De laatste tijd is er nogal wat te doen over cookies. Alleen al bij Arnoud Engelfriet verschenen er in korte tijd drie artikelen over:
14 juni 2012 | De cookiewet: ook voor affiliate marketing een probleem |
6 juni 2012 | Werkelijk niemand heeft trek in de cookiewet |
25 mei 2012 | Mag Google Analytics nog onder de cookiewet? |
Het duizelt mij allemaal een beetje. Ik ga er niets over zeggen, althans niet meer dan ik daar in de commentaren al deed.
Dan maar weer een taalzeurdingetje. Dat gaat me makkelijker af.
Op 3 september 2011 realiseerde ik het me blijkens een notitie ook al. En 7 juni 2012 viel mij op dat Arnoud in zijn stuk van 6 juni dingen schreef als: “[...] een weloverwogen beslissing maakt om al dan niet het cookie te accepteren” en “één actief cookie”. Gelukkig wist ik tijdig de neiging te onderdrukken er een off-topic opmerking over te maken. In plaats daarvan maakte ik een notitie die ik nu uitwerk. Dat is veel beter en dat zou ik vaker moeten doen.
(Naschrift 24 december 2015: zie ook Ik deed een ontdekking.)
Is ‘cookie’ dan een het-woord? Voor mijn taalgevoel niet! Ik zou zelf spreken (en ook schrijven, maar de uitdrukking gaat nou eenmaal met ‘spreken’) van ‘de cookie’ (niet ‘het’), ‘die cookie’ (niet ‘dat’), ‘een functionele cookie’ (niet ‘functioneel’) en ‘één actieve cookie’ (niet ‘actief’).
Maar waarom eigenlijk? Een onberedeneerbaar taalgevoel, dat in dit geval dan wel heel raar doet. Want waar komt dat woord ‘cookie’ vandaan?
De woordenboeken Collins 30th Anniversary Edition en Oxford Concise bevestigen mijn vermoeden: het Engelse woord komt uit het Nederlands. In de 18 eeuw ontleend, zegt de Collins.
Zou dat in de tijd geweest zijn dat New York nog Nieuw Amsterdam heette of hadden we dat toen al geruild tegen Suriname? Het was later: die ruil vond plaats in 1674. Maar woordenboeken vermelden het jaar waarin het woord achteraf gezien voor het eerst aantoonbaar gebruikt werd. De eigenlijke ontlening kan best lang daarvoor gebeurd zijn.
Hoe dan ook: het keurige Nederlandse woord is natuurlijk ‘koekje’, maar in Hollandse spreektaal (of noem het voor mijn part dialect) is dat ‘koekie’, wat precies zo klinkt als het Engelse woord, dat eerst ook iets eetbaars aanduidde maar later als computerbegrip bij ons terugkwam.
Alle verkleinwoorden zijn in het Nederlands onzijdig (het-woorden), zo ook koekje of koekie. Waarom is ‘cookie’ voor mijn gevoel dan opeens een de-woord?
Is het logisch een uit het Engels, dat zelf geen woordgeslachten meer kent, overgenomen woord in het Nederlands onzijdig te maken? Is het logisch de eventueel Nederlandse herkomst van het Engelse woord daarin mee te wegen? Bij mij kennelijk niet, bij anderen kennelijk wel.
Maar spelen overwegingen en redeneringen bij zoiets wel een rol? Ik vermoed van niet. Vaak gebeurt die geslachtskeuze waarschijnlijk zomaar, spontaan, en dan soms bij verschillende mensen verschillend. Eigenaardig.
Op 21 juni om 08:43:08 +1000 gaf iemand (die zijn berichten niet laat archiveren in Google) de tip dat ook Microsoft ‘de cookie’ aanhoudt. En dat klopt (waarom had ik niet eerder gekeken?). Het was al in 1999 zo, in de tijd van Internet Explorer 5 en IIS 4. Voorbeelden:
“Weet u zeker dat u de geselecteerde cookie(s) wilt verwijderen?”
“Eigenschap die de onderliggende "magic cookie" aangeeft die wordt gebruikt door de transactiedispenser.”
Ook in 2004, bij Explorer 10, was het zo:
“De cookie kan alleen worden gebruikt voor de site waarop deze is gemaakt.”