“Wij van het parlement adviseren het parlement”

Inleiding

Ik zocht laatst het e-mailadres van Pieter van Geel, fractievoorzitter van de TK-fractie van het CDA, om te reageren op zijn voorstel in de pers om een parlementaire enquête te houden over vervlechting onder-/bovenwereld.

Op de site van de Tweede Kamer vond ik geen adres. Daarom heb ik die reactie maar gestuurd aan het adres dat ik vond op de partijwebsite:
.

Later stuurde ik o.a. aan dit adres ook een tekstversie van mijn artikel van 12 november jl. Dit keer kreeg ik zowaar een antwoord dat misschien min of als een inhoudelijke reactie te beschouwen is.

Hieronder treft u dit antwoord aan, met ertussen mijn reacties. Dit alles heb ik eerder ook al per e-mail gestuurd aan het adres waar het vandaan kwam, en aan andere leden van de Tweede Kamerfractie van het CDA.


14:06 14-11-2007 +0100, CDA Publieksvoorlichting:
Hartelijk dank voor uw mail.

Omgekeerd dank ik u even hartelijk voor uw antwoord.

Allereerst mijn erkentelijkheid voor het feit dat u nu eens serieus ingaat op de inhoud van het artikel dat ik u toezond. Helaas gebeurt dat in de correspondentie met de Tweede Kamer maar zelden. Meestal wordt immers volstaan met standaardfrasen.

Uw mail vind ik wel enigszins warrig maar de essentie is duidelijk.

Mogelijk komt dat voor een deel doordat de versie die ik u van mijn artikel toezond, puur de tekst bevatte, maar niet de verwijzingen in de vorm van hyperlinks. Op mijn website, op het adres http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2071113.htm , staat een duidelijker weergave van hetzelfde artikel.

Ook wijs ik erop dat dit artikel deel uitmaakt van een serie van inmiddels 56 artikelen. Een overzicht daarvan treft u aan op http://rudhar.com/politics/devmrdzk/devmmenu.htm . Een selectie daaruit, van artikelen die specifiek betrekking hebben op het hier aangesneden aspect "schrijfproeven", is te vinden op http://rudhar.com/politics/devmrdzk/thema/schrijf.htm . Wellicht dat in de context van deze andere artikelen, en via het gericht volgen van enkele in de artikelen genoemde hyperlinks, de problematiek wat duidelijker wordt.

Volgens art. 127 wet op de Rechterlijke Organisatie kan de minister algemene en bijzondere aanwijzingen geven bij de uitoefening van taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie. Er loopt een duidelijke hierarchische lijn van minister naar het Om, te weten het College van Procureurs-generaal en van het College naar de Parkethoofd en daar werkzame ambtenaren.

Ook in een concreet geval kan de minister een aanwijzing geven over opsporing of vervolging.

Het doet mij groot genoegen dit te lezen. Het stemt overeen met het idee dat ik zelf had van hoe de dingen in een rechtsstaat georganiseerd dienen te zijn. Wat u beschrijft geeft de hiërarchische verhoudingen weer, van de minister van Justitie tot aan het concrete vervolgings- en onderzoeksbeleid. Daarbij kan en mag de minister zich uiteraard niet met elk detail bemoeien, de lagere niveaus hebben een eigen verantwoording en beleidsvrijheid. Maar in essentie staat de hele gezagspiramide toch onder leiding van de minister van Justitie, en uiteindelijk ook van de minister-president.

Omgekeerd betekent dat natuurlijk ook een verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht van beneden naar boven. Dat betekent dat als het op een lager niveau (veel lager of iets lager) misgaat, de minister wel degelijk verantwoordelijk is. Ook kan en moet de Tweede Kamer de minister(s) dan op die verantwoordelijkheid aanspreken. We zien echter in de praktijk dat:

Voorbeelden hiervan:
http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2071012a.htm
http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2070828.htm

Ook de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken zijn door burgers vele malen op deze kwestie gewezen, maar de briefschrijvers hebben nooit een bevredigend antwoord ontvangen, als er überhaupt al antwoord kwam.

Men kan zich dus wenden tot het College wenden met een klacht over niet vervolging /

Dat wordt in dit geval moeilijk. De voorzitter van het College van procureurs-generaal is zoals u ongetwijfeld weet de heer Brouwer. Maar juist hij is een van de aangeklaagden in de aangifte waar het hier over gaat. Deze aangifte kunt u hier lezen: http://deventermoordzaak.com/documenten/20071008Aangifte.pdf. Bij hem klagen over het niet behandelen van een aangifte is dus “de vos vragen wie de kippen heeft opgevreten”, of ook “de slager keurt zijn eigen vlees”.

Ook zijn hierover aan de heer Brouwer al diverse malen (open) brieven gestuurd, die hij echter nooit beantwoord heeft. U ziet er hier enkele van: http://jfkmurdersolved.com/emailbrouwer.htm.

