Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan |
Gemeenteraad Culemborg
t.a.v. dhr. P.J. Peters en dhr. R. van Schelven Postbus 136 4100 AC Culemborg |
Datum | 21 apr. 2008 |
Ons kenmerk | C/2008010908 |
Onderwerp | Klokkenluider Fred Spijkers |
Naar aanleiding van Uw brief d.d. 17 maart 2008 gericht aan de Minister-President, mr. dr. J.P. Balkenende, ben ik door hem op de hoogte gebracht van de inhoud van voornoemde brief. In de slotzin van voornoemde brief staat vermeld dat U verzoekt orn nader bericht te worden. Gelet daarop wil ik U met deze brief informeren omtrent de uitvoering van de Vaststellingsovereenkomst van 29 november 2002 tussen de heer J.J. Spijkers en de Staat der Nederlanden. In de Vaststellingsovereenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt over een excuusbrief, een Koninklijke onderscheiding, verwijdering van informatie uit de systemen, een financiële genoegdoening, belastinggarantie alsmede het vergoeden van kosten van derden. Ik ga hieronder kort in op deze elementen.
Ik kan U berichten dat op 29 november 2002 door de toenmalige Staatssecretaris van Defensie een excuusbrief is gezonden aan de heer Spijkers. Voorts heeft de heer Spijkers op 27 november 2003 een Koninklijke onderscheiding ontvangen (kamerstuk 28 686, nr. 6).
Voor wat betreft de verwijdering van informatie uit de systemen, de Administratieve Rectificatie als bedoeld in artikel 7 van de Vaststellingsovereenkomst, heeft Defensie ook aan haar verplichtingen voldaan. Thans zijn de documenten die betrekking hebben op de geschillen met de heer Spijkers in depot gegeven bij het Nationaal Archief. Door de stukken af te zonderen van andere archiefstukken zijn deze feitelijk niet meer algemeen toegankelijk (kamerstuk 28 686, nr. 6). De nationale ombudsman heeft in zijn rapport geoordeeld dat met het vorenstaande "recht wordt gedaan aan de bedoeling van de bepaling over de administratieve rectificatie" (Nationale ombudsman, rapport 2006/390).
[ Begin blad 2 ]
De verwijdering van informatie uit de systemen betekent overigens niet dat het wachtgeldrecht van de heer Spijkers onbekend is bij de huidige uitvoerder van de wachtgeldregeling. Er is daar dus een dossier aanwezig. Het wachtgeldrecht van de heer Spijkers is ingegaan op 1 oktober 1993 en is tot en met augustus 1998 uitbetaald. Sinds 1 september 1998 is geen wachtgeld meer uitbetaald, omdat de heer Spijkers sinds die datum de voorgeschreven maandformulieren niet meer retourneerde. De heer Spijkers voldeed daardoor niet meer aan zijn maandelijkse informatieverplichting over eventuele andere inkomsten. Die informatieverplichting is van belang om de hoogte van het wachtgeld te kunnen vaststellen. Het nakomen van deze verplichting is dan ook een voorwaarde voor de uitbetaling van het wachtgeld. Op het moment dat de heer Spijkers de verplichtingen van de wachtgeldregeling nakomt, dat wil zeggen het formulier invult en instuurt, is er geen belemmering om het wachtgeld uit te betalen, (kamerstuk 28 686, nr. 7). Ook de Nationale ombudsman is hier in zijn rapport van 31 oktober 2006 op ingegaan en kwam tot de beoordeling 'behoorlijk' (Nationale ombudsman, rapport 2006/390).
In het licht van het vorenstaande kan ik U wellicht ten overvloede melden dat ook de pensioenrechten van de heer Spijkers bekend zijn bij de huidige uitvoerder van zijn pensioenrechten. Er is dus ook daar een dossier aanwezig. De pensioenrechten van de heer Spijkers zijn gebaseerd op zijn dienstjaren bij defensie en de periode waarin het wachtgeld tot uitbetaling is gekomen. Het pensioen dat de heer Spijkers heeft opgebouwd, kan bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar gewoon tot uitbetaling komen. Als de wachtgeldbetaling kan worden hervat, is ook via die weg weer sprake van reguliere pensioenopbouw.
Voorts kan ik U mededelen dat Defensie de financiële
genoegdoening van een
bedrag van €1.600.000 begin december 2002 heeft betaald
(Nationale ombudsman, rapport 2006/390). Zoals is overeenkomen betreft
de betaling geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade.
Er is hier ook sprake van een netto-betaling. Defensie is de
Vaststellingsovereenkomst in deze nagekomen.
De Nationale ombudsman kwam tot de beoordeling 'behoorlijk'
(Nationale ombudsman, rapport
[ Begin blad 3 ]
2006/390). De heer Spijkers heeft vanaf eind 2002 vrijelijk kunnen
beschikken over het bedrag van €1.600.000.
Defensie is ook de Vaststellingsovereenkomst nagekomen, wat betreft de belastinggarantie. Bij brief van 13 oktober 2005 is Defensie officieel op de hoogte gesteld van de hoogte van de aanslag van de inkomstenbelasting van 2002. Eind juni 2006 heeft Defensie een akkoord bereikt met de belastingdienst over de inkomstenbelasting box 1 over de financiële genoegdoening. De inkomstenbelasting box 1 over de financiële genoegdoening is inmiddels geheel betaald door Defensie. Voorts heeft Defensie onverplicht de inkomstenbelasting box 3 (belasting over inkomen uit sparen en beleggen) 2002 betaald. De Nationale ombudsman stelt dat Defensie ten aanzien van de belastinggarantie zijn verantwoordelijkheid "ten volle heeft genomen" (Nationale ombudsman, rapport 2006/390).
Zoals is overeengekomen in de Vaststellingsovereenkomst is Defensie bereid de vorderingen van de vertrouwensarts en de advocaat te betalen. Tot op heden zijn echter de vragen van de landsadvocaat, over de vraag of de gemaakte kosten van de vertrouwensarts niet reeds gedekt zijn door een ziekenfondsverzekering of dat deze mogelijk de dekking te boven gaan, alsmede de vraag waarom BTW is berekend, niet beantwoord. Over medische dienstverlening is in beginsel immers geen BTW verschuldigd. Ook heeft de landsadvocaat nog geen gespecificeerde rekening van één van de voormalige advocaten van de heer Spijkers ontvangen (kamerstuk 28 686, nr. 6). In het kader van noodzakelijke zorgvuldigheid kan Defensie tot betaling van de vorderingen van de vertrouwensarts en de advocaat overgaan als deze vragen zijn beantwoord en specificaties zijn ontvangen. Ik hecht aan die zorgvuldigheid, omdat Defensie over de betalingen ook verantwoording moet kunnen afleggen.
[ Begin blad 4 ]
Op grond van het bovenstaande concludeer ik dan ook dat Defensie tot op heden de Vaststellingsovereenkomst correct heeft uitgevoerd en daarmee de gemaakte afspraken is nagekomen en ook het voornemen heeft dat in de toekomst te blijven doen.
Net als u, wensen wij dat er rust in deze zaak komt en dat de heer Spijkers gebruik maakt van de gelden waar hij recht op heeft. In deze brief heb ik u uitgelegd wat daarvoor nodig is.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
drs. J.G. de Vries