Burgerinitiatief debat over geldschepping

16 en

Inleiding

De laatste tijd is er weer veel te doen over geldschepping. Er is een burgerinitiatief opgezet om de Tweede Kamer ertoe te brengen het onderwerp op de agenda te zetten.

Acteur George van Houts maakte er in het tv-programma “De Wereld Draait Door” propaganda voor op 13 januari 2015, nadat hij op 4 november 2014 (37m53s, concreter: 40m46s) en 5 november 2012 ook al te gast was over onder andere dit onderwerp. Maar helaas op onduidelijke wijze vermengd met allerlei andere deelonderwerpen.

Het liep storm met de handtekeningen voor het burgerinitiatief, dus het parlement zal de geldschepping binnenkort moeten bespreken. Ik mag hopen dat de financieel woordvoerders van de fracties zelf de kennis in huis hebben om er iets zinnigs over te zeggen. Desondanks laat ik er hier zelf ook maar weer eens mijn licht over schijnen.

Ook de petitie behandelt eigenlijk meerdere onderwerpen door elkaar (hoewel minder dan de tv-items). Daarom volg ik met mijn bespreking niet rechtstreeks de tekst, maar trek ik hieronder citaten over enkele deelonderwerp bij elkaar.

Geldscheppingsprivilege?

Toestemming nodig?

Citaat van de site “burgerinitiatiefonsgeld.nu”:

Private banken hebben het privilege om geld te creëren en vragen rente over het gecreëerde geld.

Dat is onjuist. Beide delen van de zin. Ik bespreek ze apart, dus eerst:

Private banken hebben het privilege om geld te creëren [...]

Banken hebben geen privilege om geld te creëren. En zo’n privilege hebben ze ook helemaal niet nodig. Geldschepping (synoniem: geldcreatie) is namelijk niet iets wat banken bewust en opzettelijk doen. Ook niet iets wat ze kunnen kiezen niet of wel te doen. Want geldcreatie is een automatisch en onvermijdelijk bijeffect van kredietverlening.

Geldcreatie treedt altijd op, zodra een bank een lening geeft aan iemand uit het publiek. Het publiek bestaat uit bedrijven en huishoudens.

Banken kunnen niet een krediet toekennen aan een onderneming of persoon zonder dat geldschepping optreedt. Het maakt dus ook helemaal niks uit of de private banken aan geldschepping mogen doen of niet. Het maakt niet uit of ze het willen of niet, en niet of ze er een privilege toe hebben verkregen, van wie dan ook. Geldcreatie gebeurt gewoon, hoe dan ook.

Geldschepping volgt namelijk uit de definitie van geld (‘geld is vordering van het publiek op banken’) en de ijzeren logica van het dubbel boekhouden (debet en credit).

Ik schreef er eerder over:

Rente vragen over geld?

Dan het tweede deel van het citaat uit de tekst van het burgerinitiatief:

[...] en vragen rente over het gecreëerde geld.

Nee, banken vragen geen rente over geld (rechts op hun balans), ze vragen rente over leningen (links op hun balans). Over geld betalen ze juist rente.

Tegenwoordig meestal nul bij geld op een betaalrekening, en 1% of net iets meer bij spaargeld. Maar banken vragen in elk geval geen rente over geld. Dat zou ook raar zijn: geld is vordering van publiek op banken, ofwel: geld is schuld van banken aan het publiek. Hoe kan een bank geld vragen over zijn eigen schulden? Dat zou de omgekeerde wereld zijn.

Het lijkt wellicht geneuzel van mij om hierover te vallen. Moeten we alle begrippen echt zo precies gaan hanteren en onderscheiden? Is dat niet flauw?

Antwoord: ja, dat moet en het is niet flauw, tenminste als we een zinnige discussie willen voeren over geld en geldschepping. Ik vind het prima als sommige mensen de begrippen een beetje rommelig door elkaar willen gooien; maar die moeten dan niet willen meepraten over geldschepping, want die kunnen ze dan nooit vatten.

Die begrippen, zoals geld en lening, credit en debet, balans, die zijn daarbij namelijk essentieel. Zonder goed begrip daarvan kun je geldschepping niet begrijpen, niet weten wat die wel is en vooral niet is.

Dat de opstellers van de tekst van het burgerinitiatief en een promotor als George van Houts zulke fundamentele begrippen door elkaar halen, laat zien dat ze hun onderwerp niet beheersen. Dat maakt de hele petitie eigenlijk al bij voorbaat ongeldig. Niettemin bespreek ik ook andere delen ervan.

