Uit het feit, dat de natuur uit God voortkomt, in zekere zin zelfs God is, volgt meteen een grondslag van de ethiek: respekt voor de natuur, voor de levenloze natuur, voor planten en dieren; respekt voor zichzelf en wederzijds respekt tussen mensen. Dat wordt des te duidelijker als we de grondregels van de levende natuur bekijken: snel, effektief, beperkt geweld, en evenwicht.
Ieder dier eet of planten of dieren. Ieder dier (behalve de aaseter, maar dat indirekt ook) moet doden om te kunnen leven. Maar een leeuw doodt snel, en veroorzaakt slechts kortstondig lijden. Hij kwelt zijn prooi alleen in het zeldzame geval, dat hij er een grijpt, zonder honger te hebben. Ook kan een leeuw, ondanks zijn kracht en snelheid, niet willekeurig doden: jonge, gezonde dieren, als ze niet te veel verrast worden, zijn hem vaak te snel af. Zo blijft het evenwicht gehandhaafd, en kunnen dieren met en zonder klauwen naast elkaar leven.
Maar de mens brengt, door zijn van God geërfde verstand, het evenwicht in gevaar. Mensen verwoesten de natuur, breiden zich ongeremd uit, roeien hele diersoorten uit, verdringen volkeren, trachten volkeren uit te roeien. Dit alles doet de mens, omdat hij zijn levensdrang, zijn natuurlijke neiging tot geweld, niet aan door God gegeven macht heeft aangepast.
Dieren van eenzelfde soort gebruiken ook geweld tegen elkaar, als ze hun territorium verdedigen, of de rangorde vaststellen. Daarbij blijft het meestal bij symbolisch, onbloedig geweld. De mens daarentegen verwoest in zulke gevallen complete steden, en vermoordt duizenden, zoniet miljoenen andere mensen. De moderne terroristische methoden zijn nog meer ontaard: Mensen die met het konflikt niets te maken hadden, worden verminkt of gedood bij aanslagen, of geestelijk beschadigd door jarenlange gijzeling.
De macht en het verstand van de mens dwingen hem twee nieuwe grondregels te aanvaarden: zelfbeperking en wederzijds respect. Alleen zo kan het evenwicht behouden blijven, en dat is nodig, niet alleen omdat God ons dat als levensprincipe opgelegd heeft, maar ook uit eigenbelang.
De mens moet leren onderscheid te maken tussen korte en lange termijn belangen. Zijn macht niet volledig uit te oefenen geeft op de lange duur voordeel. Dat in te zien kan een altijd als slecht beschouwde eigenschap, namelijk het egoisme, ten goede komen, want als de mens zijn echte eigenbelang nastreeft, streeft hij vrede na.
Copyright 1988, 1989, 2020, R. Harmsen, all rights reserved.