Diverse berichten gisteren en vandaag over dat het CDA zich boos maakt over een havo-eindexamentekst en er Kamervragen over heeft gesteld aan verantwoordelijk staatssecretaris Sander Dekker (VVD).
Hier als voorbeeld het bericht dienaangaande van de NOS. Het heet “CDA boos over 'vega-tekst' examen”. Er staat een link bij naar de betreffende examentekst Nederlands. Die heb ik aangeklikt maar de tekst heb ik bewust nog niet gelezen. Ik leg straks uit waarom niet.
Als ik kritiek heb, en die heb ik, in dit geval op die Kamervragen van het CDA en het feit dat ze gesteld zijn, wil ik graag de tekst er letterlijk bij hebben, om ongewilde strawman-effecten te vermijden. Het is namelijk niet fair om op basis van half gehoorde radioberichten mensen te gaan bekritiseren terwijl ze misschien wel zelf al nuances aanbrachten die ik aangebracht wil zien en kanttekeningen plaatsten die ik wil plaatsen.
Bij het in het bericht genoemde Kamerlid Geurts vind ik niet de letterlijke vragen, maar wel een bericht. Hij heeft de vragen gesteld samen met collega en partijgenoot Michel Rog. Bij hem vind ik wel de gestelde Kamervragen.
Dat is ook wel logisch, omdat hij CDA-woordvoerder op het onderwerp ‘onderwijs’ is en Jaco Geurts andere aandachtsgebieden heeft. Dat laatstgenoemde toch mede-indiener is, zal wel zijn omdat, zoals de NOS meldde, hij veel klachten van ouders ontving. (noot 21-05) Kan gebeuren. Kwestie van contacten.
Uiteraard ben ik niet de staatssecretaris, maar ik kies de vorm van het toch beantwoorden van de niet aan mij gestelde vragen voor het verwoorden van mijn kritiek op het CDA.
Eerste vraag:
“1. Bent u bekend met de inhoud van het onderdeel begrijpend lezen van het examenvak Nederlands voor havo van dit jaar?”
Mijn antwoord: Nee, nog niet, want ik wil de feitelijke inhoud van die tekst niet op voorhand in het antwoord betrekken. Ik streef naar een principiële beantwoording.
“2. Bent u het met de leden van het CDA eens dat het op zijn zachtst gezegd merkwaardig is dat een interview met professor Roos Vonk in de Volkskrant van 28 augustus 2010, die is berispt door de Radboud Universiteit voor haar onzorgvuldig professioneel handelen, wordt gebruikt voor het eindexamen Nederlands voor havisten? Zo nee, waarom niet?”
Nee. Of de auteur van de betreffende examentekst al dan niet al dan niet terecht is berispt voor wat dan ook, doet niet ter zake.
Het examen heeft als doel na te gaan of de kandidaten begrijpend kunnen lezen. Kunnen ze uit de gedrukte tekst opmaken wat erin beweerd wordt, wat er niet in beweerd wordt, wat de onderlinge verbanden tussen tekstgedeelten zijn, en welke verbanden er eventueel zijn met buitentekstuele werkelijkheden of opvattingen, welke opbouw en structuur de tekst vertoont en wat daarvan de bedoeling is?
De identiteit en mogelijke omstredenheid van de auteur van de tekst is daarbij irrelevant.
“3. Bent u het verder met deze leden eens dat dit temeer merkwaardig is aangezien het gebruikte interview gaat over de moraliteit van het eten van vlees, dat is gebaseerd op het wetenschappelijke onderzoek van Vonk en professor Stapel waarvan in 2011 is gebleken dat het onderzoek is gebaseerd op gefingeerd onderzoeksmateriaal? Zo nee, waarom niet?”
Nee. Zoals reeds gesteld in het antwoord op vraag 2, test het examen het vermogen tot begrijpend lezen. Welke opvattingen de tekst naar voren brengt, op wat voor onderzoeken die gebaseerd zijn en of die onderzoeken wel op echte onderzoeksresultaten berusten, dat doet er allemaal niet toe.
Het gaat om het goed lezen en begrijpen van de tekst. Dat kan even goed met een tekst waar eventueel van alles op valt af te dingen.
Vervolg vraag 3:
“Vindt u het op zijn plaats dat het College voor Examens een tekst gebruikt, voor kinderen in een ontvankelijke leeftijd, waarin vleeseters worden weggezet als asociale en domme mensen? Zo ja, waarom?”
Ja. Het onderwijs moet er mede op gericht zijn leerlingen kritisch te leren denken en niet zomaar alles te geloven of onderschrijven wat ze lezen. Om dat te leren is het belangrijk eerst te leren begrijpen wat er nou werkelijk wel en niet in gelezen teksten staat.
Begrijpend lezen kan dus ook heel goed getest worden met een tekst waar sommige leerlingen het niet mee eens zijn of volgens sommigen, om wat voor reden dan ook, niet mee eens zouden moeten zijn.
“4. Was hier niet op zijn minst een noot of vermelding op zijn plaats geweest waarin zowel van de berisping als van het gefingeerde onderzoeksmateriaal melding werd gemaakt?”
