Getrouwd zijn doe je meestal zelf

Overheidsinfo

Op een informatiepagina van de rijksoverheid die ik op 8 augustus dit jaar bezocht, getiteld “Wat is het verschil tussen versterferfrecht en testamentair erfrecht?”, staat te lezen:

Als u als erflater bent getrouwd en geen kinderen heeft, is uw echtgenoot de enige erfgenaam.

Als u niet bent getrouwd, maar wel kinderen heeft, dan zijn uw kinderen de erfgenamen. Zij erven zij ieder een gelijk deel.

Op zich al vreemd dat de “u” uit deze teksten, tot wie die zich dus kennelijk richten, op het moment dat de kwestie zich voordoet, al overleden is. Maar goed, iemand kan dit ook vooraf lezen, bijvoorbeeld bij de overweging al dan niet een testament te maken. Daar gaat de pagina ook over. Toch wel logisch dus.

Over die formuleerkeuze wilde ik het niet over hebben. Ook niet over “Zij erven zij”, wat ongetwijfeld een tikfoutje is. [24 april 2014: is inmiddels verbeterd].

Woordvolgorde

Het gaat me erom dat die volgorde “bent getrouwd” hier naar mijn opvatting fout is. Er had twee keer ‘getrouwd bent’ moeten staan. Het is zelfs zo fout, dat het iets betekent wat niet bedoeld is.

Bepalend voor het bepalen van de erfgenamen is namelijk, denk ik toch, de al dan niet gehuwde status van de erflater op het moment van overlijden. Als iemand wel getrouwd is geweest, maar later gescheiden is, of de echtgenoot is overleden, dan is de ex-echtgenoot of zijn de erven van de overleden echtgenoot, naar ik aanneem, niet meer mede-erfgenaam van de nu overleden persoon. Of toch wel? Bij pensioenen is dat soms wel zo. Maar dat lijkt me een andere kwestie dan erfrecht.

De hier gebruikte volgorde “bent getrouwd” kan alleen een handeling of ondergane gebeurtenis aanduiden, en niet een toestand of situatie. Daarom is die volgorde fout.

Drie keer anders

Er zijn bij het woord ‘getrouwd’ in feite drie gevallen te onderscheiden:

  1. ‘Trouwen’ als overgankelijk werkwoord. Het gaat dan om de ambtenaar van de burgerlijke stand, of bij een kerkelijk huwelijk een dominee of pastoor, die het paar in de echt verbindt, die het paar trouwt.

    Voltooide vorm: ‘Zij heeft het stel getrouwd.’

    Duits: ‘Sie hat das Paar getraut.’

  2. ‘Trouwen’ als onovergankelijk werkwoord. Het gaat nu over de aanstaande echtelieden zelf, die trouwen met elkaar.

    Voltooide vorm: ‘Ze zijn getrouwd.’

    Duits: ‘Sie haben geheiratet.’

  3. ‘Getrouwd’ als bijvoeglijk naamwoord, dat de situatie, de toestand, aangeeft van het geen vrijgezel zijn.

    Voorbeeld: ‘Ze zijn getrouwd.’

    Duits: ‘Sie sind verheiratet.’ (Er bestaat ook een Duits werkwoord ‘verheiraten’, naast ‘heiraten’. Dat laat ik even buiten beschouwing, aangezien het nu primair om het Nederlands gaat.)

Merk op, dat ik zowel in geval 2 als 3 als voorbeeld geef ‘Ze zijn getrouwd’, terwijl de betekenis verschillend is: bij punt 2 een handeling (actief, van de huwelijkspartners zelf) en bij punt 3 een toestand.

Perfect passief

Om het nog ingewikkelder te maken, kun je ook situatie 1 in het passief zetten en daarvan de voltooide tijd nemen:

De dominee heeft het paar getrouwd.
Het paar is door de dominee getrouwd (geworden).’
(met weglating van de oorspronkelijke actieve partij)
Het paar is getrouwd (geworden).
(zonder het zinloze woord ‘geworden’)
Het paar is getrouwd.

Voor het zinnetje ‘Ze zijn getrouwd’ hebben we nu dus, naast de actieve handeling en de toestand, ook nog de betekenis van een passieve handeling: het ondergaan hebben van een gebeurtenis, van de handeling van de trouwende gemeentelijke ambtenaar of kerkelijke functionaris.

Alle drie die betekenissen kunnen voorkomen in een bijzin, en dat heeft invloed op de toegestane volgordes, op de mogelijke plaatsing van de persoonsvorm: bij punt 3 kan de persoonsvorm (dat dan een koppel­werkwoord is, geen hulp­werkwoord) alleen achter het deelwoord staan. In de gevallen 1 en 2 mag het hulpwerkwoord (nu geen koppelwerkwoord) zowel ervoor als erachter.

Drie keer anders (2)

Het woord ‘getrouwd’ heb ik al twee keer eerder behandeld, namelijk in deel 4 en deel 6 van deze serie. Ik zat toen nogal te twijfelen. Nu niet meer. Aan de hand van bovenstaande drievoudige onderscheiding kunnen we eenvoudig nagaan wat juist is en wat onjuist.

Vier

In artikel 4 was de zin:

Ja, het feit is dat ik vandaag op de kop af 17 jaar ben getrouwd.

Dit is situatie 3, alleen achterplaatsing is mogelijk, de zin is fout. In de alternatieve zin die ik daar noemde, met een ingevoegd woord ‘geleden’ wordt het situatie 1 of 2 en dan mag vooropplaatsing wel ook.

Zes

In artikel 6 was de zin:

Vier van de tien baby’s die vorig jaar zijn geboren, hadden ouders die niet waren getrouwd.

De situaties 1 en 2 kunnen hier in principe ook, vandaar dat ik later vond dat de vooropplaatsing van het hulpwerkwoord toch toelaatbaar zou zijn geweest. Maar naar de betekenis is het veel waarschijnlijker dat situatie 3 bedoeld is, en dan is het, zoals het er staat, toch fout.

Het hangt er dus vaak ook vanaf, wat de schrijver precies bedoelt uit te drukken. Als die schrijver tenminste uitgerust is (mogelijk ook is uitgerust, door schepper of natuur) met een daarvoor voldoende subtiel taalgevoel en ‑bewustzijn.

Eenentwintig

Hier in artikel 21 zijn de zinnen:

Als u als erflater bent getrouwd en geen kinderen heeft, is uw echtgenoot de enige erfgenaam.

Als u niet bent getrouwd, maar wel kinderen heeft, dan zijn uw kinderen de erfgenamen. Zij erven zij ieder een gelijk deel.

Dat kan m.i. alleen maar situatie 3 zijn, dus deze zinnen zijn fout.


Copyright © 2012 R. Harmsen. Alle rechten voorbehouden, all rights reserved.