Via Barracuda kwam ik bij een niet te dieplinken nieuwsbericht van Hans Mauritz, getiteld « Yehudi Moszkowicz: 'Of we effe 2 ton willen schuiven' ».
De toon van die titel vind ik meteen al ongepast, en de tekst vat m.i. het arrest van het gerechtshof onjuist samen, maar dat terzijde, want ik moet eigenlijk geen feiten en meningen vermengen.
In het nieuwsbericht geeft Hans Mauritz een link naar een dus wel te dieplinken sommatie.
Het betreft een brief (fax) van de advocaat van de moeder van het vermoorde meisje Marianne Vaatstra, mr. Yehudi Moszkowicz, aan de advocaat van Hans Mauritz, mr. Heijkant.
Ik zal niet citeren uit de sommatie, omdat ik niet zeker weet of die rechtmatig is openbaar gemaakt, wat voor het citaatrecht wel vereist is (Aw artikel 15a, lid 1 punt 1). Ik mag wel samenvatten wat ik lees en weet:
De rechtbank heeft indertijd in kort geding auteurs Dankbaar en Mauritz verboden het dagboek van Moszkowicz’ cliënte geheel of gedeeltelijk te publiceren in hun boek. De exacte tekst van dat boek was toen nog niet bekend. Aan toch publiceren uit het dagboek verbond de voorzieningenrechter dwangsommen.
Dankbaar en Mauritz zijn in beroep gegaan, vooral tegen de verdeling van kosten van het kort geding. Het hof heeft geconstateerd dat in het inmiddels gepubliceerde boek grote delen van het dagboek staan, maar in een iets gewijzigde vorm. Het hof vind dat een ongeoorloofde bewerking (artikel 13 Aw).
Advocaat Moszkowicz stelt nu dat uit dat oordeel in hoger beroep blijkt, dat het bevel in kort geding is overtreden, zodat de dwangsommen opeisbaar zijn geworden.
Dat vind ik een interessante gedachtegang. Klopt het wel? Ik weet het niet. Maar eens goed kijken wat rechtbank en hof precies schrijven – daaruit mag ik in elk geval wel rechtmatig citeren.
De links naar vonnis en arrest had ik eerder al gevonden.
De rechtbank Noord-Holland op 18 december 2013:
“De voorzieningenrechter
[...]
5.2.
verbiedt [gedaagden] om de inhoud van het dagboek, danwel
delen daarvan, op enigerlei wijze te openbaren, en beveelt
om de reeds gepubliceerde kopieën van (passages uit) het
dagboek van de website www.rechtiskrom.wordpress.com te
(doen) verwijderen en verwijderd te houden,
[...]”
In punt 5.5. zijn dan de dwangsommen vastgelegd.
Uit het arrest van het gerechtshof Amsterdam gedateerd 17 maart 2015 citeerde ik eerder al en nu nogmaals, uit punt 3.3.3:
“Het hof constateert dat het dagboek
van [geïntimeerde] en hoofdstuk 4 van het boek wat betreft
vorm verschillen, met name is het dagboek geschreven in de
ik-vorm en hoofdstuk 4 in de zij-vorm, terwijl de
gebeurtenissen in hoofdstuk 4 in van het dagboek verschillende
woorden zijn weergegeven. Wat betreft verhaallijn,
gebeurtenissen, personen, plaats, tijd en (dus) inhoud bestaan
echter in hoge mate overeenkomsten tussen het dagboek en
hoofdstuk 4.
[...]
Het voorgaande in onderlinge samenhang en verband beoordeeld
brengt met zich dat hoofdstuk 4 van het boek zodanige
overeenstemming met het dagboek van [geïntimeerde] vertoont,
dat het hiervan een ongeautoriseerde bewerking is en niet
als een nieuw oorspronkelijk werk kan worden
aangemerkt.”
Ook staat in het arrest:
“Het hof:
[...]
4.1 vernietigt het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter
in de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2013, voor zover
[...]
- de vordering van [geïntimeerde] tot een verbod van publicatie
van hoofdstuk 4 van het boek en vernietiging van reeds gedrukte
exemplaren van hoofdstuk 4 van dit boek is afgewezen (gedeelte
5.9 bestreden vonnis);
”
En ook:
“4.2. en opnieuw rechtdoende:
[...]
a) verbiedt [appellanten] om hoofdstuk 4 (‘[[... ]]’s
dagboek’) van het boek te (doen) publiceren en
(b) veroordeelt [appellanten] om binnen vier weken na het wijzen
van het onderhavige arrest alle reeds gedrukte exemplaren van
het boek, indien en voor zover hoofdstuk 4 daarin voorkomt,
op hun kosten te (doen) vernietigen onder afgifte aan (de
advocaat van) [geïntimeerde] van een schriftelijke verklaring
van de uitvoerende instantie dat tot volledige vernietiging
is overgegaan,”
Het gerechtshof vindt dus, dat hoofdstuk 4 “een ongeautoriseerde bewerking is” van het dagboek “en niet als een nieuw oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt”, en dat daarom alle boeken met hoofdstuk 4 erin moeten worden vernietigd.
De vraag is: betekent dat oordeel in het arrest, dat het verbod van de voorzieningenrechter “om de inhoud van het dagboek, danwel delen daarvan, op enigerlei wijze te openbaren” is overtreden?
Oorspronkelijk dacht ik dat punt 5.2 van de voorzieningenrechter ging over het letterlijk publiceren van stukken tekst uit het dagboek, en dat dat dus iets anders is dan het uitbrengen van een ongeautoriseerde bewerking, wat overigens ook niet mag, maar volgens een ander artikel uit de Auteurswet.
Maar nu ik het allemaal op een rij zet en zie dat er in december 2013 stond “de inhoud van het dagboek” en “en op enigerlei wijze [...] openbaren”, zie ik het toch somber in voor Dankbaar en Mauritz.
Ik neem aan dat hier uiteindelijk weer opnieuw een rechter naar gaat kijken? Heet dat een executiegeschil? Ik ben benieuwd naar de uitkomst.
© 2015 R. Harmsen, alle rechten voorbehouden, all rights reserved