft dit model (1984) als: ”Zo een verkeerde manier van beschrijven hoe de geldvoorraad wordt bepaald dat deze grenst aan mis-instructie”.»
Ik verbaas me tegenwoordig nergens meer over, ook niet over de mogelijkheid dat zelfs hoogleraren hun eigen onderwerp niet eens begrijpen en dat ik het dan, met m’n nul jaar economie, moet gaan uitleggen.
Los daarvan, hij zal wel iets anders bedoeld hebben: niet dat het model niet klopt, maar dat alleen dat model hanteren om de materie uit te leggen, didactisch gezien niet voldoet. Daar kan ik wel mee eens zijn.
Trouwens, “wordt bepaald”, dat lijkt me geen goede formulering. Wat stond er in het Engels? Ik ga het niet opzoeken. De centrale bank bepaalt niet de geldhoeveelheid (niet in de zin van ‘beslissen over’; wel in de zin van ‘meten, vaststellen’). De kredietverlening bepaalt de geldhoeveelheid (naast andere factoren, bijvoorbeeld of regeringen belastinggeld meteen besteden of een tijdje vasthouden). De omvang van de kredietverlening volgt uit aflossingen, en uit onderhandelingen tussen banken en potentiële leners, over nieuwe leningen.
“Waarom zei hij dit? Ten eerste is er het onderliggende concept dat de banken pas geld uit kunnen lenen als er mensen geld gestort hebben. Dit is echter onjuist. In feite creëren de banken een deposito wanneer zij geld uitlenen.”
Een schijntegenstelling, een schijnprobleem. De modellen kloppen wel degelijk. En de realiteit is zoals ze is, en er niet mee in tegenspraak.
“Het hebben van reserve ratios kan zijn nut hebben, maar het is bijna onmogelijk voor de centrale bank om door het gebruik van reserve ratios (of door andere bankreserves te limiteren) de creatie van krediet door banken te beperken.”
Het is niet onmogelijk, centrale banken kunnen dat wel, maar ze durven het niet, uit angst een recessie te veroorzaken. Terecht waarschijnlijk. Een van de theorieën over waarom de beurskrach van 1929 uitgroeide tot een wereldwijde economische crisis, is dat de FED toen zo onverstandig was om op de rem te trappen en geldkrapte op te leggen. Doen ze nu dus niet meer. Nu stimuleren ze. Helpt ook niet, maar het verergert tenminste ook geen recessies.
«Er zijn verscheidene redenen hiervoor, niet in het minst omdat “banken krediet verlenen, daarmee deposito’s creëren en later naar de reserves zoeken.” Natuurlijk kan de centrale bank een verzoek tot uitbreiding van reserves door een bank weigeren. Maar wanneer de betreffende bank dit verzoek doet omdat er al krediet verleend is en de crediteur vraagt om een betaling te doen, dan zou de centrale bank een probleem voor de bank veroorzaken door de reserves te weigeren.”
Een schijnprobleem. In de praktijk gaat een verstandige bank natuurlijk niet tegen het randje van de diverse reserve-eisen aan hangen, zodat één enkel krediet of één enkele betaling al een probleem kan veroorzaken. In werkelijkheid bewaakt men voortdurend de zich dynamisch ontwikkelende situatie in de bank, om te zien of er in de nabije en verdere toekomst voldoende afstand tot de grenzen blijft.
De formulering “later naar de reserves zoeken” geeft die realiteit niet goed weer.
Niet zo moeilijk in te zien toch eigenlijk? Het is een kwestie van beleid, op korte en langere termijn. Geen bewijs dat de modellen en mechanismen niet zouden kloppen. Die kloppen wel.
Copyright © 2016 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.