Terug

In het Nederlands

In English

Kleuren:
Zwart op wit    Geel op blauw    Laad met nieuwe kleurinstelling


De Deventer moordzaak

Februari 2007

Door H. J. Vonk.

An English translation is available

Het spoor bijster

In de Deventer moordzaak hebben het Hof te Arnhem en klaarblijkelijk ook het Hof te Den Bosch gedwaald.
De basis van deze tragedie heeft een bewijstechnisch en een proces-rechtelijk aspect.
Voor de bewijstechnische kant gaan we terug naar de jaren 1999/2000.

Op 25 sept.1999 wordt aan de Zwolsche weg 157 te Deventer het ontzielde lichaam gevonden van de 60-jarige weduwe Jacqueline Wittenberg.
Haar echtgenoot, de psychiater Wittenberg, was enkele jaren daarvoor overleden.
Aanvankelijk viel de verdenking op haar klusjesman, maar al spoedig richtte de aandacht van het recherche-team IJsselland en het Parket Zwolle/Lelystad zich op de fiscaal-jurist E.Louwes.

Tien dagen voor de moord had het slachtoffer namelijk haar testament gewijzigd.
Louwes werd tot executeur-testamentair benoemd en, op enkele legaten na, zou het hele vermogen naar een nieuw op te richten stichting gaan, vernoemd naar haar man.
Deze Dr. Wittenbergstichting zou de belangen gaan behartigen van zijn ex-psychiatrische patiënten.

Door de plotselinge dood van mevr. W. werd Louwes voor het probleem gesteld: wat te doen met het hem toevertrouwde vermogen.
Storten op een stichtingrekening kon niet. Er was nog geen stichting, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Op advies van de bank werd het geld voorlopig op een rekening gestort op de naam Louwes, maar met de vermelding "Beheerrekening."
Deze terechte handeling werd in het arrest van het Hof te Arnhem in 2000 als motief voor de moord gezien, maar het Hof te Den Bosch liet het motief tijdens de herzieningszitting in 2004 als niet-bewezen vallen.

Met dit veronderstelde motief begon een reeks van aannamen welke, door politionele en justitiële blikvernauwing, ook tunnel-visie genoemd, wel moesten leiden tot veroordeling van Louwes door het Arnhemse Hof.

Op 1 1/2 km afstand van de plaats délict werden in de modder bij een Deventer Hofje een mes en een paraplu gevonden en door het NFI te Rijswijk op sporen onderzocht.
Een geurproef wees Louwes aan als de dader en op basis van financieel motief en mes volgde in 2000 te Arnhem een veroordeling tot 12 jaar.

Echter, zowel hondenteam, als NFI en patholoog-anatoom zaten ernaast.
Geurproeven hebben in noord- en oost Nederland wegens fraude hun rechtsgeldigheid verloren.
Bovendien kon het mes door vorm en afmetingen nooit het moordwapen zijn.
Het lemmet was recht, een bloedafdruk van het echte moordmes op de bloes van het slachtoffer was krom.
De wonden waren 10 cm diep; het lemmet van het mes 18 cm lang..
Het mes was op 10 cm afstand van de punt 2,5 cm breed; de scheuren in de bloes, veroorzaakt door het steken, ca 2 cm breed.
De conclusie: het mes als moordwapen berustte dus ook op incompetentie c.q. fraude, ditmaal van het NFI.

Een volgende aanname waren traject en tijdpad.
Louwes had die avond om 19.00 u in Utrecht de presentielijst voor een studie-bijeenkomst getekend.
Volgens de politie was hij ca 19.30 u buiten het Jaarbeursgebouw in zijn auto gestapt, die drukke koopavond via Hoevelaken langs de E-8 naar Deventer gereden, had daar, kort na 20.30 u, mevr. W. vermoord en was tussen 22.00 u en 22.30 u thuis in Lelystad op de bank neergeploft.
Dit tijdpad, waarbij ook nog alle sporen moesten worden gewist (er zijn noch in het huis van de weduwe, noch op kleren en autobekleding van Louwes sporen gevonden) is fysiek vrijwel onmogelijk.

