Job Cohen is gisteren gestopt als fractievoorzitter en partijleider van de Partij van de Arbeid. Voor de opvolging doen (niet gaan!) al allerlei namen de ronde: Jeroen Dijsselbloem, Lodewijk Asscher, Frans Timmermans en Diederik Samsom.
De meeste ken ik nauwelijks, alleen van Diederik Samsom weet ik iets, vanuit de periode na de tsunami van maart 2011 en tijdens de daardoor ontstane problemen aan de kerncentrale van Fukushima. Ik zag hem toen op Twitter en Facebook regelmatig verstandige dingen opmerken, waarbij hij bezorgd en kritisch was, maar zich niet door paniekzaaiers liet ophitsen. Zo moet dat, vind ik.
Ik heb niks met de PvdA, dus ik ga niet over de opvolging. Ze moeten dat lekker helemaal zelf uitzoeken en dat gaan ze ook vast wel doen. We horen het wel als ze eruit zijn.
Nog iemand die genoemd wordt: Ronald Plasterk.
Van hem herinner ik me een voorval van al een tijd geleden. Ik heb uit mijn hoofd geen benul meer hoelang, maar ik verwacht dat het verrassend lang zal zijn. Ik ga het nakijken.
[ … Zap ondertussen even weg, draai een muziekje op Youtube of zie maar. Ik ben zo terug. … ]
[ … Inmiddels is het 22 februari … ]
Het blijkt zich afgespeeld te hebben eind oktober 1998, nu ruim 13 jaar geleden! De tijd vliegt.
Ik heb veel teruggevonden, een gewraakt artikel van Ronald Plasterk, mijn ingezonden brief aan Intermediair als protest daartegen, diverse e-mails, hyperlinks naar latere episodes. Voordat ik straks in de details duik, eerst mijn punt:
Als fractievoorzitter kun je zelf niet overal verstand van hebben. Je moet dus goed kunnen luisteren, en over de vele onderwerpen waar je zelf geen specialist in bent, dingen willen aannemen van anderen die daar toevallig iets meer van weten.
Ronald Plasterk heeft zich volgens Wikipedia beziggehouden met het DNA van wormen, kankeronderzoek, Microbiologie en Moleculaire genetica. Ik heb geen reden te twijfelen aan zijn deskundigheid op die terreinen, al was het maar omdat ik daar zelf niets vanaf weet.
Het incident van oktober 1998 en een vervolg in juni 2000 echter, waarbij Plasterk ten onrechte stelde dat het verschil tussen Fries en Nederlands ongeveer even groot zou zijn als tussen Haags en Nederlands, lieten zien dat hij niets begrijpt van taalkunde.
Dat is niet erg, want nogmaals, een mens kan niet overal goed in zijn. Maar wat wel een probleem is, is dat hij zich ook niet liet corrigeren, bijvoorbeeld door mij. Weliswaar ben ik op taalkundig gebied een amateur, maar ik ben er wel mijn leven lang al sterk in geïnteresseerd en heb er veel over gelezen. Daardoor weet ík wél dat Fries echt een aparte taal is, verwant aan het Nederlands maar daar duidelijk van te onderscheiden, en dat Haags gewoon Nederlands (Hollands) is met een wat eigenaardige uitspraak en een handvol eigen uitdrukkingen. Wezenlijk andere verhoudingen.
Maar goed, na zijn wetenschappelijke loopbaan is Ronald Plasterk de politiek in gegaan, hij is minister van OCW geweest, en nu al weer een hele tijd woordvoerder Financiën in de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid. Bij mijn weten (maar ik heb het niet erg goed gevolgd) heeft hij in die rollen niet heel slecht gepresteerd. Dus kennelijk is hij wel bereid en in staat om zich ook buiten zijn eigen vakgebied kennis eigen te maken en inzicht te verwerven, en daarbij ook iets van anderen aan te nemen die er meer van weten.
Ik zie overigens nu op zijn pagina bij de Tweede Kamer dat hij behalve biologie ook economie gestudeerd heeft (propedeuse), wat voor een woordvoerder Financiën natuurlijk zeker van pas komt.
Conclusie: het zou zomaar kunnen dat ook hij een geschikte kandidaat is voor het partijleiderschap van de PvdA. Mocht hij het worden, dan zou ik dat toejuichen, want hij lijkt mij een capabele en ook aardige vent. Maar wel een beetje eigenwijs.
Ik blijk die column op 28 oktober 1998 aan de orde te hebben gesteld in de discussiegroep Lowlands-L. Een belangstellende vroeg naar het artikel zelf en dat heb ik toen gescand en ge-OCR’d (zonder de fouten eruit te halen, blijkt).
Ik kan er daardoor nu uit citeren. Op internet staat de column niet of niet meer, althans googelen levert niets op.