Rechten en plichten

Nog een citaat:

Het recht en de plicht om geld te scheppen behoort principieel toe aan de overheid, niet aan private partijen.

Er bestaat helemaal geen recht om geld te scheppen, en evenmin een plicht daartoe. Zie boven. Geldschepping is een bijeffect van kredietverlening. Van rechten en plichten die niet bestaan is het zinloos te bespreken wie ze moet hebben, de overheid of private partijen. De Tweede Kamer kan dit punt dus in het debat gerust overslaan. [Toevoeging 5 maart 2015: zie echter The Positive Money Proposal, pagina 17 en verder, en pagina 22 en verder.]

Geldschepping is een automatisch en onvermijdelijk bijeffect van kredietverlening door banken aan het publiek. Te veel geldschepping kan inflatie aanwakkeren en te weinig geldschepping (of te veel geldvernietiging) kan de economie verstikken. Daarom is het goed de geldschepping indirect bij te sturen, namelijk te stimuleren of remmen. Dat gebeurt al: door centrale banken. Die werken onafhankelijk van regeringen. En dat moet ook.

Nog een citaat:

Dat recht op geldschepping, zonder dat daar een schuld tegenover staat, behoort principieel toe aan de overheid, die daarmee maatschappelijke doelstellingen kan nastreven zoals prijsstabiliteit, werkgelegenheid, basisinkomen, (duurzame) infrastructuur en/of belastingverlaging. De overheid heeft dat recht echter uit handen gegeven aan private commerciële banken en is daardoor niet in staat (gebleken) om aan haar verantwoordelijkheid voor bestaanszekerheid en spreiding van welvaart gestalte te geven.

Bespreking in delen:

Dat recht op geldschepping, zonder dat daar een schuld tegenover staat, [...]

Dat kan niet. Geld is per definitie: vordering van publiek op banken. Banken hebben een balans die per definitie in evenwicht is. (De balans is in balans, ja, uiteraard.) Een vordering van publiek op bank is een schuld van bank aan publiek, die staat dus rechts op de balans. Links zal hoe dan ook een tegenwaarde moeten staan. Dat kunnen materiële dingen met waarde zijn (gebouwen, computers, goud), of stukjes bedrijf (aandelen), maar veelal zijn het ook diverse soorten vorderingen: obligaties, leningen. Een vordering van een bank is voor iemand anders een schuld.

Dus ja: meer geld (geldschepping) betekent vaak (niet altijd, maar dan ga ik te veel in detail) ook meer schuld. Schuldvrij geld is een illusie, een contradictio in terminis. Schuldvrij geld is een fantasie van dagdromers die hun onderwerp niet begrijpen.

Dat recht op geldschepping [...] behoort principieel toe aan de overheid, [...]

Heb ik net al behandeld: om geldschepping te laten gebeuren heeft een bank niet eerst een recht of privilege nodig, want geldcreatie vindt in bepaalde situaties nou eenmaal gewoon plaats, automatisch. Een recht dat niet bestaat en niet nodig is, behoort aan niemand toe, niet aan banken en ook niet aan de overheid.

[...] recht op geldschepping [...] behoort [...] toe aan de overheid, die daarmee maatschappelijke doelstellingen kan nastreven zoals prijsstabiliteit, werkgelegenheid, basisinkomen, (duurzame) infrastructuur en/of belastingverlaging.

Dit berust op een verkeerd idee van geldschepping. Het kan dus niet. Daar ga ik zo meteen op door.

De overheid heeft dat recht echter uit handen gegeven aan private commerciële banken [...]

Zo’n recht bestaat niet, heeft nooit bestaan en is nooit uit handen gegeven. Geldschepping gaat vanzelf, bij kredietverlening door banken aan het publiek. Wil je niet dat banken aan geldschepping doen, dan moet je ze verbieden krediet te verlenen aan het publiek. Maar dan zijn het geen banken meer. Ze mogen dan trouwens ook geen salarissen meer betalen of computers kopen, want ook dan treedt geldcreatie op.

[...] en is daardoor niet in staat (gebleken) om aan haar verantwoordelijkheid voor bestaanszekerheid en spreiding van welvaart gestalte te geven.“

Geldschepping heeft niets te maken met bestaanszekerheid of spreiding van welvaart. Dit citaat laat wederom zien dat de opstellers en activisten hun onderwerp niet begrijpen.

