Citaat van Lennaert Nijgh, gezongen door Boudewijn de Groot, uit het nummer “Testament”, van de lp “Voor de overlevenden”:
Aan m’n broertje, dat zo graag wil gaan studeren
Laat ik met plezier ’t adres na van mijn kroeg
Waar ’k te veel dronk om een vrouw te imponeren
En daarna de klappen kreeg waarom ik vroeg
Dat heb ik me altijd al afgevraagd, en nou ga ik het eens opschrijven ook: wat betekent dat nou eigenlijk, “Waar ’k te veel dronk om een vrouw te imponeren”? Je kan dat op twee manieren opvatten.
Eigenlijk is het tweede veel logischer. Toch heb ik het idee dat de auteur het eerste bedoelde. Puberale overmoed? Of de tijdgeest? Dit speelt in de jaren 1960. Zou iemand nu nog zo’n tekst schrijven?