Verkiezing met bonuspunten

Juni–september 2010; voor details zie historie.

Samenvatting

Door de versnippering van de Nederlandse politiek en door toegenomen tegenstellingen zijn kabinetsformaties moeilijk en langdurig. Dat is ongewenst. Ter oplossing worden bekeken: kiesdrempel, districtenstelsel, correctiefactoren. De eerste twee zijn m.i. principieel onacceptabel; de bedachte correctiefactoren helpen niet.

Het probleem

Meerpartijencoalities

Op dit moment is in Nederland weer een formatie aan de gang. Op 9 juni 2010 waren er verkiezingen voor een nieuwe Tweede Kamer. Er moet een regering worden samengesteld (‘geformeerd’) die kan rekenen op een vruchtbare samenwerking met de beide Kamers der Staten-Generaal.

Geen van de politieke partijen heeft in de Tweede Kamer een meerderheid, dus de nieuwe regering moet wel een coalitie van meer partijen worden. Er zijn veel partijen in de Kamer, waarvan veel met een flink aantal zetels, zodat er geen combinaties van twee partijen, en weinig van drie partijen zijn die samen een meerderheid hebben.

Tussen de partijen in getalsmatig mogelijke combinaties bestaan moeilijk overbrugbare verschillen van inzicht. De PvV (Partij voor de Vrijheid) heeft op 9 juni flink gewonnen. Deze fractie ging van 9 naar 24 zetels en werd na VVD (31 zetels) en PvdA (30) de derde partij. Maar juist deze verkiezingswinnaar, de PvV, heeft opvattingen waar veel andere partijen grote moeite mee hebben.

Tijdverlies

Mark Rutte van de VVD, nu de grootste partij, wilde een snelle formatie. Hij achtte het mogelijk dat er na de verkiezingen van 9 juni al op 1 juli 2010 een nieuwe regering zou zijn. Het is inmiddels september, er wordt gewerkt aan een tweepartijencoalitie (VVD en CDA) met gedoogsteun van de PvV. De onderhandelingen lopen vermoedelijk bepaald niet soepel, en al voordat deze regering er is, is er dagenlang onenigheid geweest over de steun eraan binnen één beoogde coalitiepartner, het CDA.

(Inmiddels, 3 en 4 september 2010, is duidelijk dat deze formeerpoging definitief is mislukt.
Naschrift 12 juni 2012: later toch weer vlotgetrokken. Maar dit kabinet zat de rit niet uit. Zie ook mijn latere stuk Keus uit 10 coalities!)

Ik vind dat ook deze formatie veel te lang duurt. Tijdens al die verkennende besprekingen en onderhandelingen wordt er niet geregeerd. De demissionaire regering van Balkenende (waarin alleen CDA en CU zijn overgebleven) kan en mag geen belangrijke beslissingen nemen, er worden geen wetsvoorstellen ingediend, het parlement heeft in feite niets te doen.

Kabinetscrises

Uit de geschiedenis van de Nederlandse democratie weten we dat veel gevormde coalitieregeringen de bedoelde regeringsduur van vier jaar niet volmaken. Vaak ontstaat tussentijds onenigheid tussen de coalitiepartners. Naarmate er meer coalitiepartners zijn, en de bereikte compromissen moeizamer bereikt werden, is de kans daarop groter.

Dat is geen goede situatie.

Bestaande oplossingen

Buitenland

Uit andere landen, ik noem Duitsland, Engeland en Amerika, hoor ik nooit iets over moeizame coalitiebesprekingen. Dat kan komen doordat ik de politiek daar niet zo goed volg, maar ik denk dat de formaties ook echt korter zijn.

Wat kunnen ze daar wel dat wij niet kunnen?

(Engeland en Amerika, zo worden die landen voor het gemak vaak genoemd, ook door mij. Maar de juiste namen zijn VK en VS, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, resp. de Verenigde Staten van Amerika. Ik zal verder die aanduidingen gebruiken, het VK en de VS, met ‘Brits’ en ‘Amerikaans’ als bijvoeglijke naamwoorden.)

Kiesdrempel

Minder, duidelijker, sneller

Als je minder partijen hebt in de volksvertegenwoordiging, zijn de partijen die er wel zijn automatisch groter. Combinaties hebben dan samen sneller een meerderheid. Een daadkrachtige en stabiele regering is gemakkelijker te vormen.

Duitsland kent daarom een kiesdrempel van vijf procent. Partijen die minder dan vijf procent van de stemmen behalen, krijgen helemaal geen zetels. De stemmen op deze partijen worden gewoon geschrapt, ze tellen helemaal niet mee. Anders gezegd: ze gaan naar andere, grotere partijen.

Effect

Vijf procent is best veel. De Nederlandse Tweede Kamer heeft 150 zetels, zodat 5 procent overeenkomt met 7,5 zetel.

Toegepast op de laatste verkiezingsuitslag, van 9 juni 2010, zouden dan de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP; 2 zetels), de ChristenUnie (CU; 5 zetels) en de Partij voor de dieren (PvdD; 2 zetels) buiten de Kamer gebleven zijn. Dat levert 9 zetels op, te verdelen onder de grotere partijen, die daardoor mogelijk zoveel groter zouden zijn geworden dat coalities gemakkelijker te vormen zouden zijn.