Tegen deze achtergrond roepen wij het Nederlandse parlement op om:
zich voor deze principiële rol van de overheid uit te spreken en er op aan te dringen dat de overheid het exclusieve recht op geldschepping herneemt door het in circulatie brengen van schuldvrije euro’s;

Onzin, kan niet, zinloze oproep. Zie al het bovenstaande.

Overheid schept geld i.p.v. belastingheffing?

Nog eens een deel uit bovenstaand langer citaat:

[...] recht op geldschepping, [...] behoort [...] toe aan de overheid, die daarmee maatschappelijke doelstellingen kan nastreven zoals [...] werkgelegenheid, basisinkomen, (duurzame) infrastructuur en/of belastingverlaging. [...]

Er staat ook in de petitie:

Tegen deze achtergrond roepen wij het Nederlandse parlement op om:
[...]
2. de euro’s, gecreëerd door een op te richten publiek instituut, zoveel mogelijk in omloop te brengen door het te besteden, [...]

(Het euro’s? Maar dat is een taalkwestie, hier niet relevant.)

Het ironische is nu, dat wat de initiatiefnemers hier zeggen te willen bereiken, allang realiteit is: bij alle overheidsuitgaven treedt al geldschepping op! Evenzo betekent belasting betalen onvermijdelijk het omgekeerde: geld­vernietiging.

Verklaring: net als banken behoort de overheid niet tot het publiek. Het publiek bestaat uit huishoudens (dus gezinnen, personen) en bedrijven.

Geld (in monetaire zin, en daar gaat het om, bij een discussie over geldschepping!) is per definitie: vorderingen van het publiek tegenover banken, ofwel schuld van banken aan het publiek.

De overheid is geen publiek, en heeft dus per definitie in monetaire zin geen geld! Klinkt gek, maar is echt waar.

De overheid heeft natuurlijk wel geld in de alledaagsere betekenis van financiële waarde, geld op bankrekeningen. Zodra nu de overheid iets uitbetaalt – zeg ambtenarensalarissen, uitkeringen, de prijs van een dijkverzwarings­project of een wegverbreding – dan verandert een bezit van niet-publiek (dat daarom monetair geen geld is) in bezit van wel-publiek (dat dus als geld meetelt).

Dan is dus geldschepping opgetreden. Als een persoon of bedrijf belasting betaalt, gebeurt het omgekeerde: geld van publiek (= monetair geld) wordt geld van niet-publiek (= monetair niet-geld). Na afloop is er minder monetair geld, dus was er geldvernietiging.

Door geldschepping of geldvernietiging wordt niemand armer of rijker, want het is allemaal een kwestie van definities, van wat wel en niet meetelt. Het gaat in wezen om de macro-economische statistieken van centrale banken, niet om de huishoudboekjes van overheid, banken, gezinnen of bedrijven.

We zien: bij alle overheidsuitgaven treedt geldschepping op – in de huidige situatie al, daar is geen politieke of economische wijziging voor nodig. Maar dat betekent niet dat de overheid zou beschikken over een ‘geldkraan’ die ze naar believen open en dicht kan draaien. Alle overheidsuitgaven moeten nog steeds gedekt worden door belasting- of premie-inkomsten, of anders worden bijgeleend.

En banken dan?

Private banken hebben ook niet zo’n geldkraan: bij een leninguitbetaling aan iemand uit het publiek treedt geldschepping op, maar toch moet elke lening gedekt zijn en blijven met een inleg, door dezelfde klant of een andere, of door de bank van die andere klant, of door ooit gestort geld van vroege aandeelhouders. Want debet is in totaal gelijk aan credit. Altijd.

Het idee dat banken via de rentemarge geld verdienen met uit het niets gecreëerd geld, is dus letterlijk misschien waar, maar toch misleidend en lasterlijk (tenzij voortkomend uit naïef misverstand). Dat idee suggereert een doelbewuste actie van een soort oplichters, een actie die er in werkelijkheid helemaal niet is: geldschepping is automatisch en het gevolg van een (zinnige en goed hanteerbare!) gelddefinitie. En door geldschepping krijgt een bank niet meer geld, sterker nog, een bank heeft per definitie nooit geld!


18 januari 2015

Een vervolgartikel, nu over prijzen, inflatie, spaargeld, pensioen.


Copyright © 2015 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden.