Wetswijziging 2.0 (aanleiding)

Waarom?

In dit artikel beschrijf ik details over hoe ik ertoe kwam dit veel boeiender artikel te schrijven. Die details zijn nogal droog en niet inspirerend, vandaar dat ik ze uit het eigenlijke artikel heb gehaald. De zorgvuldigheid gebiedt echter de gang van zaken toch te documenteren en dat doe ik dus hier.

Wanneer en wat?

In april dit jaar raakte ik, bij het schrijven van de delen 05 en 06 van een artikelserie, aan het zoeken in een zogeheten Memorie van Antwoord. Dat is een stuk waarin een minister vragen van het parlement over een wetsvoorstel beantwoordt. Ik dook erin om uit te zoeken wat precies onder het juridische begrip “maatschappelijke ontwrichting” moet worden verstaan, dus wat de zogenoemde bedoeling van de wetgever is geweest.

Rechters houden daar rekening mee bij het toepassen van wetsartikelen, en ik probeerde rechterlijke uitspraken te begrijpen. Vandaar.

Het ging concreet om MvA 17 476, nr. 5, bladzijde 9/10 in punt 31. Daar en elders in de memorie van toelichting is sprake van artikelen 15 en 16, zonder dat erbij staat waarvan dan. Van een eerdere versie van het Burgerlijk wetboek? De Grondwet? De Kieswet? Het wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk wetboek?

Dat had, vond ik, duidelijker en specifieker gekund. In dit digitale tijdperk van hyperlinks en online documenten kan dat gelukkig ook. Gemakkelijker en goedkoper dan toen. Die Memorie van Antwoord dateert namelijk van november 1984.

De oplossing van het raadsel vond ik in een conclusie inzake een verzoek tot cassatie.

(Een conclusie is een soort voorstudie door een procureur-generaal (in dit geval mr. L. Timmerman), met een advies aan de Hoge Raad. Het is dus niet de definitieve beschikking zelf, daarover beslist uiteindelijk de Hoge Raad.)

In de gevonden conclusie, van 9 april 2009, staat bij punt 3.2:

De huidige regeling in artikel 2:20 BW van de verbodenverklaring van rechtspersonen is bij wet van 17 maart 1988(8) als artikel 15 ter vervanging van de toen geldende artikelen 15 en 16 van boek 2 BW in het BW opgenomen. Later is het artikel vernummerd tot artikel 20. Reden voor de wetswijziging was dat aan de toen bestaande regelingen van artikel 15 en 16 bezwaren kleefden. Het eerste bezwaar was dat de regeling destijds de mogelijkheid om een verbodenverklaring uit te spreken niet kende. Het tweede bezwaar was dat de rechtbank niet verplicht was de rechtspersoon te ontbinden, ook al constateerde zij dat de rechtspersoon materieel een verboden karakter had. Bij wetsontwerp 17 476 van 11 juni 1982 werd beoogd deze bezwaren weg te nemen. [...]

Daardoor werd bevestigd wat ik al eerder vermoedde: de Nederlandse wetgever wijzigt geen wetten, maar maakt elke keer een nieuwe wet waar in staat hoe een of meer andere wetten gewijzigd moeten worden. En dat is dus het onderwerp van mijn eigenlijke, hopelijk boeiender artikel.

In een poging de wijzigingswet te achterhalen waar de procureur-generaal op doelde, vond ik deze Wijzigingswet boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ontbinding rechtspersonen, maar die dateert van 1994, niet van 1988 zoals de procureur-generaal aangeeft.

Daarna heb ik het maar opgegeven. Ik geloofde het verder wel.