Maar de helft

3–

Ik vond aantekeningen van 12 april 2022, waarin ik hetzelfde idee beschreven bleek te hebben als ik in de nacht 14 op 15 november opnieuw had, en dat ik uitwerkte in dit artikel. Maar met één verschil:

Toen stelde ik voor in de eerste stemronde alvast de helft van de parlementszetels vast te stellen. In de tweede ronde zouden alleen de drie grootste partijen daarvan mogen meedoen, zodat alle kiezers de andere helft van de zetels konden verdelen over die drie partijen.

Voordeel van mijn aprilvoorstel t.o.v. dat van november is dat kleinere partijen toch vertegenwoordigd blijven in de Kamer. Er zitten niet per definitie maar drie partijen in. Wel bezetten die drie partijen samen minstens de helft van de zetels. Daarnaast hebben ze ook vrij veel zetels uit de eerste ronde. Daardoor ook het voor­deel dat het vormen van een coalitieregering van één of twee partijen gemakkelijker is. Zo wordt het bestuur duidelijker en effectiever.

Wat is het effect hiervan in de praktijk? Alle partijen kleiner dan de grootste drie worden gehalveerd. Degenen die bij het huidige systeem maar één zetel behaalden, vallen eruit. Die zetels worden omgeslagen over alle andere partijen.

De grootste drie partijen worden ook gehalveerd, maar ze krijgen een deel van de andere helft van de zetels er nog bij. Dat kan zijn naar rato van de door hen behaalde stemmen in de eerste ronde, maar dat is lang niet zeker. Mensen kunnen immers hun keuze heroverwegen.

In het voorbeeld dat ik in vorige artikel besprak, komt het er ruwweg op neer, dat de zetelverdeling van de grootste drie dan wordt: VVD 40, PVV 34, BBB 28. Het voordeel van de eenvoudige meerderheid van één dan wel twee partijen is er dan niet meer. Er moeten weer moeizame onderhandelingen plaatsvinden met kleinere partijen.

Dit is dus geen goed voorstel. Ik trek het in, en keer terug naar het vorige. Kleinere partijen helemaal niet in het parlement, die maken maar een website om hun ideeën te promoten. Bij de volgende verkiezingen hebben ze weer een kans.