Deze aanname berust op een telefoontje van Louwes met mevr. W. over een fiscaal onderwerp, kort na 20.30 u en aangestraald door een cell te Deventer.
Time-advance gegevens echter, die exact konden aantonen vanwaar Louwes heeft gebeld, zijn nooit door de politie bij de KPN opgevraagd.
Louwes beweert zelf dat hij richting Harderwijk en Wezep heeft gereden en daarna is afgeslagen naar Lelystad. Hij miste de afslag naar Harderwijk tgv filevorming door een breedtetransport, wat door wegenbouwers is bevestigd.
Hij zou daarna, vanaf afslag 't Harde naar mevr. W. hebben gebeld.
Volgens sommige communicatie-deskundigen kan de cell te Deventer zijn aangestraald door propagatie (een groter zenderbereik door bijzondere weersomstandigheden)
Anderen wijzen op een mogelijke registratiefout. De cell te Deventer had nr. 14501, die bij 't Harde 14801 en deze was kort daarvoor gerepareerd.

De Hoge Raad honoreerde een herzieningsverzoek op basis van het mes dat het moordwapen niet kon zijn en verwees de zaak naar het Gerechtshof van Den Bosch.
Hier begon, naast ernstig bewijstechnisch falen, ook de procesrechtelijke ontsporing.

Dit vereist enige uitleg aan de hand van het wetboek van strafvordering.
In een ernstige en gecompliceerde strafzaak voorziet de wet in bescherming van de verdachte tegen het overwicht van het Openbaar Ministerie, als beheerder van het dossier.
Men spreekt dan van wapengelijkheid.
Daarvoor bestaat het instituut van de Raadsheer-Commissaris, voor wie het eigenlijke Hof tijdelijk terugtreedt.
Deskundigen van de zijde van het OM en de verdediging worden door hem/haar benoemd en beëdigd ivm een onderzoeksopdracht, waarvan schriftelijk verslag bij de RC moet worden ingediend dat beide partijen kunnen inzien. Aan de hand daarvan neemt het Hof de behandeling weer over en treedt de RC terug.
Dit is in Den Bosch niet gebeurd.
De deskundige van het OM was niet een boven omschreven art. 233 deskundige, maar slechts een justitiële ambtenaar, een NFI-laborant, die uit naam van zijn werkgever, Justitie, op 8 dec. 2003 ter zitting mondeling verslag deed van zijn dna-onderzoek, dat hij als burger, geen door een RC benoemde deskundige, had uitgevoerd. Dit is een onrechtmatige daad.
Er is dus sprake van een procesrechtelijke basisfout van het Hof en een bewijsmiddel dat de tenlastelegging niet kan dragen.

Dit dna-onderzoek was overigens het gevolg van de vondst van een bloes van het slachtoffer.
Toen de truc met het mes mislukt was, haalde justitie deze bloes na vier jaar letterlijk van zolder, de zolder van het politiebureau te Deventer.
Deze bloes was, slordig verpakt met andere voorwerpen van de moordscene, onverzegeld rondgezeuld tussen het NFI te Rijswijk en de politiebureaus te Raalte en Deventer, met alle gelegenheid tot contaminatie, c.q. manipulatie.
Hoewel het dna-profiel van Louwes sinds 1999 in de data-bank van het NFI geregistreerd stond, liet de aanklaagster (AG) te Den Bosch, kort voor de zitting in 2003, wangslijmvlies van Louwes afnemen. Kort daarna werd op de bloes dna van Louwes aangetroffen, ingebed in wat men make-upvlekken van het slachtoffer noemde. Dit zag men als de relatie met de moord, hoewel later ook dna van Louwes buiten genoemde vlekken is aangetoond.
De vlekken zijn echter nooit chemisch onderzocht en weken af van de kleur make-up die mevr. W. volgens haar visagiste gebruikte.

