Een jubileum! Mijn veertigste stukje over dit onderwerp. Een van de langste series, zeker de langstlopende, want begonnen op 21 januari 1997. Bijna 20 jaar dus. Gemiddeld maar 2 stukjes per jaar, dus niet eens zo erg obsessief. Dat valt weer mee deze keer.
Maar ter zake! Vanmorgen gehoord even na tienen op Radio 1, binnen de registratie vanaf het tijdstip 2m16s, de nieuwslezer was Dorald Megens:
“Het enige metrostation van Brussel dat nog was gesloten na de aanslagen, gaat maandag weer open.”
Gesloten was. “Was gesloten” is echt fout. Natuurlijk is er de handeling van het sluiten geweest, inderdaad na de aanslagen (van 22 maart 2016). Maar het woordje “nog” en de tegenstelling met de aanstaande heropening maken duidelijk dat het hier om een toestand gaat en niet om een handeling, zodat ‘gesloten’ geen werkwoordelijk maar een bijvoeglijk karakter heeft. Dan is er maar één volgorde mogelijk en dat is niet de hier gebruikte.
Ik snap eerlijk gezegd niet hoe iemand dit fout kan doen, het ligt zo voor de hand en de verkeerde volgorde botst zo erg met het taalgevoel. Met het mijne dan, maar dat is beïnvloed door al die jaren dat ik nu al let op dit verschijnsel. Dat bleek eerder. Omgekeerd maakte ik zelf de fout soms spontaan ook, toen met ‘ingebouwd’.
Nu het aardige, of het schokkende voor mijn zelfvertrouwen – maar dat kan ik wel hebben en het groeit er juist door: het lijkt erop dat alle drie de voorbeelden van hetzelfde type zijn! Zodat steeds beide volgordes correct zijn! Drie zinnen die ik beoordeelde als helemaal fout (40); fout hoewel het goed was (17); resp. spontaan goed, bewuster bezien fout en bij nader inzien goed (05).
Hoe zit dat? Alle drie zijn het plusquamperfecta van het passief, denk ik. Maar eens even nalopen:
In deel 5:
De herhaling bouwde het taalverschijnsel in mijn taalgevoel in. Het werd
of raakte ingebouwd. Het is/was ingebouwd geworden/geraakt. Het is/zit
ingebouwd. Het is waar dat het ingebouwd zit, dat het zit ingebouwd.
In deel 17:
De sneeuw bedolf de trein. De trein werd of raakte bedolven. De trein was
bedolven geworden/geraakt. De trein was bedolven. Het is waar dat de trein
bedolven was, dat die was bedolven.
Nu in deel 40:
De autoriteiten sloten het metrostation. Het station werd gesloten.
Het station was gesloten geworden/geraakt. Het station was gesloten. Het is
zo dat het station gesloten was, dat het was gesloten.
Nee, toch niet, denk ik. De citaatzin waarmee ik dit stukje begon, blijft voor mijn gevoel wringen. En dat komt m.i. doordat er twee zinnen ineen zijn gewrongen, samen zijn gedwongen, wat eigenlijk niet kon.
“Het enige metrostation van Brussel dat nog was gesloten na de aanslagen, gaat maandag weer open.”
Dit station is een van de Brusselse metrostations die na de aanslagen waren gesloten / gesloten waren. Dit enige metrostation dat nog gesloten was [niet: dat nog was gesloten], gaat maandag weer open.
Toen ik besloot dit stukje te maken – dat was één seconde na het horen van de zin – dacht ik dat het erg kort zou worden. Drie zinnen hoogstens: het citaat, dat het fout is, hoe iemand dat toch fout kon doen.
Al schrijvend bleek er meer te spelen.
In der Beschränkung zeigt sich der Meister. Weer niet gelukt. Sia como es.
Copyright © 2016 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden, all rights reserved.