Vulloozoo

28–

Dilemma

Philip Kooke reageerde op Twitter op mijn vorige stukje en wees op dit artikel van twee jaar terug, over het toen in Polen en Oekraïne gespeelde Europese kampioenschap voetbal.

Het dilemma dat daar getoond wordt, bestaat inderdaad, dat zie ik ook in: als de commentatoren namen te goed zouden gaan uitspreken, worden die voor het Nederlandstalige publiek (en dat is toch welzeker de doelgroep) soms onherkenbaar.

Maar ook niet altijd, reden waarom ik straks ga pleiten voor een compromis tussen een zo authentiek mogelijke uitspraak en voldoende behoud van herkenbaarheid.

Pools

De Poolse voetballer Rzasa inderdaad, dat is een goed voorbeeld. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar dat ligt aan mij, ik weet namelijk niks van voetbal. Wikipedia wel, en zijn achternaam blijkt dus Rząsa.

(Technisch intermezzo: in moderne blogsoftware e.d. kun je zo’n naam, inclusief het bijzondere teken a-ogonek, ą, makkelijk goed krijgen door kopiëren en plakken uit een bron waarin het al goed staat, zoals Wikipedia. Zelf ga ik ouderwetser te werk, ik tik HTML in de codering ISO-8859-1 (ook Latin 1 genoemd), en die ondersteunt geen Pools. Maar met zogeheten entities, in dit geval ą, kan het toch. Maar zie deze uitleg (in het Engels)).

Ik ken zelf nul woorden Pools en heb al vele jaren geleden beslist dat dit een van de vele talen is die ik nooit ga leren. Vooral omdat het echt een onuitspreekbare taal is, niet voor Polen uiteraard, die kunnen het op wonderbaarlijke wijze wel, maar ik niet en ik beschouw de taal als onleerbaar. Ook gezien de vele naamvallen en bijbehorende vreselijke verbuigingen. (D.w.z., vreselijk in de zin van vreselijk moeilijk, alleen voor latere leerders; voor wie van jongs af Pools heeft geleerd zijn de verbuigingen natuurlijk mooi, makkelijk en handig, want verhelderend.)

Ik kan dus geen Pools spreken maar als lettertjes- en klankjesnerd (iedere gek z’n gebrek) weet ik wel iets over de letterteken-klank-correspondenties van de taal. Die kennis geeft mij grond voor het vermoeden dat Rząsa klinkt als (als Nederlands te lezen) Zjansa of Zjonsa, of (nu als Frans) Jean-Ça, maar dan met de klemtoon vooraan, niet achteraan.

De link tussen klankbeeld Zjonsa en schriftbeeld Rzasa is voor gewone Nederlandstaligen onlegbaar. Dan vind ik het verdedigbaar dat sportcommentatoren toch maar Raza zeggen, wat weliswaar helemaal fout, maar tenminste herkenbaar is.

Politiek

Soms doe je met je uitspraak ongewild een politieke uitspraak. In 2012 was het in Oekraïne nog redelijk rustig, nu heerst er zowat burgeroorlog. Of je Донецьк (Oekraïens) of Донецк (Russisch) schrijft, en of je de uitspraak in de ene of de andere taal imiteert (zie Wikipedia), dat kan als statement, als partijkiezen wordt gezien. Hoe blijf je dan neutraal?

Er schijnen trouwens ook etnische Oekraïners te zijn die toch vooral Russisch spreken. Zelf kan ik het verschil horen noch zien, dus waar gáát het allemaal over? Is dat een burgeroorlog waard?

Compromis

Het argument van herkenbaarheid voor het Nederlandse publiek van de uitspraak van een naam vind ik dus geldig. Maar vaak is een slechte uitspraak ongeveer net zo herkenbaar als een veel betere. Voor die gevallen zou ik graag zien (nee, horen) dat verslaggevers dichter bij perfectie gaan zitten.

Wat betreft het onderwerp van mijn vorige stukje, voetballer Veloso, blijf ik daarom tegen Vullosso en pleit ik voor Vulloozoo. Niet helemaal goed, maar het komt in de richting en het is goed te linken aan het woordbeeld van de geschreven naam.

Voor meer van zulke gevallen: ik zag of voornamelijk hoorde gisteren flarden van een wedstrijd – ik was ondertussen iets anders aan het doen. Vermoedelijk betrof het Colombia-Uruguay. De collega van Philip Kooke, die het volgens de NPO be­com­men­ta­rieerde, Arno Vermeulen (zijn dit en dit zijn Twitter-accounts of is dat iemand anders?) deed het qua uitspraak best goed, maar toch niet helemaal.

Zo legde hij de klemtoon in Rodríguez (er blijkt in beide teams iemand zo te heten) correct op de í die daarom ook een streepje heeft. Maar soms (gelukkig meestal niet) sprak hij de u als w uit: roodriegwes.

Dat moet niet: in Spaans en Portugees is de u in gue, gui, que en qui altijd stom. (Nou ja, altijd, behalve als er puntjes op staan, güe, maar in het Portugees lieten ze vroeger vaak, en laten ze nu officieel altijd, zulke puntjes dan weer weg. En in het Italiaans is zo’n u dan weer niet stom, Guido klinkt als gwiedoo. En in het Interlingua kan het alle kanten op, zie maar. Ingewikkeld en verwarrend allemaal.)

Ook gingen soms de klemtonen van ‑es- en ‑ez-namen nog of weer fout: ik hoorde een keer jeePES (moet zijn JEEpes, volgens de echt supersimpele Spaanse klemtoonregels) en chiemeeNES (er staat echt een streepje op de e, Giménez, dus chiMEEnes). Cáceres ging meestal wel goed, KAA-seres of KAA-theres. (Leuke stad trouwens, in Zuidoost-Spanje, we zijn er geweest.)

Net andersom

Vanuit hetzelfde compromis tussen herkenbaarheid en herkomstelijke correctheid pleit ik voor mooRIEnjoe en mooTIEnjoe in plaats van moeRIEnjoo en moeTIEnjoo. De moge­lijk­heid die uitspraak te linken aan de schrijfwijzen Mourinho en Moutinho wordt er nauwelijks minder door.

Couto, dat is ook zo’n naam. Nederlanders hebben de neiging KOEtoo te zeggen, maar de Portugese uitspraak is KOOtoe.

De naam van de Nederlandse arts en microbioloog Coutinho zou je eigenlijk als kooTIEnjoe moeten uitspreken en niet als koeTIEnjoo. Maar dat weet hij waarschijnlijk zelf niet eens, of hij weet het wel maar doet er niks mee. Is ook zijn goed recht natuurlijk, al was het maar omdat zijn familie vast al honderden jaren in Nederland woont.