/ of tot de minister mocht men vinden dat ten onrechte niet wordt vervolgd.

Vijf vroegere en huidige ministers (Donner, Remkes, Hirsch Ballin, Ter Horst, Balkenende) zijn over deze kwestie, over een periode van bijna anderhalf jaar, al diverse malen langs allerlei wegen (e-mail, gewone brief, open brief) benaderd, maar er wordt eenvoudigweg niet geluisterd en niet inhoudelijk gereageerd.

Ook kan men de ministeriele verantwoordelijkheid activeren door zich tot het parlement te wenden.

Even voor de goede orde. Ik stuurde mijn artikel http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2071113.htm aan het adres
(in een poging fractievoorzitter Van Geels te bereiken, want die heeft zelf geen e-mailadres), en ook aan diverse individuele Kamerleden, waaronder enkele van het CDA. Uw antwoord kwam eveneens van het adres .
Dat is dus in wezen de Tweede Kamerfractie van het CDA. Als u mij als Tweede Kamerfractie van het CDA adviseert mij te richten tot het parlement, is er dan geen sprake van een ernstig geval van "kastje naar de muur", "kip en ei", "eindeloze programmalus", "oneindige recursie"? Of begrijp ik nu iets verkeerd?

Ik wend me tot het parlement en krijg de raad me tot het parlement te wenden! Zo komen we toch niet verder, vindt u wel?

Ook kan men de ministeriele verantwoordelijkheid activeren door zich tot het parlement te wenden.

Activeren? Het parlement is te ACTIVEREN?!? Denkt u dat werkelijk? Ik weet inmiddels wel beter: http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2070420.htm .

Als een lid van het OM wordt verdacht van een strafbaar feit wordt hij/zij op dezelfde manier behandeld als een gewone burger en gelden de normale voorwaarden voor een vervolging.

Dat is de schone theorie. De praktijk is anders. Een aangifte moet namelijk worden ingediend, of komt uiteindelijk terecht bij een officier van justitie. Het OM is één, zei een rechter (daar ging mijn artikel over, weet u nog? http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2071113.htm ), dus voorzover de betreffende ovj al niet rechtstreeks zélf de aangeklaagde is (bijna een jaar geleden was dat zo, met Mr. Vast, zie hierover http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2061219.htm ) is het wel een collega van de aangeklaagde(n). En omdat de OM één en ondeelbaar is, is hij of zij dat dus in wezen ook zelf.

Dat was nou juist het kernpunt van mijn artikel. U schreef eerder in uw e-mailantwoord:

Uw mail vind ik wel enigszins warrig maar de essentie is duidelijk.

Ik vrees dat nu blijkt dat de u die essentie toch niet begrepen had. Misschien is aan te raden het artikel nog eens opnieuw te lezen. http://rudhar.com/politics/devmrdzk/2071113.htm .

Soms kan men onder omstandigheden ook een klacht indienen bij de Ombudskamer van de Hoge Raad te klagen over de wijze waarop een ambtenaar van het OM of rechterlijk college zich tegenover hem heeft gedragen.

Wat zijn die omstandigheden? Goed, dat is vast wel ergens na te vragen. Kunnen we zelf doen.

Wel blijkt uit uw laatste advies dat u de zaak vooral opvat als een verkeerd gedrag van het OM tegenover een bepaalde concrete persoon. Daar is zeker ook sprake van, maar voor mij is dat niet de essentie van de zaak. Waar het namelijk in wezen om gaat, is de vraag "kunnen wij het OM nog wel vertrouwen, kunnen wij erop rekenen dat zij eerlijk en gewetensvol te werk gaan, op zoek naar de echte waarheid?". Er zijn sterke aanwijzingen dat dat soms (of vaak?) NIET het geval is. De kwestie "schrijfproeven" (zie http://rudhar.com/politics/devmrdzk/thema/schrijf.htm ) is daar een heel concreet voorbeeld van, met duidelijke, harde feiten als aanknopingspunten.

Het is mijn mening dat als er zulke ernstige twijfels bestaan aan de integriteit van het Openbaar Ministerie en de politie, de Tweede Kamer onverwijld in actie dient te komen, en de verantwoordelijke ministeries indringend moeten aanspreken op hun eindverantwoordelijk voor wat de diensten lager in de hiërarchie gedaan of nagelaten hebben.

In werkelijkheid echter vraag ik al bijna een jaar (mijn eerste artikel is van 19 december 2006, en toen speelde het al een tijdje) de Tweede Kamer hier iets aan te doen – en ik ben bepaald niet de enige – en er wordt helemaal NIETS mee gedaan. Hoe kan dit?

Met vriendelijke groet,
--
Ruud Harmsen, http://rudhar.com