De column ging over het grappige programmaatje Harrypad, waarmee je normaal Nederlands kon omzetten in Haags. Het is nog steeds her en der op internet te downloaden. Plasterk beschrijft het vrij uitvoerig.
Daarna gaat hij verder over het Fries. Ik citeer (ik verbeter de kennelijke OCR-fouten nu wel):
“Ik heb al dat gedoe over
Fries als aparte taal altijd een beetje overdreven
gevonden (dan denk ik: ‘Wat nâh?’).
Af en toe zie je op de TV van die ringbaardjes die
reuze blij zijn dat er weer een doorbraak is op weg
naar de erkenning van Fries als taal gelijkwaardig
met het Nederlands. Als ik dan een stukje Fries zie
of hoor, dan is het toch gewoon een beetje krom
Hollands, met wat Beppe en Heike er doorheen.
Dat is Haags ook. Als je naar de werking van
Harrrypad [sic, met 3 r’en? of
een OCR-fout?; RH]
kijkt, blijken er een paar
simpele fonetische veranderingen te zijn
(reigers zijn ‘règâhs’), plus een woordenlijstje
van woorden die echt vertaald worden
(‘foebel’ voor voetbal), en wat spellingsregels
(‘Ik ga’ wordt ‘Ik gaat’,
en ‘heb ik’ wordt ‘heppik’).
Voor het Fries zijn officiële leerstoelen ingesteld.
Om hoeveel informatie gaat het nou? Dat kunnen we
nu zien: Harrypad is als zipfile (dus gecomprimeerd
voor vervoer over internet) 250 kilobytes. Dat is
bijna niets. Een taal zo echt als het Fries (maar
door veel meer mensen als moedertaal gesproken)
voor 250 kb!
Hier is een stukje Haags (de reactie van
schoolvriend Luc op bovenstaande
tekst):
‘Een rech ùit mèn Haagse
hagt geruk stukkie, mag ik wel zegge.
Dat hep me altèd pèn an me sùikegziekte gedaan dat
die raudbonte koeiekoppe van Cambuâh dr wel een
ège gesubsidieâhde taal op mauge nahâhwe en wè
Hageneize nie! En dan heppik ut nog nie is gehad
auvâh waah al die subsidies dan ègelijk vandaan
kaume! Ik kreg r een leivevezakking van as ik
bedenk dat ze dat allemaal in ons ège De Haag
bedenke!
Ut einige dat me verder van mèn Haagse hagt mot
is dit:
twas nie Aadje maah Aadsje Mansveld, God hebbe ze
ziel en de règâhs de res!’
”
Ik was het daar totaal niet mee eens. Ik e-mailde dus op 28 oktober om 19:11 een ingezonden brief aan de redactie van Intermediair. Of die geplaatst is, weet ik niet meer. In elk geval is hij op internet niet te vinden. Ik publiceer hem nu integraal zelf:
“Ik mag de stukjes van
Ronald Plasterk altijd graag lezen, maar voor de
bijdrage in Intermediair 44, van 29 oktober 1998,
heeft hij toch echt zijn huiswerk niet goed gedaan:
Het verschil tussen Fries en Nederlands is veel
groter dan dat tussen Haags en Nederlands.
Hij heeft kennelijk nog nooit echt Fries gezien
of gehoord, ook al beweert hij van wel.
Ik ook niet zo vaak, maar wel vaak genoeg om te
weten dat het niet makkelijk te lezen is.
In de voorbeeldtekst die hij citeert is duidelijk
te zien dat Haags geen eigen woorden of grammatica
kent, maar dat het gewoon Nederlands is, maar met
een wat andere klankweergave van de Nederlandse
fonemen. Hoewel amusant is een Haagse spelling
wetenschappelijk gezien dan ook onzinnig, want
fonetisch, en gebaseerd op klankverschillen met
het Nederlands. Een fonologische spelling, op
fonemen gebaseerd, zou hetzelfde zijn als die voor
het Nederlands,
want Haags _is_ Nederlands en
heeft dezelfde fonemen, alleen met andere klanken.
Voor het Fries gaat dat allemaal niet op, om
over de geschiedenis van die taal nog maar te
zwijgen. Ronald Plasterk weet duidelijk veel te
weinig van taalkunde om hier zinnig over te
kunnen schrijven.”
Terzijde: die datum 29 oktober als publicatiedatum van Intermediair, een dag later dan de verzenddatum van mijn ingezonden e-mail dus, is geen vergissing. In die tijd was het gebruikelijk dat op een papieren tijdschrift de datum stond van een op het moment dat het op de mat plofte nog onaangebroken dag. Misschien nu nog, maar dat weet ik niet, want ik lees Intermediair niet meer.
Ik stuurde Ronald Plasterk op 29 oktober 1998 om 10:40 zelf ook een kopie van mijn ingezonden e-mail, dat leek me wel zo fair. Ik gebruikte zijn e-mailadres bij zijn toenmalige werkgever, het Nederlands Kanker Instituut.
