Naar de letter niet onjuist

(maar naar de geest?)

Kort geding om persbericht

In het kort geding waarin de rechter op 24 april 2007 uitspraak deed, eiste Maurice de Hond – ik citeer uit de uitspraak – :
“[...] dat het OM wordt geboden om een aanvullend persbericht te doen uitgaan waarin wordt vermeld dat de mededeling in het persbericht van 13 juni 2006 inhoudend dat het door M.W. bevestigde alibi van De J. spoort met de telefoongegevens, onjuist is.”.

In dat persbericht van 13 juni 2006 stond:
“Deze verklaringen sporen met de gegevens over het onderlinge telefoonverkeer die destijds door de politie zijn verzameld.”

Dit woord ‘onderlinge’ is cruciaal. Dit leidt ertoe dat de rechter oordeelt dat het persbericht “naar de letter niet onjuist” is. Op basis daarvan, en van een afweging van het eventuele belang van eiser bij een rectificatie, wijst de rechter de vordering af.

Mild

De rechter is opvallend mild over het OM, met formuleringen als:
“De mededeling dat hun verklaringen ‘sporen met de gegevens over het onderlinge telefoonverkeer die destijds door de politie zijn verzameld’ lijkt dan ook niet helemaal op haar plaats.”
en:
“In het licht van de aandacht die De Hond hiervoor eerder gevraagd heeft, had het OM hier in het persbericht nauwkeuriger mee kunnen omgaan. Niettemin moet met het OM de conclusie worden getrokken dat het persbericht op dit punt naar de letter niet onjuist, maar hooguit onvolledig is.”

Moreel

Juridisch klopt dit misschien allemaal wel. Wat de rechter echter niet doet, is nagaan waarom dat zo cruciale woordje ‘onderlinge’ in het persbericht stond. Je zou kunnen zeggen dat de rechter niet naar het motief keek, al is ‘motief’ een woord dat eerder in het strafrecht thuishoort, en dit kort geding was natuurlijk civielrechtelijk.

Ik probeer me over dat motief wel een idee te vormen en kom dan tot een heel ander moreel oordeel dan het juridische oordeel van de rechter.

Letterlijk

In de dagen voor de uitspraak begreep ik uit diverse fora al dat ik het waarschijnlijk verkeerd had voorspeld en dat Maurice de Hond het kort geding zou gaan verliezen, omdat het persbericht strikt letterlijk genomen wél klopte. Zo schreef op 15 april iemand op het weblog van Maurice (mirror):

“Net zoals het alibi van de beiden wel overeenkwam met het onderlinge telefonische verkeer. Dat is ook strikt genomen geen leugen van het OM. Want dat telefoontje van 20.20 [...] is geen onderling telefoonverkeer [...].”

Op Free Forum, waar zich vooral critici van Maurice de Hond verzameld hebben, schreef Jan Calis onder andere:

Die zelfde stijl is ook herkenbaar in het trouwens op zich wel uitvoerige persbericht van 13 juni. En komt bv. ook tot uiting in de mededeling dat de verklaringen consistent zijn met het onderlinge telefoonverkeer - zonder dat ze er bij zeggen dat de telefoongegevens van Meike niet consistent zijn met het tijdstip waarop zij volgens haar verklaring in de soos zou zijn aangekomen.”

Die tekst blijkt bij nader inzien dus juist heel precies geformuleerd te zijn (komt vaker voor bij teksten van het OM).”

Wat de subtiele formulering betreft: ik ga er van uit dat dit welbewust is gekozen, in het besef dat de verklaring van Meike op het punt van de tijdlijn niet kon kloppen.
Maar dat maakt het persbericht niet misleidend. Het persbericht heeft het niet doen voorkomen alsof het nu helemaal in orde was met het alibi. Integendeel: het suggereert op zijn zachtst gezegd dat het alibi niet waterdicht is.”

(N.B. Jan Calis heeft me eerder terecht verweten dat ik kort uit zijn betogen citeerde, en die citaten uit het verband haalde. Ik roep daarom iedereen op de context ook volledig te lezen. Daarom heb ik ook steeds dieplinks aangebracht naar de vindplaats op het forum waar ze gepost zijn.)

Welbewust

Ook ik denk dat OM het persbericht heel zorgvuldig heeft geformuleerd, en welbewust dat woord onderling erin heeft gezet, omdat ze wisten dat er ook niet-onderling verkeer was, dat ook het gewijzigde alibi ontkrachtte. Dat zegt iets over de bedoeling van het OM bij het oriënterend vooronderzoek: niet waarheidsvinding, niet het serieus ingaan op de door Maurice de Hond aangedragen zorgen en bevindingen, maar integendeel het toedekken van de waarheid (wat die ook moge zijn) en het in de gevangenis houden van Ernest Louwes. Hij moet de dader zijn, hoe dan ook, ongeacht de feiten, en naar andere verdachten mag niet serieus gekeken worden. Dat was en is de insteek van het OM. Het oriënterend vooronderzoek was een doofpot, met als doel de lastige Maurice de Hond stil te krijgen.

Van belang is ook dat in het volledige rapport van het oriënterend vooronderzoek, waarvan het persbericht een samenvatting zou moeten zijn, het voorbehoud “onderling” niet gemaakt was. Daar stond namelijk:

“De destijds door De J. en M.W. gedurende het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen kloppen niet met de gegevens omtrent het onderlinge telefoonverkeer. De recente verklaringen van M.W. in januari, februari en mei 2006 en de verklaring van De J. van mei 2006 schetsen een beeld dat wel past hij de gegevens omtrent het telefoonverkeer in de avonduren van 23 september 1999.”

Dit rapport is niet publiek gemaakt, maar alleen ter beschikking gesteld aan de verdediging van Louwes. Het persbericht stemde op dit punt dus niet overeen met het rapport.

Twee maten

In het persbericht van 13 juni 2006 stond ook:
“Het onderzoeksteam wijst er overigens op dat uit het enkele ontbreken van een waterdicht alibi niet de conclusie voortvloeit dat de beweerde dader dus bij de moord betrokken is geweest.”

Dat is helemaal juist. Alleen laat het zien hoe het OM met twee maten meet: bij de ene verdachte is een niet-kloppend alibi niet zo'n punt; bij de andere worden verklaringen die het alibi konden bevestigen buiten het dossier gehouden. Ook hier is het doel voor mij duidelijk: Louwes moet de dader zijn, hoe dan ook, naar andere verdachten mag niet serieus gekeken worden.

Vooraf

We zitten opgescheept met een OM dat het niet aan de rechter overlaat om te bepalen wie schuldig is, maar dat zelf vooraf bepaalt wie de dader moet zijn, en dan – met uitsluiting van elke andere mogelijke verdachte, ongeacht de eventuele aanwijzingen daartegen – zich erop richt het benodigde bewijs passend te maken, en te houden.