Raar eigenlijk dat voor stukjes in kranten en tijdschriften een min of meer vast aantal woorden schijnt te gelden. Schrijvers moeten dan gaan schrappen (nou ja, dat hoeft op zichzelf nog niet slecht te zijn; hoewel, ik doe dat zelf nooit; nee, dat is te merken, zult u denken; nou, u doet maar!), erger, ze moeten gaan schrappen met het vooropgezet doel om op een bepaald aantal woorden uit te komen.
Dat kan niet anders dan ten koste gaan van de kwaliteit. En dat alleen omdat het moet passen in een stukje verouderd medium, van papier. Een column is namelijk van oorsprong letterlijk dat, een kolom. In een krant.
Waarom het dan niet gewoon ‘kolom’ heet en zo nodig weer in het Engels moet, vraag het mij niet. Want ik weet het niet.
Ik schrijf zelf nooit (meer) voor papier. Alles op het web. Scrollen schijnt slecht te zijn, maar niks mee te maken, ik heb het muiswiel altijd onder handbereik. Een stukje wordt bij mij zo lang als het zijn moet, gezien de inhoud. Als het te lang wordt, splits ik het, dat wel. Maar ik ga niet persen en passen en meten om van 1140 woorden 1000 woorden te maken omdat het zo nodig in een of andere opmaak moet passen.
Dat is gewoon dom gezeur uit een tijd die voorbij is. Vind ik, met de mij zo eigen bescheidenheid.
Het doet mij denken aan 1980, toen ik een IT-gerichte opleiding mocht genieten. Ik kwam net van school, wist niks, kon niks, maar er bleek een werkgever die mij (en anderen) wilde opleiden, MET een bescheiden salaris, reiskostenvergoeding ÉN baangarantie.
Nog altijd dankbaar. Is medebepalend geweest voor mijn leven en carrière. Voor wie ik ben. Ben geworden.
Om privacyredenen (zie verder) kan ik helaas niet onthullen welk bedrijf het was, maar ja, ik heb een cv. (Hint, hint, zonder link …).
Een van de cursussen die we kregen was in PL/1. Dat was een programmeertaal, van IBM, bedoeld als verbeterde fusie van Algol, Cobol en Fortran. Ik zeg het er maar even bij, want waarschijnlijk weet niemand meer wat PL/1 is. (Die andere drie zijn ook programmeertalen! Wist u niet?)
Het had, als ik me goed herinner, ook iets te maken met pseudocode en JSP, Jackson’s Structured Programming. Bedacht door Michael Jackson, maar niet de zanger.
Wie heeft er ooit nog van gehoord? Allemaal modeverschijnselen. Net zo’n zeperd, wat mij betreft, als objectgeoriënteerd programmeren.
Als ik nog wel eens programmeer (en dat vind ik voor de aardigheid nog best wel aangenaam) doe ik dat gewoon in C. Geen C++, maar C.
Gewoon met gezond verstand en een beetje ordelijk ingedeeld en helder, met commentaar. Dat is beter dan al die paradigma’s – want wat zijn dat eigenlijk? Het is ook zo’n woord dat toen opgeld deed. Misschien nog wel. Ik volg het allemaal niet meer zo. Ik loop liever met m’n head in the cloud. Zo iets.
Op die cursus dus, in 1980, moesten we in pseudocode, of PL/1, of allebei, subroutines maken. Daar gold een bepaalde lengte voor. Ik (nee, we, we werkten in groepjes) kwam(en) op een gegeven moment op logische gronden uit op een net iets langere subroutine.
Ik ben toen gaan vragen of dat ook mocht, of dat we per se daar moesten splitsen omdat het aantal regels op was. Het antwoord was dat we moesten splitsen. Echt waar.
Misschien meenden ze het niet. Misschien was het een grap en was ik weer te serieus en nerderig om dat te snappen. Er heerste een nogal jolige sfeer in die cursus, niet het minst aangezwengeld door de cursusgevers. Het was gewoon heel gezellig. Op het melige af. En tegelijk waren we ook echt met de materie bezig en leerden we veel. Eerlijk waar.
Maar toch, dat antwoord, serieus of niet, het heeft mij voorgoed wantrouwend gemaakt over al die goeroes die weer het ei dachten te hebben uitgevonden (het ei? het wiel!; come to think of it) over hoe je softwareontwikkeling efficiënter en beheersbaar kan maken.
(Want zo spreken Britten dat woord uit. Amerikanen niet en daar hebben wij het van. Praaive-sie.)
Hun beider namen (het waren een dame en een heer) willen me nu even niet meer te binnen schieten, zodat ik ook niet hun professionele privacy kan schenden door die hier te onthullen.
Om dezelfde reden noem ik dus niet de naam van die werkgever, maar een goed verstaander … (hellip, wat een grappige entity is dat toch …).
Gisteren ontving ik per e-mail van een aandachtige lezer – iemand die naar verluidt zich wel eens ophoudt in of op de redactie van de site opinieleiders.nl, een site die ik zelf graag mag bekritiseren als ik daar aanleiding toe zie, zodat het alleen maar fair is omgekeerd deze kritiek ook ter harte te nemen, maar niet alleen daarom want wat waar is is waar en wat fout is is fout – een opmerking over deze zin in bovenstaand artikel:
“Er heerste een nogal jolige sfeer in die cursus, niet in het minst aangezwengeld door de cursusgevers.”
De respondent vroeg zich af of “niet in het minst” wel juist was.
Na bestudering van de Taaladviesdienstpagina over deze kwestie, en drie van de daar genoemde bronnen, zie ik in dat ik het fout had. Ik voel het nog steeds niet spontaan aan, maar ik kan de redenering waarom het hier moet zijn ‘niet het minst’, zonder ‘in’, wel volgen.
Ik heb daarom de fout verbeterd.
Genoemde drie bronnen waren:
Het nieuwe stijlboek van de Volkskrant, 1997. Dat bleek ik in de kast te hebben staan, kennelijk indertijd aangeschaft. Het onderwerp staat inderdaad op bladzijde 124.
De E-ANS (elektronische algemene Nederlandse spraakkunst), inderdaad via deze link.
De schrijfwijzer van Jan Renkema. Ik heb niet de editie uit 1995, maar die van 2002 met de rode kaft. Daarin staat het niet op bladzijde 61, maar 253, als onderdeel van de op pagina 249 beginnende paragraaf 4.8.6. getiteld “Het bijwoord niet”.