Bij de voorlaatste verkiezingen voor de Tweede Kamer, die van 22 november 2006, zou het effect geweest zijn dat GroenLinks (GL; 7 zetels), CU (6), D66 (3), PvdD (2) en SGP (2) buiten de boot zouden vallen, met een totaal van 20 zetels. Dat is vrij veel, zodat dit echt had kunnen bijdragen aan een stabielere en snellere coalitievorming.

Bezwaar

Toch ben ik principieel tegen zo'n oplossing. Democratie betekent namelijk niet alleen dat de meerderheid beslist, maar ook dat minderheden rechten hebben en dat hun stem gehoord wordt. De kiesdeler, het aantal stemmen dat nodig is om één zetel in Tweede Kamer te behalen, ligt in Nederland meestal rond de 65.000. Dat betekent dat een partij als de SGP, meestal met 2 zetels vertegenwoordigd, ruim honderdduizend trouwe kiezers heeft.

De SGP heeft standpunten, gebaseerd op de Bijbel, met theocratische tendensen, met een ongelijke rol voor mannen en vrouwen, waar ik persoonlijk principiële bezwaren tegen heb. Ik vind hun ideeën echt helemaal fout en onacceptabel.

En toch moet een partij met ruim honderdduizend stemmende aanhangers in de Kamer vertegenwoordigd zijn, iemand moet namens hen daar kunnen zeggen waar ik het niet mee eens ben. Dat is democratie.

Partijen als de PvdD, D66 en GL hebben meer raakvlakken met wat ik zelf vind (hoewel ik van geen van die partijen voluit aanhanger ben), maar dat doet voor het principe niet ter zake. Ook hun stem moet gehoord worden in het parlement, omwille van de democratie.

Een kiesdrempel is daarom naar mijn mening geen goede oplossing voor de versnippering van de Nederlandse politiek en de daardoor toenemende formatiemoeilijkheden.

Een criterium voor een beter kiessysteem moet naar mijn mening zijn dat Nederlandse partijen die meestal 2 zetels hebben, er zo veel mogelijk 1 moeten houden. Elke stem stelt. Elke breed gesteunde stem moet gehoord worden.

Districtenstelsel

Tweepartijendemocratie

Uit landen als het VK en de VS hoor je nooit iets over lange moeizame kabinetsformaties.

Beide landen hebben een districtenstelsel. Ze zijn verdeeld in gebieden, waarin kandidaten strijden om de overwinning volgens het principe ‘winner takes all’. Wie de meeste stemmen haalt, mag zijn of haar kiesdistrict gaan vertegenwoordigen. Al die andere stemmen, voor de verliezende kandidaat, tellen niet meer mee.

Dit systeem geeft duidelijkheid en stabiliteit. Omdat kleine partijen vrijwel geen kans maken om een heel kiesdistrict te winnen, blijven er grotendeels maar twee partijen over. In Amerika zijn dat de Democraten en de Republikeinen, in Engeland de Conservatives en Labour.

Toch een derde partij

In Engeland zijn de Liberal Democrats de laatste jaren steeds belangrijker geworden als derde partij. Dat kon alleen doordat hun aanhangers zodanig over het land verdeeld zijn, en de districten zodanig ingericht zijn, dat de LibDems in enkele kiesdistricten de meeste stemmen konden halen.

Na de recente verkiezingen (6 mei 2010) verdween Labour uit de regering. Maar de winnende conservatieven hadden ook geen meerderheid. De nieuwe minister-president David Cameron moest een coalitie vormen – iets wat in de Britse politiek heel ongebruikelijk is. Hij vormde een regering samen met Nick Clegg, de leider van de Liberal Democrats. Heel verrassend voor Nederlandse begrippen hoefden zij echter niet maandenlang te informeren, onderhandelen, formeren en nog eens onderhandelen. Ze hadden binnen vijf dagen een regeerakkoord en een ministersploeg.

Het Britse democratische systeem werkt wat de regeringsvorming betreft dus veel beter, namelijk sneller en efficiënter, dan het Nederlandse.

Bezwaar

Toch vind ik een districtenstelsel principieel verkeerd. Te veel geldige stemmen worden terzijde geschoven. De uitslag hangt te veel af van de indeling van de districten en de geografische verdeling (concentratie? verspreiding?) van bepaalde opvattingen.

Nieuwe oplossing

Gewenste effecten

Kiesdrempel en districtenstelsel hebben met elkaar gemeen dat ze grotere partijen bevoordelen en daardoor meer stabiliteit en een eenvoudiger regeringsvorming bieden. De prijs is dat veel geldige stemmen (te veel, vind ik) niet meer meetellen.

Naast stabiliteit en regeerbaarheid heeft een gezonde democratie ook vernieuwing, verversing en dynamiek nodig. Noch kiesdrempel noch districtenstelsel dragen daaraan bij.

