Toen ik laatst nog eens nadacht over mijn voorstel om het vormen van regeringen makkelijker te maken, bekroop me de angst dat het in de praktijk toch niet goed zou gaan. De regels die ik voorstelde zijn namelijk:
Maar: de laatste regel geldt dan natuurlijk ook voor initiatiefwetsvoorstellen vanuit de Kamer, waaronder die van de oppositie. In theorie zouden dus wisselende samenwerkingsverbanden van oppositiepartijen steeds wetten erdoor kunnen krijgen (dankzij de vooraf en per definitie afgesproken steun van de Lege Zetels), die het regeringsbeleid doorkruisen.
Dat zou tot rommelige en inconsistente toestanden kunnen leiden, waar niemand iets aan heeft.
Maar in de praktijk zie ik dat zo’n vaart niet lopen. Dit om de volgende redenen:
Kamerleden zijn over het algemeen consciëntieuze mensen. Als die een wetsvoorstel maken, willen ze dat goed doen. Het voorstel moet aan hoge kwaliteitseisen voldoen, zinnig zijn, intern consistent, passend bij andere wetgeving, handhaafbaar, uitvoerbaar. Het moet steun kunnen verwerven ook van anderen dan de indiener(s). Het moet dus te verdedigen zijn.
Zo’n goed voorstel schrijven is een hoop werk.
Het ligt daarom niet voor de hand dat wetsvoorstellen ingediend zullen worden met als voornaamste of enige doel om de zittende regering dwars te zitten.
De Raad van State en de Eerste Kamer kunnen, vooraf resp. achteraf, net als nu hun adviserende, matigende en kritische, indirect kwaliteitsverhogende rol blijven spelen. (Nogmaals: voor de Tweede Kamer vind ik het systeem van Lege Zetels geschikt, maar voor de Eerste Kamer, indien gehandhaafd, niet.)
Van de vele oppositionele gelegenheidcoalities die mogelijk zijn onder het nieuwe systeem, zijn er vele waarvan partijen deel uitmaken die ook in de regeringscoalitie zitten. Die fracties zullen niet geneigd zijn mee te werken aan niet-constructieve acties alleen om de regering een beetje te gaan zitten zieken.
Bovendien is er een grote kans dat zulk gedrag, indien toch vertoond, door de kiezers onthouden en afgestraft zou worden.
Ook vanuit het persoonlijke verantwoordelijkheidsbesef van Kamerleden – en je mag toch verwachten dat dat bij hen meer dan gemiddeld aanwezig is – ligt misbruik maken van regeringsbeleidsaboteerwetten niet voor de hand.
Ik beoordeel mijn eigen angst daarom als ongegrond. De theoretische mogelijkheid is geen steekhoudend argument tegen het voorstel.
Copyright © 2012 van R. Harmsen, alle rechten voorbehouden, all rights reserved.