Talen Inhoud Introduction

Hoofdstuk 2


1988 of 1989

3. Praktische ethiek

3.1. De mens en de natuur

3.1.1. Geboortenbeperking

De mens, het succesvolste dier, heeft de wereld veroverd, maar nu is het tijd voor een vrijwillige terugtocht. Volgens God’s wet van het evenwicht heeft de mensen slechts het recht beperkte delen van de aarde de bewonen, terwijl de rest beschikbaar moet blijven voor andere soorten. Daar we ons niet op oorlog, honger, vervuiling en ziekte als middelen tot beperking van de menselijke veelvuldigheid willen verlaten, is het enige wat overblijft geboorten beperking.

Het is tragisch, dat vele religies daar tegen zijn. Het gebruikelijke argument, dat het onnatuurlijk zou zijn in de menselijke voortplanting, ziet het feit over het hoofd, dat de mens zijn natuurlijke grenzen heeft overwonnen. Geboortenbeperking is inderdaad onnatuurlijk, maar is toch noodzakelijk juist om de mens tot de natuur terug te voeren. Geboortenbeperking is niet tegen de wil va God, maar integendeel een morele verplichting, ons door God opgelegd.

Een beperkte aanwezigheid van de mens op aarde zou natuurlijk niet meteen alle problemen oplossen; maar het zou oplossingen zeker gemakkelijker te bereiken maken. Vervuiling en energietekort zouden beheerst kunnen worden met nu reeds bekende technologie. Er zou ruimte zijn voor wilde dieren en oerwouden, en toch zou de aarde voldoende voedingsgewassen, genoeg timmer- en brandhout, en voldoende alkohol als brandstof voor auto's, enzovoorts kunnen voortbrengen.

Hoewel het einddoel een zeer drastische vermindering van de menselijke bevolking zou moeten zijn, tot zeg 1000 miljoen of zelfs nog minder op de hele wereld, zou een snelle vermindering te veel problemen geven. Het evenwicht tussen leeftijdsgroepen zou verstoord raken, sociale zekerheids systemen zouden onder te zware druk komen, en waar sociale zekerheid in families in plaats van door de overheid georganiseer is, zouden ondraaglijke moeilijkheden ontstaan.

Om die reden zal de vermindering langzaam en geleidelijk moeten gaan, en rijke landen zullen de arme daarbij moeten steunen. Ook zou het wijs zijn hiervoor reserveringen voor de toekomst aan te leggen.

Mensen mogen nooit gedwongen worden hun nageslacht te beperken, ze mogen alleen overtuigd worden, tot ze het voordeel inzien voor hunzelf en voor hun kinderen.

3.1.2. De mens en andere dieren

Hoewel het niet verkeerd is, is het niet persé noodzakelijk om vegetariër te zijn. Een dier eten is niet principiëel verschillend van het eten van een plant: in beide gevallen werd een leven verwoest. Het is het lot van ieder dier, de mens inbegrepen, ten koste van andere levens te moeten leven. Dit lot, in kombinatie met onze bijna onbeperkte macht over de dieren, legt ons een zware verantwoordelijkheid op.

Dat betekent dat vee moet kunnen leven in omstandigheden die op zijn minst lijken op de natuurlijk situatie. De moderne, efficiënte, industriële methoden om vee te houden zijn volkomen onacceptabel. Dieren moeten de gelegenheid krijgen waardig te leven, en als dat het vlees duurder maakt, zullen we dat geld ervoor moeten betalen.

Vee mag alleen met het minimum aan doodsangst en pijn geslacht worden. Het doden van vis door verstikking is te langzaam, en daarom onaanvaardbaar. Vissen als tijdverdrijf, zonder de bedoeling de vis te doden en te eten, is zinloze wreedheid. Dieren alleen vanwege hun bont doden is verkeerd. Maar leer, gemaakt van de huid van dieren die ook gegeten worden, is acceptabel.

Stierengevechten, hanengevechten, hondergevechten en al dergelijke wreedheden zijn immoreel.

Vivisectie moet zoveel mogelijk vermeden worden. Het is alleen toegestaan als de resultaten van zeer groot belang zijn, en als ze niet op een andere manier te verkrijgen zijn.


Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.2 en 3.3

Copyright 1988, 1989, 2020, R. Harmsen, all rights reserved.