Maurice de Hond publiceerde (mirror) gisteren op zijn weblog een verslag van de regiezitting (mirror) (25-04-2007) van het smaadproces, waarop de verdediging o.a. getuigen aanvroeg, en van de zitting (mirror) van 10-05-2007, waarop de rechtbank besliste dat die getuigen niet mogen worden opgeroepen.
Ik veroorloof mij, als burger en juridische leek, maar naar ik mij verbeeld met enig vermogen tot logisch nadenken, om hier commentaar op te leveren, want ik vind deze beslissing niet terecht.
De advocaat van MdH, mr. Plasman, had blijkens het verslag zijn verzoek o.a. als volgt gemotiveerd:
De raadsman verklaart voorts op vragen van de voorzitter,
zakelijk weergegeven:
De getuigen dienen te worden bevraagd over de gang van zaken binnen het
(opsporings-)onderzoek in de Deventer-moordzaak omtrent het alibi van [...].
Verdachte wenst aan te tonen dat door de opsporings- en vervolgingsautoriteiten
in die Deventer-moordzaak op dit punt onzorgvuldig onderzoek is gedaan.
En even verderop:
Niet een waarschuwing van het publiek jegens [...] was derhalve doel
van de smadelijke uitlatingen, doch veeleer het aan het licht brengen
van onzorgvuldig handelen door politie en Openbaar Ministerie gedurende
het onderzoek in de Deventer-moordzaak, hetgeen tot de veroordeling
van een onschuldig man heeft geleid.
De uitkomst van het thans gevraagde onderzoek is derhalve van
belang, omdat daarmee aannemelijk wordt gemaakt dat verdachte zijn
smadelijke uitingen heeft gedaan in "het algemeen belang" als
bedoeld in het derde lid van artikel 261 Sr.
De beslissing de gevraagde getuigen niet op te roepen, motiveert de rechtbank als volgt:
Dit laatste vermag de rechtbank echter niet in te zien.
[Weergave art. 261 Sr]
Niet valt in te zien dat de uitkomst van het door de verdediging
gewenste onderzoek van belang kan zijn voor een door de
rechtbank te nemen beslissing inzake het door verdachte
ingeroepen "algemeen belang" als bedoeld in het derde
lid van artikel 261 Sr, dan wel voor enig andere
rechtens te nemen beslissing in deze strafzaak.
Wat er zij van een belang, en wellicht ook van een algemeen belang,
om optreden van opsporings- en vervolgingsinstanties in een
geruchtmakende strafzaak kritisch te onderzoeken en de resultaten
daarvan zo nodig te openbaren, dit is een ander belang dan waar
voornoemd derde lid van de smaadbepaling op ziet.
Daar gaat het immers, bezien in de context van de onderhavige
tenlastelegging, om het algemeen belang dat, ten tijde van
het doen van de gewraakte uitlatingen, eiste dat verdachte de
beschuldiging jegens De Jong openbaarde.
De rechtbank is van oordeel dat het vereiste directe verband
ontbreekt tussen het met het door de raadsman gevraagde
onderzoek te dienen belang en de jegens De Jong gedane
beschuldigingen.
Een toelichting voor wie dit juridische taalgebruik
moeilijk te lezen vindt:
Met “Wat er zij van een belang [...]”
wordt bedoeld:
‘Of er nou wel of niet een belang is (want daar gaan we later
pas over beslissen), (...)’.
De rechtbank stelt hier dus eigenlijk, in mijn woorden, dat er misschien
wel een (algemeen) belang is, maar vanuit dat belang had MdH hoogstens
de verkeerde werkwijze van het OM aan de kaak mogen stellen.
Maar zo'n belang mocht geen reden zijn om De J. te beschuldigen.
Door dit standpunt verklaart de rechtbank naar mijn mening nu al, nog lang voor er verdediging is gevoerd, dat het beroep op het algemeen belang, zoals dat in art. 261 Sr staat, wordt verworpen. De verdachte is in feite nu al veroordeeld. Zo behoort rechtspraak volgens mij niet te verlopen.