Hij reageerde (13:02) en ik daar weer op (14:21), als volgt:
RP: “U weet kennelijk nog minder van ironie dan ik van taalkunde.”
RH: “Ik kan er ook best de grap van inzien. Nu maar hopen dat de echte Friezen dat ook kunnen, die schijnen een eigenaardig gevoel voor humor te hebben ... En ik heb Harrypad maar eens opgehaald, is ook wel lachen. Vertaalt zelfs Engels in het Haags.”
RP: “Overigens valt het met die eigen grammatica van het Fries ontzettend mee. Als u gisteren het nieuws over de overstroming uit Friesland heeft gezien en gehoord, en met de ondertitels heeft meegeluisterd, dan is er werkelijk niet dramatisch veel verschil. Wel iets, mar dat geldt ook voor Limburgs of Achterhoeks.”
RH: “Ik heb de uitzending
niet gezien. Maar er is nogal veel verschil tussen
echt Fries en Stadsfries, dat laatste is sterk
beinvloed door het Nederlands, vooral wat de
woordenschat betreft. Zoiets als het "Nederlands"
van computerfreaks, maar dan Fries-Nederlands
i.p.v. Nederlands-Engels.
Verder is er natuurlijk nog het "Fries" van
niet-Friezen die er wel wonen en daar in de
politiek en bij de overheid
zitten.”
Op 24 november 1998 om 11:55 e-mailde ik Ronald Plasterk nog de volgende aanvulling:
“Nog een illustratie
van de afstand tussen Fries en Nederlands:
In het Friese woord "jiskefet" voor "vuilnisbak"
is "fet" nog wel te herkennen als "vat", maar
"jiske" lijkt op het eerste gezicht geen verwanten
te hebben in het Nederlands. Het blijkt overeen
te komen met "as", ooit geschreven als asch,
het was honderden jaren geleden "asca" in wat
toen Nederlands was.
Soortgelijk voorbeeld tussen Engels en Nederlands:
"ask" is op het eerste gezicht een losstaand woord.
Maar het komt overeen met Nederlands "eisen",
vroeger geschreven als "eisschen", waarin nog langer
geleden de ch ook uitgesproken werd, en daarvoor een
k was.”
Bijna twee jaar later, op zondag 11 juni 2000, was Plasterk nog niet van inzicht veranderd, want in een gesproken column in het tv-programma Buitenhof, die ik niet gezien heb maar net hier terugvond, debiteerde hij weer dezelfde – naar mijn mening en met alle respect – flauwekul over de Friese taal.
Een evidente onjuistheid daaruit, die hij ook nog eens ten onrechte toeschrijft aan voorvechters van het Fries:
“Fries, dat weet iedereen is meer verwant met het Noors en Deens dan met het Nederlands, een heel aparte taal!”
Dat klopt niet. Fries is wel sterker verwant met het Engels dan het Nederlands dat is met Fries en Engels. Maar de afstand tot het Deens en Noors is even groot, want dat zijn Noord-Germaanse talen, en die andere zijn allemaal West-Germaanse talen. Wel behoren Engels en Fries tot een andere zijtak van het West-Germaans dan Duits en Nederlands. Maar die takken zijn wel al ergens tussen de 1500 en 2000 jaar geleden gesplitst.
De verwantschap tussen Engels en Fries is tegenwoordig minder goed zichtbaar doordat het Engels erg veel Franse woorden heeft opgenomen, en het Fries (vooral Stadsfries, dat iets heel anders is dan echt plattelands-Fries!) veel Nederlandse. Maar dat doet aan de genetische verwantschappen (boomstructuur) niets af.
Tegenwoordig staan zulke dingen allemaal helder in de Wikipedia, bijvoorbeeld in het Engelstalige artikel Germanic languages in de tabel Diachronic. De “Dutch varieties” staan in de “Istvaeonic” tak van het “West Germanic” en de “Frisian varieties” in de “Ingvaeonic” tak.
Ik heb het niet verzonnen, het zijn de algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten. Een wetenschapper als Ronald Plasterk zou dat gewoon van zijn collega’s uit een ander vakgebied horen aan te nemen.
Eind februari 2007 werd Plasterk minister van OCW, waaronder van Onderwijs, zodat hij opeens ook over Fries als schoolvak en onderwijs in het Fries ging. Daardoor was hij min of meer gedwongen de Friese taal toch maar serieus te gaan nemen.
Hij waagde zich in het hol van de leeuw en hield er een toespraak, in het Fries nota bene, waarmee hij het volgens dit artikel in het Friesch Dagblad van 15 mei 2007 weer goed maakte.
Ronald Plasterk is gelukkig niet bij Dokkum vermoord.