Factoren

Groottetoeslag en winsttoeslag

Dat overwegende kwam ik op het idee van correctiefactoren en rekenformules. Ik werk dat verderop in dit artikel nog concreet uit. In plaats van sommige stemmen helemaal niet mee te tellen, zou je ook sommige stemmen zwaarder kunnen laten wegen dan andere. Je zou dan de voordelen van kiesdrempel of districtenstelsel kunnen bereiken, maar op een veel subtielere, minder botte manier.

Met correctiefactoren kun je tegelijk de stabiliteit vergroten en de dynamiek bevorderen.

Zo ontstond mijn idee om van het aantal zetels boven een kantelpunt (bijv. van 5 of 10% van het totaalaantal Kamerzetels) de helft er nog eens bij te geven (factor 0,5). Ook zou je van de gewonnen zetels in vergelijking met de vorige Tweede Kamerverkiezing de helft kunnen bijtellen (ook een factor 0,5).

Zo worden grotere partijen bevoordeeld, voor meer stabiliteit en formatiegemak. Maar tegelijk worden winnende partijen en nieuwe partijen (alle zetels van een nieuwe partij zijn immers winst) bevoordeeld, zodat de bestaande partijen scherp moeten blijven en letten op de concurrentie.

De rekenfactoren creëren extra zetels. Wil je in totaal toch evenveel echte zetels houden, bij de Nederlandse Tweede Kamer 150, dan moet er een correctie worden toegepast op alle zetelaantallen. Het gevolg is dat niet alleen grote partijen worden benadeeld, maar ook kleine partijen benadeeld. Evenzo is er niet alleen een bonus voor winnende partijen, maar ook een malus voor verliezende.

Praktijktest

Spreadsheet

Hoofdrekenen is moeilijk. Daarom heb ik bovenstaand idee in een rekenblad (spreadsheet) toegepast op de laatste en voorlaatste Tweede Kamerverkiezingen.

In het eerste werkblad, getiteld ‘Winst- en groottepremie’, ziet u de bovenbeschreven opzet met een groottepremie en een winstbonus. In twee kolommen (B en C) staan de voorlaatste en laatste verkiezingsuitslag in aantal zetels. Rechts daarvan staan de toeslagen, op basis van het kantelpunt en de factoren in kolom B, regels 15, 16 en 17. Het kantelpunt is weergegeven als een aantal zetels (bijv. 7,5) maar in de formule van de cel zit het percentage (in het voorbeeld: 5).

Als u het rekenblad downloadt of opslaat, kunt u die paramaters zelf variëren om te zien wat de uitwerking is. Het resultaat staat vetgedrukt in de kolom I, dit ter vergelijking met de echte uitslag, zonder rekenfactoren, in kolom C.

Afronden

In de kolommen J en K staan getallen die een rol spelen bij de afrondingen op hele zetels. De rekenwijze is zodanig dat het totaal altijd weer op 150 uitkomt. De details van die afrondingswijze zijn niet zo interessant, omdat de berekening hier voor de duidelijkheid met zetels is gedaan, niet met het aantal stemmen van de verkiezing. Als een dergelijk systeem ooit echt ingevoerd zou worden, zouden de rekenfactoren beter kunnen worden toegepast om de stemaantallen, waarna helemaal aan het eind de restzetels verdeeld worden. Ook in het huidige systeem gebeurt dat al. De details zijn vastgelegd in de Kieswet.

Coalities

Vanaf regel 19 van het rekenblad staan enkele denkbare coalities aangegeven, met in kolom I weer het zetelaantal. Tot mijn verrassing en teleurstelling hebben de berekeningen weinig effect op de regeerbaarheid. De meerderheden die coalities kunnen halen worden iets steviger, maar er komen niet veel meer mogelijkheden voor coalities. Door wat te manipuleren met de factoren is dat wel wat bij te stellen, maar de uitslag moet ook weer geen rekenspelletje worden.

Meer werkbladen

In werkblad ‘Verlies- en kleinheidsstraf’ heb ik de berekening omgekeerd: kleine partijen worden nog kleiner en verliezende partijen krijgen extra straf. Er is nu een iets andere rekenwijze nodig, met extra kolommen, om te voorkomen dat negatieve zetelaantallen ontstaan. Het effect blijkt wel iets groter, maar de partijen die twee zetels hadden, verdwijnen nu helemaal, wat ik principieel onaanvaardbaar vind.

In een derde werkblad, getiteld ‘Tweezijdig’, is ten slotte de aanpak van het eerste en tweede werkblad gecombineerd: er is een bonus op grootte en een malus voor kleinere partijen, er is een toeslag voor partijen met verkiezingswinst maar ook een afslag voor verlies. Het resultaat voor de coalities wijkt echter niet wezenlijk af van de eerdere pogingen.

Conclusie

De berekeningen blijken, althans in dit praktijkvoorbeeld, niet het gewenste effect van een betere regeerbaarheid door eenvoudiger coalitievorming te hebben. We schieten er niks mee op, dus ik trek mijn eigen voorstel in. Maar zie ook Kiezer geeft carte blanche.




Naschrift 7 september:
Ik heb dit artikel aangemeld op NuJij.nl. Daar ontstond een discussie waarin velen wel zinnige kanttekeningen plaatsten.