Nee, want dat is irrelevant voor wat het examen moet vaststellen: of de kandidaat in staat is een Nederlandse tekst te lezen en daarbij te begrijpen wat die tekst uitdrukt.
“5. Bent u bereid om het gesprek aan te gaan met het College voor Examens over de keuze van dit interview? Zo nee, waarom niet?”
Nee. Een bewindspersoon is weliswaar eindverantwoordelijk, maar moet zich niet met alle details van alle gedelegeerde taken bemoeien. Het College is heel goed in staat zelf verantwoorde keuzen te maken, dat blijkt waarschijnlijk ook uit dit geval.
[Vanaf nu ben ik weer meer mezelf, en speel ik niet meer voor staatssecretaris. Nou ja, mijn toon was toch al niet echt bewindspersoonlijk.]
Ik ga nu pas de examentekst lezen, om te zien of die geschikt is voor een examen ‘Begrijpend lezen, Nederlands’.
Conclusie: prima geschikte tekst.
Verband met wetenschappelijk onderzoek haal ik er trouwens helemaal niet uit. Het is meer een column met meningen en redeneringen van de schrijfster, Roos Vonk. Ook wetenschappers mogen meningen hebben. Als ze die bij wetenschappelijk onderzoek maar tijdelijk opzij weten te zetten. Dat is niet altijd makkelijk. Maar deze tekst gaat daar helemaal niet over.
En al zou die daar wel over gaan, dan nog maakt dat de tekst niet ongeschikt om er de vaardigheid ‘begrijpend lezen’ mee te examineren.
Een oppositiepartij, wat het CDA momenteel is, moet de regering kritisch volgen. Dat is hun rol, taak en plicht. Maar het stellen van vragen als deze behoort daar naar mijn mening niet toe. Gelukkig hoeven Kamerleden zich grondwettelijk (artikel 67, “De leden stemmen zonder last.”) van mijn mening niets aan te trekken.
Het CDA heeft traditioneel veel aanhang onder christenen en agrariërs, waaronder vleesproducenten en ‑verwerkers. In de examentekst wordt de Bijbelse visie bekritiseerd van de mens als kroon op de schepping, met daarin dieren die aan die mens dienstbaar zijn. Ook is er kritiek op varkenshouders.
Die kritiek vindt het CDA en vinden veel van zijn kiezers niet zo fijn. Begrijpelijk. Een stap verder gaat het dat het CDA in het onderwijs kennelijk liever vooral teksten behandeld wil zien met daarin opvattingen die de partij en haar aanhangers wel prettig vinden.
Ik daarentegen wil dat in het onderwijs allerlei verschillende opvattingen aan de orde komen, inclusief teksten waarin die opvattingen staan, en dat de leerlingen en studenten geleerd wordt daar kritisch over na te denken en dan zelf een oordeel te vormen. Het eerst maar eens goed begrijpen van die teksten is daarvoor een belangrijke stap. Dat is precies wat dit examen testte.
Daarom nogmaals: een prima examentekst. Het College voor Examens heeft zijn werk goed gedaan.
Zie ook deze m.i. zeer relevante tegenvragen van auteur Roos Vonk, waar ze hier via Twitter op wees.
Dat Jaco Geurts mede-indiener van de Kamervragen was, is ook te begrijpen uit het feit dat hij varkensboer is. Tenminste, dat beweerde Roos Vonk op 17 mei op de tv bij Pauw en Witteman, vanaf tijdstip 10m08s.
Het wordt bevestigd, althans dat Jaco Geurts betrokken is of is geweest bij het veehoudersbedrijf (welk soort vee staat er niet bij) van zijn vrouw, op zijn eigen pagina op de site van het CDA. Ik citeer:
“Jaco Geurts (1970) is getrouwd en met zijn vrouw en hun twee kinderen woont hij in Voorthuizen, [...] Het trouwen met een boerendochter maakte het ook mogelijk om in de veehouderij aan de slag te gaan.Als ondernemer (veehouder en rentmeester) en door zijn activiteiten als belangenbehartiger in de agrarische sector heeft hij een breed netwerk opgebouwd, zowel regionaal, provinciaal, in politiek Den Haag en in Brussel.”
Jaco Geurts is dus partijdig en heeft belang bij een positief image van de veehouderij. Daar is niets op tegen. Het is zelfs een wezenlijk onderdeel van de taak van een Kamerlid dat die het belang van groepen in de samenleving vertegenwoordigt.
Wat ik niet juist vind, is het idee dat in het onderwijs ook alleen teksten mogen worden besproken of als examenmateriaal mogen dienen, die zo’n belang dienen. Onderwijs, inclusief taalonderwijs, dient neutraal te zijn en alle opvattingen in de maatschappij bespreekbaar te maken.
19 mei, Maarten Keulemans in de Volkskrant: “'Beste CDA'ers, bent u ooit wel eens van de ratten besnuffeld?'”. Dezelfde vragen staan ook hier.
Zie ook mijn vervolgartikel Roos Vonk: confirmation bias?