Even na zessen

Het is voor mijn gevoel ‘vijf voor zes’, ‘tien voor zes’, ‘kwart voor zes’ en dergelijke, maar ‘tegen zessen’, ‘even voor zessen’, ‘vlak na zessen’, ‘rond de klok van zessen’. Hetzelfde met andere uren, zelfs ‘tegen enen’.
Vanwaar deze meervoudsvorm? Waarom wel bij uitdrukkingen die een kort tijdsbestek aanduiden, en niet (of niet meer?) bij andere, exactere tijdsaanduidingen?
Het WNT (Woordenboek der Nederlandse taal) geeft als definitie van ‘halfzeven’: een half uur na zessen, en halfacht is een half uur na zevenen, dus ik ben niet de enige die dit zo aanvoelt.

Is het wel echt een meervoud, of misschien eerder een oude naamvalsvorm (datief? accusatief?)? Verband met ‘Te elfder ure’? Houdt de -en van ‘gisteren’ (ook wel ‘gister’) hier misschien ook verband mee?

De uitdrukking ‘van zessen klaar’ heeft volgens de Taaladviesdienst van het Genootschap Onze Taal betrekking op een paard met vier goede benen en twee goede ogen. Ook het WNT meldt dat onder trefwoord ‘zes’. Dat zou dan niets te maken hebben met dat andere ‘zessen’.

Na beter zoeken vind ik toch een verklaring voor ‘zessen’ in het WNT. Het is inderdaad een verbogen vorm, geen meervoud. Ik citeer:

4) Als zelfst. telw. substantivisch gebruikt in den verbogen vorm na een voorz. of vnw. a) In een tijdsbep. voorafgegaan door een voorz.: zes uur. || Het is nv bi sessen: il est maintenant pres de six, V. BERLAINMONT A ij vº [1536]. — Guillaeme Weydts was gheboeren op maendach iij maerte tusschen den vyven [ende] den zessen voer de noene anno 154[7], WEYDTS in Med. V.A. 1969, 7 [eind 16de e.].
[...] enz. enz.

De taaladviesdienst van het Genootschap onze Taal gaf me desgevraagd nog de tip dat het verschijnsel in het WNT in het lemma ‘acht (V)’ het duidelijkst uitgelegd staat, o.a. zo:

De vorm achten is (evenals vieren, vijven enz.) een overblijfsel van de verbuiging, die de telwoorden in alle oude Duitsche talen plachten te volgen, wanneer zij absoluut of zelfstandig werden gebruikt. Zij werden dan beschouwd als zelfstandig staande bijvoeglijke naamwoorden in den meervoudsvorm, en als zoodanig verbogen. [...] Ook in ’t Mnl. werd in dat geval viere, sevene, tiene gezegd, tegenover vier, seven, tien, vóór een znw. geplaatst.