Aandoen

Spontaan

Nederlands is een moeilijke taal. Een kleine verandering aan een zin kan de betekenis totaal veranderen. Dat geldt ook voor het ogenschijnlijk tamelijk betekenisloze woordje ‘er’. Een voorbeeld, spontaan vanmorgen uit een gesprek voortgekomen: (klemtoon aangeduid door hoofdletters in VETDRUK).

Zin 1 gaat over kleren. De spreker gaat zich aankleden. Mogelijk eerst de slaapkleren uit, douchen, dan de dagkleren aan. Of nette kleren aan om ergens fraai voor de dag te komen.

Bij zin 2 gaat de spreker maatregelen nemen, een probleem aanpakken, het proberen op te lossen. Een compleet andere betekenis, puur door toevoeging van “er”. De klemtoon verspringt, het werkwoord is ‘doen’ en niet meer ‘aandoen’.

In zin 3 is “er” vervangen door een persoon, “iemand”. Zin 3 zou inhouden dat de spreker geweld gaat gebruiken tegen die persoon. Dat kan letterlijk geweld zijn, maar de zin is vaker ironisch bedoeld. Het geweld is dan figuurlijk, verbaal, of helemaal afwezig waarbij de zin alleen een ongenoegen aanduidt, een ontstemd zijn.

Je zal zo’n taal maar moeten leren. Zelfs met een goed woordenboek is het niet makkelijk de betekenis van zulke uitingen te doorgronden, want je moet maar net weten bij welk woord je moet kijken en waar je daar op moet letten.

Moedertaalsprekers begrijpen spontaan wat bedoeld is, zonder zich zelfs maar te realiseren dat dat begrip helemaal niet vanzelf spreekt, dat het niet op eenvoudige wijze volgt uit de gebruikte woorden.

Later

Letterlijk, figuurlijk, concreet

Zin 3 is vooral figuurlijk bedoeld als die letterlijk zo luidt als genoteerd. Dus met “iemand”, een vaag woord, waarvan de concrete invulling ook uit de context niet duidelijk wordt. In dat geval is de werkelijke betekenis in feite volkomen vreedzaam: niemand wordt echt iets aangedaan. Het woordje “wat” (ook wel ‘iets’) draagt bij aan die vaagheid en daardoor aan het onschuldige karakter.

Concretiseer je dat, dan wordt de teneur weer heel anders: “Ik ga hem een proCES aandoen.”. Het kan dan bij een voornemen of overweging blijven, maar het is ook mogelijk dat de spreker echt een advocaat gaat zoeken om over de mogelijkheden te overleggen.

Woordreductie

Naar aanleiding van een reactie op Facebook op mijn aankondiging van een eerste, kortere versie van dit stukje:

Er” in zin 2 kun je uitspreken als /dər/. Dat zou je kunnen schrijven, hoewel dat niet vaak gebeurt, als «d’r». Maar die uitspraak kan ook ‘haar’ betekenen, een voorwerpsvorm van het vrouwelijk persoonlijk voornaamwoord. Dat wordt ook wel geschreven (en mogelijk door sommigen, maar niet door mij, ook gezegd) als «’r», /ər/.

Zo is zin 2 te veranderen van
2. “Ik ga er wat aan DOEN.” naar
4. “Ik ga ’r wat AANdoen.

Door één teken verschil veranderen betekenis en klemtoon totaal. Zin 4 heeft een betekenis in de sfeer van zin 3, niet van zin 2. De betekenis is concreter, gevaarlijk, minder figuurlijk dan die van zin 3, hoewel de bedoeling ervan in de praktijk meestal zal worden afgezwakt door een wat andere formulering:
Ik kan ’r wel wat AANdoen.
De toevoeging van “wel” geeft dan aan dat het waarschijnlijk niet echt gaat gebeuren. Maar in:
Hij kan haar wel eens wat AANdoen.
ligt dat weer anders.

Zo makkelijk

Alles volkomen logisch en moeiteloos te hanteren voor moedertaalsprekers, zowel passief (begrijpend) als actief (sprekend en schrijvend). Maar voor volgendetaalleerders moeten zulke dingen, die idiomatische wendingen waarmee het Nederlands vol zit, waarvan de taal vergeven is, hondsmoeilijk zijn.

Ik stel voor: denk daar eens aan als zo iemand een fout maakt of een keer wat onbeholpen formuleert.