De delictrelatie van het dna is ook om andere redenen bestrijdbaar.
Het dna kan tijdens contact tussen Louwes en mevr. W. in de ochtend zijn overgedragen, bijv. door een hand te geven of door een niesbui.
Ook kan de contaminatie van de bloes zijn ontstaan door slordigheden bij vervoer en bewaring, maar vooral door de capriolen die bij het onderzoek met de bloes zijn uitgehaald.(open/dichtgedaan op de plaats delict, binnenstebuiten op een paspop gehangen in een smerige ruimte etc)
Merkwaardig is overigens de verdwijning van het vest, dat het slachtoffer over de bloes heeft gedragen en waarop wellicht sporen van de moordenaar voorkwamen.
In dit kader valt ook minuscule y-chromosomale besmetting van de nagels van het slachtoffer; buiten proporties gezien de gruwelijke geweldsexplosie tijdens de moord.

Een nauwelijks waarneembaar bloedvlekje, aan Louwes toegeschreven, in de binnenkant van de kraag van de bloes is niet een twee drie te duiden.
Met de moord an sich ontbreekt elk logisch verband.
Bij reconstructie onzerzijds, iets wat de politie nooit heeft gedaan, aan de hand van foto's en gegevens uit het journaal, bleek dat het slachtoffer van voren is "bewerkt".
Na een slag op het achterhoofd heeft de dader zich in de hal bij de voordeur op de knieën op de borstkas van de vrouw laten vallen. Daarbij zijn nagenoeg al haar ribben gebroken. Tijdens de verwurging zijn haar strottehoofd, tongbeen en gezicht ernstig beschadigd.
Daarna heeft de moordenaar de waarschijnlijk al dode vrouw ruggelings de kamer ingesleept.
Nadat hij haar onder het portret van haar echtgenoot had gelegd, heeft hij haar nog 7 messteken tussen de ribben toegebracht.

Uit de aard van de moord kan men enkele zaken afleiden.
Er is een relatie tussen de dader, het slachtoffer en haar overleden man.
Het lijkt een rituele moord en een wraakoefening.
De moord wijst op de daad van een psychopaat.
Verband tussen Louwes en het misdrijf is niet te verklaren.

Onderzoek naar een andere verdachte, een bekende van het slachtoffer, is destijds om onverklaarbare redenen stopgezet.
Deze man had echter een motief: hij zou uit het testament van mevr.W. worden geschrapt.
Bovendien heeft hij op de zaterdag toen het lijk gevonden werd, in Arnhem waarschijnlijk een global mes gekocht van het soort waarmee de moord is gepleegd.
Zijn daderkennis bleek uit een gesprek dat hij daags na de moord, voordat het lijk gevonden was, had met een vriendin en de beheerder van het R.K. kerkhof te Deventer.
Telefoongegevens hebben aangetoond dat zijn alibi, verstrekt door zijn vriendin, vals was.
Het tweetal was tijdens de moord niet thuis en ook niet in de sociëteit op de Markt te Deventer.

Een vreemde bijkomstigheid tenslotte is het volgende.
Met het misdrijf hangen twee anonieme briefjes samen.
Het ene is gevonden in de tuin van het slachtoffer en bevatte een excuus voor ontvreemding.
Het andere werd tijdens het onderzoek bij de politie bezorgd en suggereerde dat mevr. W. gigolo's had ontvangen.
Volgens het OM had schriftkundig onderzoek door het NFI niet uitgewezen dat ze door de vriendin van een andere verdachte waren geschreven.
Op de vier afgenomen tests echter stonden de namen van de verbalisanten, vier medewerkers van de Apeldoornse politie. Betrokken agenten wisten er naar eigen zeggen niets van. Het lijkt dat opnieuw door het opsporingsapparaat fraude is gepleegd.


© 2007 H.J. Vonk