Tegemoet

Ik dacht gisteren op de radio iets als dit te horen:

Op de A-zoveel tussen Weetikniet en Ookvergeten kom je een spookrijder tegemoet.

Maar dat zal ik wel verkeerd gehoord hebben of het was een simpele verspreking. Daar gaat het me nou niet om. Waar het me wel om gaat, is dat twee zinnen juist zijn:

‘Op de A-zoveel tussen Weetikniet en Ookvergeten komt je een spookrijder tegemoet.’

en:

‘Op de A-zoveel tussen Weetikniet en Ookvergeten kom je een spookrijder tegen.’

De woorden ‘tegen’ en ‘tegemoet’ lijken best veel op elkaar, je zou haast kunnen denken dat het één een verkorting is van het andere. Maar de keuze maakt de zin heel anders, dus dat zal dan wel niet. Je komt iemand tegen (je = onderwerp, iemand = lijdend voorwerp) en je gaat iemand tegemoet, ofwel die komt je dan tegemoet. De ander is onderwerp, zelf ben je lijdend voorwerp.

Waarom? Weet ik niet, is nou eenmaal zo, zo voel ik dat aan. Zoals bijna alles, bij taal.