In lid 3 van het wetsartikel staat ook nog dat het een rol speelt of de verdachte “te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was”. Het lijkt mij dan toch wel enigszins relevant óf van de gedane aantijgingen eventueel iets waar zou kunnen zijn, en hoe sterk of steekhoudend de toen reeds bekende aanwijzingen in het licht van nader onderzoek eventueel zouden blijken te zijn.
Ook daarvoor was het onder ede horen van de gevraagde getuigen van wezenlijk belang geweest. De rechtbank schuift dat echter bij voorbaat maar vast terzijde.
De rechtbank stelt ook:
Het verzoek van verdachte wordt derhalve afgewezen. Verdachte wordt door deze afwijzing redelijkerwijs niet in zijn verdedigingsbelang geschaad.
Daar ben ik het gezien het voorgaande dus heel erg niet mee eens.
Er is nog een punt waarom naar mijn mening het algemeen belang wel degelijk verband houdt met de al dan niet smadelijke uitlatingen, waarvoor Maurice de Hond in deze zaak terechtstaat. Het gaat er dan om wat het wezen, de kern, de essentie van de hele kwestie is.
Het is heel goed mogelijk dat Maurice de Hond het hier niet met mij eens zou zijn, zelfs niet voordat hij op 22-12-2006 en 25-04-2007 in zijn uitingsvrijheid werd beperkt. Ik verkondig hier op mijn site echter puur mijn eigen mening.
Hoe bot en hard het ook moge klinken, hoezeer het voor Ernest Louwes en zijn familie een menselijk drama is als hij inderdaad onschuldig gevangen zit, – iets dat ik wel tamelijk waarschijnlijk acht, maar waarvan ik niet overtuigd ben – de essentie van deze kwestie is voor mij niet in de eerste plaats:
dat de onderzoeken tegen Louwes heel vreemd verlopen zijn,
en dat hij op steeds ander ongeldig of
twijfelachtig bewijsmateriaal
(mirror)
is veroordeeld;
maar wel:
de ongelijke behandeling door het OM van mogelijke verdachten:
bij de een wordt een
steeds anders en alweer niet kloppend
alibi niet zo erg gevonden;
bij de ander wordt het alibi
ondergraven
door bevestigingen daarvan buiten het dossier te houden;
bij de een wordt een mogelijk motief buiten beschouwing
gelaten, en worden getuigen die daar een licht op kunnen
werpen één en andermaal niet gehoord of niet geloofd
(noot 1);
bij de ander wordt juist een
ontlastende verklaring
over een eventueel motief buiten het dossier gehouden;
de redenen voor het plotseling niet verder onderzoeken van de ene verdachte zijn nooit duidelijk geworden, en er zijn sterke aanwijzingen dat het later aan het dossier toegevoegde Technisch Journaal van de politie op dit punt later is aangepast, om de ware gang van zaken buiten beeld te houden.
Vanwaar die tegenstellingen? Wat zijn de motieven hierachter?
Hoe verhoudt zich dit tot de
taakstelling
van het Openbaar Ministerie? Is het de taak van dat OM, om
hoe dan ook een
vooraf gekozen verdachte veroordeeld te krijgen
en te houden?
Of om gewetensvol de ware toedracht te (laten) onderzoeken, zodat
de werkelijke dader door de rechter veroordeeld
kan worden?
(Wie die dader ook moge zijn; ik weet dat niet.)
Dat is voor mij de essentie van deze hele kwestie. Dit raakt wel degelijk aan het algemeen belang, want als het OM op deze manier verkeerd bezig is, dan is niemand meer veilig, en loopt iedereen risico toevallig onschuldig in de gevangenis te belanden. Vanwege dat algemeen belang moest Maurice de Hond wel zijn beschuldigen uiten. Aan dat aspect had de rechtbank ruim aandacht moeten besteden, ook door het onder ede laten horen van getuigen.
Noot 1:
O.a. getuigen L. en N., blzn. 13-15 en ook 19-21 in
Oordeel zelf.
In de bladtelling van het PDF-bestand zelf is dit 21-23 en 27-29.
© 2007 R. Harmsen